vakliteratuur [vervolg]
nografie in te gaan op het kunstpsychologisch aspect van dit verschijnsel in het werk van Slabbinck. Malraux zegt in zijn Psychologie de l'art nochtans de gehele waarheid daarover in één zin: Les artistes ne viennent pas de leur enfance, mais de leur conflit avec des maturités étrangères. Naar gelang de aard en de complexiteit van dit conflict zijn de oorzaken duidelijker of minder duidelijk in het kunstwerk terug te vinden en het heeft niets met de intrinsieke kwaliteit van een kunstwerk te maken dat men er de leidraad in terug vindt: van alle kunstwerken hangt die leidraad ook ergens vast aan andere kunstwerken die vooraf gingen.
Nogmaals Malraux: ‘volgens de legende bewonderde Cimabue de schaapherder Giotto terwijl deze laatste zijn schapen tekende. Volgens de ware biografie zijn het niet zijn schapen die aan Giotto de liefde voor de kunst ingaven, maar wel precies de kunstwerken van Cimabue!
En zo zou men verder kunnen schakelen: over alle grote kunstenaars door de tijden heen kan men deze ketting volgen. Op de duistere plaatsen is er alleen een missing link, maar we mogen er zeker van zijn dat hij er geweest is. Ik ben het volledig met V.d.V. eens dat het op zijn minst genomen pedant is te beweren dat Slabbinck te veel in de lijn van Permeke werkt en dat zij die dit odium de wereld ingestuurd hebben er ongetwijfeld oneerlijke bedoelingen mee hadden: dat al onze geheel-of half-abstracten in de lijn van Kandinsky, Klee of Kupka blijven werken, daar zwijgen die mensen over... schrijft V.d.V. We zijn het na al die jaren kunstrubriek nu reeds van hem gewoon dat hij het kind bij zijn naam durft noemen en toch geeft het steeds opnieuw een hart onder de riem; tenzij men reeds tot de rhinocerossen behoort en dan kan men geen sprookjes van Andersen meer lezen; ik bedoel het kleed van de keizer. Dat V.d.V. het mij niet euvel duide indien ik als laatste punt nog het volgende wil aanstippen (het sluit uiteindelijk toch aan bij zijn boodschap): hij schrijft dat de ontwikkeling der kunst nooit zal liggen in de forcering dier ontwikkeling. Op de letter beschouwd is dit misschien waar, doch het impliceert alleszins niet dat een geforceerde ontwikkeling, zoals wij nu meemaken (in de kunst of elders, doet er niet toe), de normale niet kan zijn in versneld tempo (was het IIIde Reich niet aan het ineenstorten geweest en later de wedijver met Rusland niet zo groot, dan zou Von Braun er misschien tien jaar meer over gedaan hebben om de ruim-