Belfort en beiaard te Tielt
Tielt werd ten jare 1128 tot vrije gemeente verheven en verwierf dus het voorrecht om een Belfort te bouwen. Dit eerste Belfort was vermoedelijk in hout, doch ten jare 1275 kreeg Tielt van Beatrix, weduwe van Willem van Dampierre en Vrouwe van Kortrijk, octrooi om ook een halle te bouwen en het is te veronderstellen dat alsdan ook het houten belfort door een stenen werd vervangen. Zo stonden dan Belfort en Halle daar als teken van de vrijheid, van de luister, de handel en de nering van het oude Tielt der jaren 1200 tot 1500, tot wanneer het ongelukkige tijdstip der godsdienstberoerten aanbrak. Tielt begon dan te vervallen en 't was tussen 1580 en 1590 dat het Belfort, de Halle en 't schoonste gedeelte der stad door de Walen (Malcontenten), de Sluizenaars en andere rovende benden geplunderd, verwoest en verbrand werden.
De Halle en de schepenkamer werden herbouwd in 1615. De kuip van het Belfort bleef onder een strooien kap staan, tot er in 1661 een aanvang werd gemaakt met de bouw van het Belfort. Men kan echter geen juiste jaartallen opdiepen. Alleen vindt men de melding dat het tegenwoordige gebouw, geschikt voor nieuw gevang en nieuwe schepenkamer, in 1780 werd voltrokken.
Op 17 maart 1772 was er reeds door het stadsbestuur besloten een nieuwe carillon ofte wecker voor de Halletoren der stad te laten gieten door Sieur Georges Dumery, meester klokgieter te Brugge. Deze carillon zou bestaan uit twee oktaven en half d.w.z. uit dertig klokjes. De oude gebarsten klokken van de oude carillon mochten daartoe hergoten en gebruikt worden. Toen de klokjes geplaatst waren, werd een klokkenspeler, met name Ferdinand Kint benoemd tot carillonneur
Toren van het Tieltse belfort
der stad. Intussen werd ook de trommel geheel hersteld.
In het jaar 1827 bevonden klokkenspel en uurwerk zich in zeer slechte staat, en het was weer Dumery die het klokkenspel herstelde. Er werden nog een paar klokjes bijgevoegd.
In 1882 werd het klokkenspel andermaal hersteld, en eindelijk in 1914 werd door Jef Denijn, stadsbeiaardier te Mechelen, het spel naar zijn stelsel verbeterd: een nieuw handklavier met nieuwe verbindingen, enz. De beiaard bestaat thans uit 35 klokken die alle door middel van het handklavier kunnen bespeeld worden. Naast dit geheel bestaat ook nog de brandklok, die vroeger voor de lijnwaadmarkt gebruikt werd. Zij wordt niet in het klokkenspel opgenomen. Zij draagt het volgende opschrift: Ter eere van Willem den Eerste, Koning der Nederlanden, werd ik gegoten voor de tentoonstelling te Haarlem, ten jare 1825, door Jacobus Dumery, klokgieter te Brugge.
Bij de bevrijding der stad in september 1944 werden de verbindingsdraden alsook hand- en voetklavier en de trommel voor het wekkerspel stukgeschoten; alleen de klokjes bleven gespaard.
Ter gelegenheid van de eerste Tieltse Europafeesten in juli 1959 werd nogmaals de beiaard hersteld door de Heer G. Casteleyn uit Kuurne. Benevens een nieuw hand- en voetklavier werd ook een pianoklavier gemonteerd. De vóór de oorlog gebruikte grote trommel voor het wekkerspel is nu vervangen door een klein apparaat waarover een karton loopt waarop de muziek geschreven is.
De beiaardbespelingen hebben plaats iedere donderdagen zondagvoormiddag.