ontmoetingen
Christine D'haen
interprovinciale prijs voor poëzie
Vooral sedert de driejaarlijkse staatsprijs voor poëzie voor velen van zijn waarde heeft ingeboet, is men meer belang gaan hechten aan de vijfjaarlijkse interprovinciale prijs. Deze werd voor de periode 1956-1960 toegekend aan de jonge dichteres Christine D'Haen voor haar bundel Gedichten, verschenen in 1958 als achtendertigste deel van De Ceder, bij J.M. Meulenhoff te Amsterdam. De jury bestond uit de heren Best. Afgev. Devos (voorzitter) en Marcel Brauns, Debaene, André Demedts, Gaby Gyselen, Jan Peeters en Anton van Wilderode. De prijs werd uitgereikt op 1 april in het Provinciaal Gebouw te Brugge. Anton van Wilderode sprak de huiderede uit.
Christine D'Haen, geboren te Sint-Amandsberg 1923, behaalde te Gent het licentiaat in Germaanse talen; zij ging daarna nog twee jaar hoofdzakelijk wijsbegeerte studeren te Amsterdam om zich ten slotte te Edinburgh gedurende een jaar in de anglistiek te vervolmaken. Zij is thans lerares in de Rijksnormaalschool voor meisjes te Brugge. Haar eerste verzen verschenen reeds in 1946 in Dietsche Warande en Belfort, en verwekten onmiddellijk grote belangstelling evenals elders verschenen gedichten, die in de bekroonde bundel zijn opgenomen. Sedertdien verschenen nog: Grafschrift voor Kan. Jos Dochy (D.W. en B: en West-Vlaanderen), Zee-interludium (D.W. en B.), Puella ludit, Geboorte en doopsel van Sylvester-Livinus, en Tiende grafdicht voor Kira van Kasteel (NVT).
Christine D'Haen publiceert uiterst weinig; het gaat telkens om tamelijk lange gedichten, die zeer traag ontstaan zijn en met de grootste zorg afgewerkt. Haar essayistische arbeid beperkt zich vooralsnog tot studies over Kafka (NVT) en Achterberg (D.W. en B) en over de dichtkunst (Vl. Gids); deze laatste studie had een voordracht voor een kunstkongres van de VKSJ als uitgangspunt, omgewerkt voor de Vlaamse Klub te Brussel. Zij bezorgde ook de vertaling in het Engels van een twintigtal gedichten van Guido Gezelle (onuitgegeven) en de Nederlandse vertaling van de pittige Franse teksten uit de XVde eeuw, verzameld in een ms. van de Koninklijke Biblioteek onder de titel Plusieurs ditz de la manière d'aucunes femmes (Menig vers over veler vrouwen manieren, uitg. l'Atelier du Livre, voor de Kon. Bibliotheek, Brussel 1961).
Het is de eerste maal niet dat Christine D'Haen bekroond wordt. In 1951 kreeg zij de Arkprijs en in 1960 de Van der Hoogtprijs voor haar Gedichten. De uitspraak van de Nederlandse jury, die haar de laatste prijs toekende, was een uitstekende situering van haar oeuvre: ‘Het werk van Ch. D'Haen heeft een geheel eigen stem en staat temidden van de huidige poëziestromingen geheel apart... Zij werd de dichteres van de Eros, in bloeiende lichamelijke zintuigelijkheid beleefd, maar in wezen een ervaring van de ziel, terwijl deze beide bij haar in voortdurende kommunie staan met de kosmos.’
De betekenis van de voor de tweede maal bekroonde bundel moet hier niet meer