| |
| |
| |
Kunstaktualiteiten
Antwerpen
Het bestuur van de Katolieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding herinnert aan de twee prijzen die door de vereniging worden toegekend, en waarvan er elk jaar één wordt uitgeschreven. Ze zijn bestemd voor onuitgegeven Nederlandstalige essays, die een voldoende oorspronkelijkheid paren aan geschiktheid voor een ruime verspreiding. De omvang dient ongeveer die der Verhandelingen-K.V.H.U. te zijn, d.w.z. 64 bladzijden à 1800 lettertekens. Aan het bekroonde werk wordt een prijs van 5000 F toegekend, en het wordt gepubliceerd in de reeks der Verhandelingen. Niet-bekroonde stukken kunnen ook worden uitgegeven in de gewone voorwaarden.
Voor het jaar 1960 wordt een Prof. J. Persynprijs uitgeschreven, waarvoor de handschriften ten laatste op 31 december 1960 moeten toekomen bij Dr. R. Sterkens, Kasteeldreef 123, Schildebij-Antwerpen. Komen in aanmerking voor deze prijs: studies van letterkundige, historische, kunsthistorische, godsdienstige, wijsgerige, taalkundige of folkloristische aard. Voor het jaar 1961 wordt een Sint-Berlindisprijs uitgeschreven, waarnaar kan worden meegedongen met essays over exactwetenschappelijke, ekonomische, juridische, politieke en sociologische onderwerpen.
Aan de jonge afgestudeerden bieden de Verhandelingen-K.V.H.U. een enige gelegenheid tot debuut, b.v. door hun proefschrift in herwerkte vorm te publiceren. Ook de ouderen doen er vaak beroep op om studies uit te geven die te uitgebreid zijn voor een eenvoudig artikel, en toch weer te beperkt voor het gewone boek.
| |
Brugge
De Bestendige Deputatie van de Provincie West-Vlaanderen heeft de uitslag vastgesteld van de afficheprijsvraag, uitgeschreven ter gelegenheid van de Cultuurdagen 1960 gewijd aan de Schilderkunst.
De prijs van 5.000 F werd gewonnen door de heer Boudewijn Delaere, uit Kortrijk. Een premie van 2.000 F elk werd toegekend aan de heren Fernand Boudens, uit Sint-Andries en Renaat Bosschaert, uit Assebroek, en een premie van 1.000 F aan de heer Roger Vansevenant, uit Poperinge. De jury was samengesteld uit de leden van de Provinciale Commissie voor Schone Kunsten onder voorzitterschap van de heer J. Storme, lid van de Bestendige Deputatie.
Er werden 31 ontwerpen ingediend.
| |
Brussel
* Het Nationaal Houtvoorlichtingsbureau richt voor de derde maal een nationale prijs voor architectuur in met een globale waarde van 100.000 F. Deze wordt onderverdeeld in twee categorieën met elk drie prijzen: de eerste richt zich tot architecten die in een gebouw in België op rationele en esthetisch verantwoorde wijze hout gebruikt hebben; de tweede tot binnenhuisarchitecten die hetzelfde materiaal op originele en verantwoorde manier toegepast hebben. Inschrijvers kunnen werken voorstellen, die beeindigd werden tussen 1 januari 1957 en 30 september 1960. De dossiers dienen ingeleverd te worden vóór deze laatste datum bij het Secretariaat van de Wedstrijd (Centrumgalerij, Blok 2, 5de verd., Brussel 1). Een volledig reglement met opgave van de jury, de inschrijvingsmodaliteiten en verlangde documenten kan op bovenstaand adres verkregen worden (tel. 11.95.37).
* De bekende firma Olivetti heeft besloten, onder de auspiciën van het gemeentebestuur van St.-Joost-ten-Noode een grote schilderswedstrijd uit te schrijven onder de kunstenaars van alle richtingen of scholen, van minder dan 50 j. op 31 dec. 1960, behorende tot de landen van de Europese Gemeenschap doch meestal in België verblijvend.
De ‘Olivetti-Prijs’ bedraagt 50.000 B. F en het geprimeerd werk blijft eigendom van de kunstenaar. Onder de juyrleden zullen verscheidene Belgische en Italiaanse personaliteiten uit de kunstenaarswereld fungeren. Het reglement van de wedstrijd kan bekomen worden op het adres S.A.B. Olivetti, 7, Ginestestraat te Sint-Joost-ten-Noode (Brussel 3) of op de Gemeentelijke Dienst voor Openbaar Onderwijs van deze gemeente, 13, Sterrenkundelaan, te Brussel 3.
Inschrijvingen voor deelname aan de ‘Olivetti-Prijs’ worden ingewacht tot 31 december 1960 op de Gemeentelijke Dienst voor Openbaar Onderwijs, waarvan het adres hierboven. De ondertekende schilderijen zullen tussen 1 en 15 mei 1961 moeten afgeleverd worden op de nieuwe zetel van de firma Olivetti, Internationaal Centrum Rogier, St.-Joost-ten-Noode (Brussel 3). De firma Olivetti zal een openbare tentoonstelling inrichten van de werken die door de jury hiervoor zullen weerhouden worden. Deze tentoonstelling zal plaats hebben op het International Centrum Rogier in de loop van de maand juni 1961 en de mogelijkheid wordt overwogen, dezelfde tentoonstelling ook in andere steden van de Europese Gemeenschap te doen doorgaan.
* Reynaertprijs
Het beheer dezer prijzen herinnert eraan dat de manuskripten (roman, reisverhaal, speurdersverhaal en jeugdverhaal) voor 1 februari 1961 dienen ingezonden aan de Uitgeverij Arbeiderspers, Wetstraat 133, Brussel. Inlichtingen op dit adres aanvragen.
| |
| |
| |
Frans-Vlaanderen
Eerste literaire prijsvraag ‘Ons Erfdeel’
(1961 - voorbehouden aan de monografie)
Reglement
art. 1. De redaktie van het kultureel tijdschrift ‘Ons Erfdeel’ heeft besloten voor 1961 een literaire prijsvraag voor de monografie uit te schrijven. De prijs bedraagt 5.000 B.F of deze waarde in iedere munt. Benevens deze prijs wordt een bedrag van 1.000 B.F beschikbaar gesteld voor premies.
art. 2. Kunnen om prijs en premies mededingen alle personen die tot de Nederlandse kultuurgemeenschap behoren, ongezien in welk staatsverband zij leven of tot welke nationaliteit zij behoren.
art. 3. In principe moet de inzending in het Nederlands gesteld zijn. (Voor de Zuid- of Frans-Vlamingen echter is het Frans toegelaten. De inzendingen uit Suid-Afrika mogen in het Afrikaans gesteld zijn).
art. 4. Kunnen alleen in aanmerking genomen worden de oorspronkelijke, niet gepubliceerde monografieën waarmede de auteur nog geen enkele prijs of premie voor monografie of om het even welke bekroning heeft bekomen. Alf monografie wordt gevraagd: een uitvoerige (minimum 8.000 woorden en maximum 12.000 woorden) en systematische verhandeling, over de Zuid- of Fransvlaamse letterkunde, over een Zuid- of Fransvlaams letterkundige of over een figuur die voor de bestendiging en de ontwaking van de Nederlandse kultuur in Zuid-Vlaanderen van betekenis is geweest of nog is.
art. 5. De inzendingen moeten toekomen op het adres van Jozef Deleu, hoofdredakteur van ‘Ons Erfdeel’, te Rekkem, West-Vlaanderen, België.
De inzendingen moeten ingediend worden in getypt schrift, op vijf (5) exemplaren en onder schuilnaam. De schuilnaam moet vermeld worden bovenaan op elke eerste bladzijde van elk exemplaar. Uit geen enkele aanduiding mag de identiteit van de auteur blijken.
De inzender moet zijn identiteit (familienaam, voornamen, geboortedatum en volledig adres) mededelen onder gesloten omslag, welke op de buitenzijde de schuilnaam vermeldt. Deze omslag moet ingediend worden samen met de voormelde vijf exemplaren.
art. 6. Het aantal inzendingen is onbeperkt. De inzendingen moeten aangetekend gebeuren en uiterlijk tegen 15 juni 1961 op het vernoemde adres.
art. 7. De Jury bestaat uit: voorzitter André Demedts (Vlaanderen); de leden: Marcel Coole (Vlaanderen); Robert Victoor (Zuid-Vlaanderen); Dr. J.E. Van den Driessche (Zuid-Vlaanderen); Dr. P.C. Paardekooper (Nederland); Dr. A. de Vin (Nederland); sekretaris: Jozef Deleu.
art. 8. De redaktie van het kultureel tijdschrift ‘Ons Erfdeel’ behoudt zich het recht voor, zonder enige verbintenis of vergoeding, de bekroonde of geprimeerde monografieën te publiceren.
art. 9. Wanneer meer dan een werk dezelfde waarde heeft kan de prijs bij gelijke delen worden toegekend.
art. 10. De Jury kan beslissen de prijs niet toe te kennen. Het bedrag van 5.000 B.F zal dan geheel of gedeeltelijk in premies omgezet worden.
art. 11. Tegen de uitspraak van de Jury bestaat geen verhaal.
art. 12. Na de bekendmaking van het verslag van de Jury, zal over deze prijsvraag geen verdere briefwisseling worden gevoerd.
art. 13. De niet-bekroonde of -geprimeerde inzendingen zullen slechts teruggezonden worden wanneer de retourpost is ingesloten.
art. 14. Wie deelneemt aan deze prijsvraag verklaart zich daardoor akkoord met dit reglement en met de uitspraak van de Jury.
art. 15. De uitspraak van de Jury zal bekend gemaakt worden op de XIVde Fransvlaamse kultuurdag te Waregem (België), op zondag 27 augustus 1961.
| |
Harelbeke
* In het kader van de Provinciale Cultuurdagen 1960, richt de Provincie West-Vlaanderen in het najaar 1960 en het vroege voorjaar 1961 een rondreizende tentoonstelling voor Schilderkunst 1960 in. Deze tentoonstelling gaat door in de steden Harelbeke, Poperinge, Oostende, Brugge en Hasselt (Limburg). Zij bevat uitsluitend werk van levende Westvlaamse schilders, waaronder ook de bekroonde en geprimeerde werken n.a.v. de vierjaarlijkse Provinciale Prijskamp voor Schilderkunst.
De officiële openingsplechtigheid vond plaats op zaterdag 24 september ll. te Harelbeke te 16 u. in de zaal Andleie.
De tentoonstelling blijft er dagelijks van 10 tot 12 en van 15 tot 20 u. kosteloos toegankelijk t.e.m. 2 oktober 1960. Een geïllustreerde catalogus zal beschikbaar zijn.
De verdere schikkingen over dezelfde tentoonstelling te Poperinge, Oostende, Brugge en Hasselt zullen langs de pers worden bekend gemaakt.
Alle belangstellenden worden door de Bestendige Deputatie van de Provinciale Raad van West-Vlaanderen tot deze tentoonstelling uitgenodigd.
* Op 17 september ll. werd te Harelbeke de nieuwe beiaard ingehuldigd. De plechtigheid begon met een ontvangst in het stadhuis waar W.E.H.A. Deschrevel enkele woorden zegde over de Harelbeekse klokkengieters de Leenknecht. Dan volgde een concert met medewerking van Staf Nees, Piet Van den Brouck en Ghislain Pouseele, meesterlijk maar door het publiek vrijwel onopgemerkt.
De beiaard van Harelbeke heeft ruim twintig jaar lang gezwegen. De Sint Salvatorstoren werd op 23 mei 1940 door de terugtrekkende geallieerden gedynamiteerd. Ontzaglijke moeilijkheden werden overwonnen om het vermaarde klokkenspel weer over het Leieland te laten zingen.
Deze beiaard is een van de grootste in het Vlaamse land. Hij telt vijftig klokken met een totaal gewicht van 7.200 kg. De zwaarste klok weegt meer dan 1.800 kg., de lichtste nauwelijks 10. De vier oktaven werden geplaatst in de klokkenstoel van de toren. De nieuwe stalen kabien is tussen de klokken geplaatst zodat de beiaardier zijn instrument voortreffelijk kan overzien en kontroleren. Het herstelwerk werd geleverd door klokkengieter Marcel Michiels jr. uit Doornik, het mechanisme door de h. G. Castelain uit Kuurne. Meester Staf Nees, directeur van de Koninklijke Beiaardschool te Mechelen en stadsbeiaardier aldaar, gaf technisch advies. Hij beschouwt de nieuwe beiaard als een van de beste van het land. Uit de programmafolder die ter ge- | |
| |
legenheid van de inhuldiging werd uitgegeven vernemen wij verder dat reeds in 1785, door het toenmalig kapittel werd overgegaan tot de aankoop van de kleine beiaard van het Karthuizerklooster te Sint Martens-Lierde bij Geraardsbergen, die 23 klokken telde. Nog vóór de Franse revolutie voerde de kerk van Harelbeke dit aantal op tot 33. De herstelling in 1856 gaf aanleiding tot het gieten van acht nieuwe klokken. In 1914 telde de beiaard er 34, waarvan er onder de oorlog enkele verdwenen. In 1931 werd het gehele spel hergoten; het jaar daarop speelde Jef Denijn het openingsconcert.
Er bestaat in het Vlaamse land 'n verjongde belangstelling voor zijn beiaardtraditie. Nu Harelbeke hersteld is en te Ieper een nieuw klokkenspel in uitzicht werd gesteld, bestaat alle reden opdat de beiaardbeweging in onze gewesten nog meer veld zou winnen.
| |
Jabbeke
Binnenkort zal in West-Vlaanderen een nieuw museum worden geopend: het Museum Constant Permeke te Jabbeke. Terwijl nog opschikkingswerken worden uitgevoerd, is dit museum, het atelier-huis van de grote Westvlaamse meester, reeds toegankelijk, dagelijks (behalve op dinsdag) van eerste Paasdag tot en met 1 november van 10 tot 18 uur en buiten voornoemde periode van 10 tot 16 u. De toegangsprijs bedraagt 10 F per persoon (vermindering van 50% voor groepen van ten minste tien personen). Zelfde reductie voor leden van culturele en toeristische organisaties (ook individueel) op vertoon van lidmaatschapskaart. Voor scholen is de toegangsprijs vastgesteld op 2 F per leerling. Op initiatief van de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen werd nu zopas een geïllustreerde catalogus uitgegeven van het Permeke Museum te Jabbeke. Het is een keurig boekje geworden, waarvan de catalogus zelf, met bijzondere zorg werd opgemaakt door Gaby Gyselen en dat bovendien 22 reproducties bevat. De verzameling van het museum telt 32 schilderijen, 47 tekeningen, 40 beelden en een vijftal werken van andere kunstenaars en documenten.
| |
Knokke
Eind augustus overleed op zesenzeventigjarige leeftijd de schilder J. Van Seylberghe in zijn villa ‘La Charouppe’ gelegen aan een der bekende knotwilgenlanen van Het Zoute. Hij verbleef er reeds een tiental jaren en was uit Antwerpen afkomstig.
Het is vooral als pastellist in impressionistische trant dat hij een zekere naam wist te verwerven. Vooral de wrange poëzie van het Zwin heeft hem in de laatste jaren van zijn leven bekoord.
De stad Knokke kocht een zijner werken aan, dat aan het Zwin is gewijd.
| |
Kortrijk
Op 3 en 4 september laatstleden vierde de Stedelijke Academie van Kortrijk haar tweehonderdjarig bestaan. Talrijke sprekers hebben bij deze gelegenheid hulde gebracht aan deze instelling, die een ongemene betekenis heeft gehad voor het kunstleven in het Kortrijkse; wij vernoemen dhhr. Van Mulders, afgevaardigde van de minister, bestendig afgevaardigde Storme, Frans De Vleeschouwer, die de historiek opmaakte en Directeur Hil. Gellynck. De heer M. Vandekerckhove hield er een merkwaardige rede.
Een fraai herinneringsplaket werd bij deze gelegenheid uitgegeven onder de auspiciën van het Kortrijkse stadsbestuur. Ook werd een tentoonstelling gehouden van het werk van een der overleden oud-directeurs kunstschilder Emmanuel Viérin, de bekende vertolker der poëtische vroomheid van het Kortrijkse Begijnhof.
Ad multos annos, Academia!
| |
Oostende
* Poëzie van debutanten.
Het gebeurt meer dan eens dat waardevolle dichtbundels van debutanten zeer moeilijk uitgegeven worden. Het is nochtans noodzakelijk het litteraire debuut van beloftevolle jongeren aan te moedigen.
Daarom werd door Dr. Albert Smeets, Geestelijk Adviseur van ons Verbond, een persoonlijk steunfonds opgericht, dat juist dit doel beoogt. Westvlaamse dichters, die tot op heden geen afzonderlijke bundel hebben gepubliceerd, mogen op dit steunfonds aanspraak maken. De letterkundigen, leden van onze beheerraad, zullen optreden als comité van advies voor het aanwijzen der dichtwerken waarvan de uitgave in eigen beheer of bij bestaande uitgeverijen of reeksen zal vergemakkelijkt worden. De dichtbundels dienen dus, in drie getipte exemplaren, gezonden te worden naar het adres van Z.E.H. Dr. Albert Smeets, Warschaustraat 12, Oostende.
Het lerarenkorps 1960 van de Kortrijkse Akademie: van l. naar r. de hh. K. Berland, Sekretaris, A. Vandeghinste, J. Deman, W. Dutoit, E. Deloddere, Mej. L. Vandewalle, de hh. E. Coigné, R. Scheers, M. Devriendt, directeur H. Gellynck, W. Creupellandt, J. Vandekerckhove, H Decuypere.
| |
| |
* Tweede Prijs der Stad Oostende.
Op dit ogenblik zijn reeds meer dan vijfhonderd vragen naar inlichtingen over de deelname aan de grote prijs 1961 ontvangen geworden. Men verwacht dan ook dat een zeer groot aantal schilders hun naam zullen opgeven, wat zal toelaten een betere voor-selectie te doen dan dit jaar het geval was.
Voor 1 oktober moesten alle aanvragen ingediend zijn bij het secretariaat van het cultureel centrum ten stadhuize. De namen der candidaten, die bij de voor-selektie uitgesloten werden of aan een voorselectie onderworpen werden zullen niet bekend gemaakt worden.
Alle kunstschilders, die van Belgische nationaliteit zijn of sedert een jaar in België verblijven, konden zich inschrijven; minimumleeftijd 25 jaar en maximumleeftijd 50 jaar. Vijf tentoonstellingen zullen gehouden worden waaruit de jury 25 werken zal kiezen; hieruit zal de winnaar van de prijs 1960 worden aangeduid (50.000 F). De tentoonstellingen beginnen in november van dit jaar.
* Provinciale tentoonstelling.
Van 29 oktober tot 20 november worden in het Feest- en Kultuurpaleis, Wapenplaats de werken tentoongesteld, die bekroond of geselecteerd werden bij de prijskamp dit jaar uitgeschreven door de Bestendige Deputatie.
* Maritieme schilderkunst.
Een groepje Oostendse schilders hebben in het kelderke van Houwens Kroegske besloten in het voorjaar 1961 te Oostende een grote tentoonstelling te houden van werken gewijd aan de zee.
Tot op heden hebben volgende schilders uit Oostende hun medewerking toegezegd: Willy Bosschem, Hubert Decleer, Jan Declerck, Jan De Lee, Emiel Decautere, Anto Diez, Joris Houwen, Omer Kyndt, Jo Maes, Gust Michiels, Hubert Minnebo, Daan Thulliez, Jef Van Gent, Nadine Van Lierde, Bert Van Heste, Pierre Verbeke, Paul Vermeire en Eddy Westerduin.
Deze tentoonstelling van de talrijke en nog ver van complete groep Oostendse artiesten zou verbonden worden aan de jaarlijkse vissershulde. Een prachtig voorbeeld van onderlinge samenwerking vanwege de Oostendse kunstenaars, dat we alle sukses toewensen.
| |
Roeselare
Op zondag 9 oktober gaat in de Gudrunzaal de herfstgouwdag van het Davidsfonds door, welke gesteld werd in het teken van de Moderne Schilderkunst.
Dr. Albert Smeets zal er onze Westvlaamse schilders presenteren; dit zal geschieden aan de hand van de werken, die bij gelegenheid van de provinciale prijskamp 1960 werden bekroond of geprimeerd, evenals van werken der kunstenaars, die buiten selectie tot de provinciale tentoonstelling werden uitgenodigd. De schilders Roger Bonduel en Marcel Notebaert zullen hun eigen schilderkunst toelichten.
| |
Salzburg
Enkele maanden geleden werd te Salzburg de grote internationale tentoonstelling van gewijde kunst gehouden. Met eenparigheid van stemmen werd de Vlaamse meester Albert Servaes - een der drie groten van het Vlaamse Expressionisme - vereerd met de hoogste onderscheiding, de gouden medaille. Hij verwierf deze bekroning, die hem tot een der voornaamste levende vertegenwoordigers der gewijde kunst uitroept, met zijn zevenentwintig ingezonden godsdienstige werken, die allen tot zijn Zwitserse periode behoren, waarvan nochtans enkele critici in Vlaanderen niet zonder bevooroordeeldheid de flagrante minderwaardigheid tegenover zijn vroeger werk hadden uitgeroepen; het geldt een kruisweg, een Mariacyclus en een Maria en Simeon.
Wij waren in de gelegenheid een tamelijk belangrijk deel zijner Zwitserse productie ter plaatse te aanschouwen, zodat wij met Alb. De Blaere s.j. volledig kunnen instemmen, waar deze in De Linie schrijft: ‘In de religieuze werken die Servaes te Salzburg exposeerde, uit zijn latere Zwitserse jaren dus, heeft hij een nieuw evenwicht bereikt tussen het menselijke en het bovennatuurlijke. Maar hoe heel anders dan in de periode van Orval! Daar hadden de mens en de natuur elk een stuk van de weg afgelegd naar elkaar toe, naar een synthese die harmonie was. In deze laatste religieuze werken echter, die wij waarschjinlijk voor de eerste vlucht van een thans volkomen gerijpte geestelijke evolutie mogen aanzien, - bekroning van een lange, oprecht doorleefde evolutie voorwaar-, wordt de synthese niet meer bereikt door een harmonisch, wellicht mocht men zeggen: humanistisch-kristelijk, naarelkander-toegroeien van aarde en hemel... Hier bereikte Servaes zijn schoonste belijdenis van het geloof in Gods menswording. Ook het kleurenpalet van de meester veranderde, werd rijker en warmer: enkele vlakken van smeulend rood, van stralend blauw, van zilver wit, doorgloeien zijn doeken van binnenuit’.
Men moet critici als P. De Blaere en Urbain Vande Voorde gelukwensen omdat zij - soms tegen iedereen in - de moed hebben opgebracht om in de naoorlogse tijd over de betekenis van Servaes de waarheid onbewimpeld te verkondigen, zonder laffe concessies aan de meesters van de dag.
Een paar jaar geleden werd in dit blad de wens geuit dat Vlaanderen niet langer de schandelijke behandeling van de grote meester zou gedogen. Naar aanleiding van de Permeke - retrospectieve te Antwerpen, vroegen wij om een Servaes-retrospectieve in hetzelfde museum dat aan heel wat minder belangrijke schilders deze eer bewees. Noch het ene noch het andere gebeurde. Maar zijn er dan geen instanties, die machtig genoeg zijn in dit land om het ostrakisme dat een klein aantal kortzichtige personen tegen Servaes hebben uitgeoefend aan de kaak te stellen en te breken?
A.S.
| |
Sint-Truiden
Het jaarlijks nationaal congres van het Davidsfonds ging deze maal door te Sint-Truiden op zondag 1 september.
Onder de talrijke sprekers vermelden wij Best. Afgev. Storme, voorzitter van ons verbond, die handelde over ‘Cultuurzorg van overheidswege’. Hij betoogde dat de overheid niet alleen
| |
| |
de materiële welstand maar ook de culturele bloei der bevolking dient te behartigen: het volk heeft cultuur nodig als brood. De openbare besturen hebben bij de cultuurspreiding een suppletieve rol, maar moeten ook zelf initiatieven nemen. Dit geldt voor staat, provincie en gemeente, elk op het eigen niveau. Dhr. Storme sprak de overal in het Vlaamse land aanwezige wens uit dat alles wat cultuurzorg betreft aan het ministerie van Culturele Zaken zou verbonden worden en onttrokken aan dit van onderwijs. Ook protesteerde hij tegen het feit dat het hele bibliotheekwezen van ons land onder de bevoegdheid van vijf niet-katholieke inspecteurs staat en vroeg dat Dhr. Van Elslande, staatssecretaris voor culturele zaken, aan deze toestand een einde zou stellen.
| |
Vrije tribune
11 juli 1960.
Aan de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen.
Waarde Heer Voorzitter, waarde Heren,
Het weze ons hierbij toegelaten even Uw gezamenlijke aandacht te vragen. Ofschoon het zowat in al de Vlaamse provincies een loffelijke gewoonte geworden is provinciale literaire prijzen uit te schrijven strekt het niettemin U, de Bestendige Deputatie, tot eer ook voor onze provincie de noodzaak hiervan te hebben ingezien.
Het is precies omdat wij ten volle geloven in Uw grootmoedigheid dat wij menen U te moeten aanschrijven. U zal het ons niet ten kwade duiden dat wij de gerontocratie, erfdeel van het Klassieke Griekenland, niet onbevooroordeeld overal en zeker niet op het gebied van de cultuur, kunnen bijtreden. We lopen inderdaad met de verholen vrees dat jongere literatoren, jongere dichters vooral - de dichtkunst heeft zich na W.O. II meer uitgesproken dan het proza gewijzigd - a priori troeven uit de handen worden genomen bij dergelijke wedstrijden. Daarom zijn wij ook zo vrijmoedig te durven vragen of U bij het kiezen van de juryleden er rekening zoudt willen mee houden dat de leden naar een algemene en brede esthetische norm zouden aangeworven worden en dat de jongste uitingen in de literatuur niet vooraf zouden veroordeeld worden door de onwrikbaar stugge houding van enkele leden van de jury.
Het geldt hier inderdaad een oratio pro domo, wij en wij alleen kunnen voor onszelf in de bres springen.
Wij denken er echter niet in het minst aan raad te willen geven, wij wijzen op een verschijnsel dat zich in de voorbije jaren reeds heeft voorgedaan. U zal evenzeer inzien dat door herhaling hiervan na verloop van tijd de verjonging van de literatuur in onze provincie sterk zou tegengewerkt worden. Worden wij in West-Vlaanderen al niet vaak genoeg aangewreven achterna te hinken?
Wij dringen daarom niet noodzakelijk aan op mensen die jong in leeftijd zouden zijn, maar op leden die een jonge geest niet zouden veroordelen. U moet inzien dat wij niet spreken als literaire nozems, ons werk beperkt zich niet meer tot avant-garde-tijdschriftjes, maar zgn. gevestigde literaire tijdschriften in België en in Nederland nemen herhaaldelijk van ons werk op.
U zal wel begrijpen dat wij, die nog veel mogelijkheden voor ogen zien, het op prijs stellen een prijs te behalen waaraan premies vastzitten, die ons evenzeer, om niet te zeggen meer kunnen helpen dan mensen die literair gearriveerd zijn. Daarmee misgunnen wij geenszins de lauweren aan eervolle laureaten op leeftijd.
Wij willen tenslotte allerminst een verwijt sturen aan vroegere juryleden of hun bevoegdheden betwisten, maar het kan U niet bevreemdend voorkomen dat de wereld en ook het gedicht veel gezichten heeft en dat de ogen van de meester tenslotte het paard maken. Wij wilden enkel ons oordeel zeer bescheiden bij de meester uitspreken.
Wij durven de hoop koesteren dat er in de mate van het mogelijke rekening zou gehouden worden met ons eerlijk bedoeld voorstel.
Inmiddels groeten wij zeer hoogachtend en in afwachting van een bemoedigend antwoord danken wij bij voorbaat,
(w.g.) Korban, Beveren bij Roeselare.
(w.g.) Jan van der Hoeven, Assebroek.
Het antwoord van de Heer Gouverneur op dit schrijven luidt als volgt:
Ik heb de eer U mede te delen dat uw brief d.d. 11 juli ll. met uw beschouwingen nopens de samenstelling van de jury's van de provinciale prijzen voor letterkunde, werd voorgelegd aan de Bestendige Deputatie.
Het Provinciaal College laat opmerken dat reeds rekening werd gehouden met deze suggesties.
Hoogachtend,
(w.g.) De Gouverneur
|
|