de Noordnederlandse kritiek is tegenover wat in Vlaanderen verschijnt; deze gunstige beoordelingen zijn er dan ook des te waardevoller om.
Wij nemen deze gelegenheid dankbaar waar om de uitzonderlijke verdienste van Adelson Vermander voor de muzikale volksopleiding in West-Vlaanderen en in ons land te onderlijnen.
Zijn belangstelling voor de muziek erfde hij van zijn vader; deze was in 1879 uit Passendale naar Hooglede komen wonen om er de plaatselijke katholieke school te stichten, maar het belette hem niet jarenlang elke week te voet naar Passendale te gaan om er de repetities van de uitstekende plaatselijke muziekvereniging te houden. Aan de normaalschool te Torhout zou Adelson Vermander zich verder in de muziek bekwamen en ook dikwijls als solist optreden. Daarna volgde hij de lessen van het Conservatorium te Brugge voor piano, orgel en harmonie; het stond onder de directie van Karel Mestdagh, die een streng klassikaal onderwijs voorstond.
Spijtig genoeg werd zijn vader ziek, zodat Adelson Vermander door de toenmalige burgemeester van Hooglede omzeggens gedwongen werd de conservatoriumstudies af te breken om de opvolging van zijn vader te verzekeren; vijf jaar later werd hij schoolhoofd en weldra directeur zonder klas van een onderwijsinstelling, waarvan hij gedurende vierendertig jaar het bestuur zou waarnemen en die om de degelijke vorming welke zij gaf, de algemene achting zou oogsten. Op 1 januari 1945 aanvaardde hij een verdiende rust.
Een geheel leven was hij aldus aan de school van Hooglede verbonden, met uitzondering van de oorlog 14-18; hij werd opgenomen in de hulpdiensten van het Belgisch leger en aangesteld als leraar in een kolonie van oorlogswezen dicht bij Parijs; het stelde hem in de gelegenheid het drukke concertleven van de Franse hoofdstad, dat gedurende de hele oorlog doorging bij te wonen en de grote werken der muziekliteratuur herhaaldelijk door grote orkesten te horen uitvoeren zoals Pasdeloup en Colonne-Lamoureux. Dit was een niet geringe spoorslag voor zijn muzikale belangstelling en studie.
Toen in 1924 de heer Joseph Hanoulle, die te Roeselare drie jaar vroeger de muziekacademie gesticht had, beroep deed op Adelson Vermander om er een onderwijstaak aan te nemen, aanvaardde deze met geestdrift; naeen zou hij eerst de verschillende notenleerklassen geven en wel met zoveel pedagogische zin, dat de toenmalige inspecteur der grote Paul Gilson een vol uur in de klas bleef als hij op inspectie kwam en bij het uittreden aan dhr. Hanoulle verklaarde: Directeur, j'ai beaucoup appris! In 1936-37 zette hij zijn lessen in de muziekgeschiedenis in, die hem ertoe noopten een persoonlijke cursus hiervoor op te stellen; hij zou deze lessen tot in 1958 blijven geven en meteen ook de geweldige uitbreiding van de Roeselaarse muziekacademie medemaken, die onlangs tot stedelijk muziekconservatorium werd verheven.
Intussen werd Adelson Vermander meer en meer gevraagd door allerlei kulturele verenigingen om muziekvoordrachten te houden; hij trad aldus weinig minder dan vierhonderd maal op; het liefst nog sprak hij over Wagner, maar hij werkte een vijfentwintigtal onderwerpen uit en als het pianomuziek betrof voerde hij zelf de belangrijke passages uit.
Deze activiteit bracht hem meer en meer in kontakt met de muziekmaatschappijen; hij constateerde de grote nood aan goede leiding, die op vele plaatsen heerste. Om deze toestand te verhelpen had Best. Afg. Jozef Vandenberge reeds in 1938 het plan opgevat provinciale muziektornooien in te richten, die ongetwijfeld veel zouden kunnen bijdragen om door gezonde wedijver het artistieke peil der verenigingen op te drijven. Adelson Vermander werd aangewezen, samen met de dirigenten Gasia van het derde linieregiment te Oostende en Brants van het vierde linie te Brugge, om in de jury te zetelen dezer tornooien, maar de mobilisatie deed de uitvoering van het hele plan verplaatsen tot na de oorlog. Toen werd onmiddellijk door Best. Afg. Gillon met de provinciale tornooien gestart. Adelson Vermander heeft alle bijgewoond en gekeurd, ook het laatste, dat zo pas werd afgesloten, waarbij hij jurylid was, samen met dhhr. Storme, Gyselen, De Roo, Kan. François, Hanoulle en Wynsberge.
Hij beperkte er zich niet bij de maatschappijen te beoordelen; hij wilde hen positieve hulp bieden om de fouten en gebreken uit te roeien. Daarvoor gebruikte hij zijn voordrachten in de muziekverenigingen, maar om een wijdere kring te kunnen bereiken begon hij meer en meer praktisch vormende artikels te schrijven in het orgaan van het Belgisch Muziekverbond ‘Cecilia’, dat te Antwerpen verschijnt. Het is uit deze voordrachten en artikels dat zijn standaardwerk Volksmuziekkunst in Harmonies en Fanfares is gegroeid.
Ook buiten West-Vlaanderen werd hij meer en meer gevraagd als jurylid, voordrachtgever of raadgever. Hij werd aldus verkozen tot enige Kunstadviseur van het Belgisch Muziekverbond, in welke hoedanigheid hij ook aan talrijke internationale manifestaties, hetzij als jurylid hetzij als afgevaardigde van België deelnam; overal vond hij de hoogste waardering en achting, zodat men wel zeggen mag dat hij ‘de’ representatieve figuur is geworden voor de volksmuziek in dit land. Het verschijnen van zijn boek heeft deze algemene erkenning nog vermeerderd.
Adelson Vermander blijft de wijze en tevens dynamische en geïnspireerde bezieler van het volksmuzikaal leven, waarvoor hij vol optimisme is. De provinciale tornooien en subsidies hebben onzeggelijk veel bijgedragen om het peil ervan te verhogen. Er zijn natuurlijk overal nog moeilijkheden, vooral financiële, maar toch ziet hij de toekomst gunstig in voor onze maatschap-