het dagelijks voedsel voor zijn kommerend bren. Hij is wel diegene die sedert Cain en vóór God alle lijken aanraakt en de dood als een vervloekte heks dagelijks op zijn weg ontmoet. De dokter staat alleen vóór lijden en dood.
Zo zijn we dan, wij, die medici, met ons diploma en onze sociale rol, met onze lust voor oesters en verre reizen, met de kennis van het levenssap in de bronstige man, onze eerbiedige genegenheid voor de vrucht in de zwellende vrouw, met onze kommer om de pijn van het slijtende lichaam, met onze spijt en ons medelijden voor de zieke die uitdroogt of wegkankert, en ons geloof in de Algoede die de zesde dag, toen de rest geschapen was, besliste de Mens op te roepen naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis.
Zo staat de geneeskunde met haar bedienaars dag in, dag uit in de branding van het leven. Natuurlijk werd rond deze levende tegenwoordigheid de diepere reflectie gemaakt, die tot het kunstwerk leidt. Het herdenken der waarden achter de feiten gelegen, het bepalen der betekenis welke dieper dan de kwiklaag van de spiegel ligt, het vissen naar de waarheid die onder het watervlak zwemt, waarop de dag weerkaatst: dat is kunst, geschreven, getekend, gezongen of gefluisterd. Wij sluiten de kring langs de woorden van de dichter: 't lijzigste gefluister taal en teken heeft.
Onze tijd heeft het teken opnieuw in ere hersteld. Wij hebben het symbool van de dingen teruggevonden. Onze kunst heeft vormen door signalen vervangen. De grote semantiekers trekken eenvoudige trekken in de avondlucht en het silhouet is duidelijk: de gebouwen, de skulpturen, de graphische kunst, de teksten der dichters en de vlucht der vurige vogels der muziek.
In de struktuur der moderne gebouwen ligt wel één der rijpste uitbeeldingen van onze eeuw. Hierdoor stoor ik vele lezers die in de nieuwe architectuur slechts een opstapeling van harde vormen, van troostloze betonnen platen, van plastieken verven en vloeren willen zien. Past het dan niet in dit tijdschrift enkele ‘tempels der geneeskunde’ te tonen? Men denkt eerst aan de prachtige oude gebouwen te Brugge en te Damme. Droomt men ook niet van nieuwe hospitalen? Als leek in de bouwkunde, als dokter in de geneeskunde, en als kunstenaar met Gods genade, wens ik nieuwe ziekenhuizen, welke voor de zieken en voor de dokters, voor de enen de hoop op genezing en voor de anderen de hoop op een betere geneeskunde brengen. Amen.
Moderne vormgeving in verband met geneeskundige uitrusting is een opdracht welke onze tijd moet oplossen. Hier werd weinig gedaan, zeker in ons land. De slechte buismeubels, hetzij verchroomd, of in het magere crèmegeel émail, dat de nationale kleur onzer hospitalen blijkt te zijn, geven een droevig zicht. Wie vader of kind in één dezer smaakloze kamers of zalen, gezeten op de harde triplex van de slechte moderne stoel, heeft zien sterven, voelt de armoede welke de moderne verpleging doorworstelt. Koude en slecht geïnterpreteerde hygiëne heeft de ziekenkamer tot een mislukte cel herschapen. De operatiezaal is een pover getekende viswinkel, met tegels bekleed tot aan de zoldering, met het lawaai van metaal op steen, en een zwaar onrustige atmosfeer, welke achter het masker van de dokters en onder de kappen van zusters en verpleegsters kruipt. Wat funktioneel had moeten zijn, is alleen stijf en wat modern had kunnen worden is zonder ziel, als een slecht gedrukt boek.
Waar is de moederlijke en zinvolle genegenheid onzer kloosterzusters gevaren, dat ze niet het eigentijdse gegeven in hun persoonlijke christelijke atmosfeer hebben herdacht? Slechte chromo's in plastieken kaders, bevende neonlampen voor een plaasteren beeld inplaats van aan de deur van de lift, waar ze gebroken blijft, gecrocheteerde tapijten op een vloer van conglomeraat die op geperste kop