West-Vlaanderen. Jaargang 9
(1960)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
Poëtisch bericht
Christine D'Haen
Willy Spillebeen
Fernand Lambrecht
Gustaaf Vermeille
De dichteres Christine D'Haen uit Brugge werd op 14 juli te Leiden bekroond met de Van der Hoogt-prijs. De prijs werd haar verleend voor haar verzamelbundel Gedichten 1946-1958, waarvan enkele voor het eerst in ons tijdschrift zijn verschenen. De uitspraak van de jury, die haar op de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde deze onderscheiding toekende luidde als volgt over haar verzen: ‘Het werk van Christine d'Haen heeft een geheel eigen stem en staat temidden van de huidige poëziestromingen geheel apart. Sedert zij in 1948 in Dietsche Warande en Belfort het grote gedicht Adelard en Heloys publiceerde, dat naast een duidelijke beïnvloeding van Aafjes reeds de karaktertrekken van een oorspronkelijke persoonlijkheid verried, ontwikkelde haar talent zich op verrassende wijze. Zij werd de dichteres van de Eros, in bloeiende, lichamelijke zintuigelijkheid beleefd, maar in wezen een ervaring der ziel, terwijl deze beide bij haar in voortdurende communie staan met de kosmos. De poëzie van Christine d'Haen is in een merkwaardige synthese warmzinnelijk en intellectueel. Haar geest, drager van een rijke eruditie, beweegt zich met voorliefde in de symbolenwereld van de cultuur der antieken, van de Renaissance en van de Bijbel en doet reële gewaarwordingen, emoties en gedachten vergroeien met een verre maar voor haar levend-tegenwoordige verbeeldingswereld. Men wordt in een aantal verzen op het eerste gezicht herinnerd aan de zeventien en achttien eeuwse decoratieve maar modern beleefde realiteit en haar zeer persoonlijke zinnen- en zielsreacties daarop weet zij in fantasierijke eenheid samen te smelten met deze in haar bewustzijn actueel levende gestalten’. Wij wensen de vooraanstaande katholieke dichteres Christine D'Haen met deze uitzonderlijke onderscheiding oprecht geluk.
De Poëzieprijs van de stad Heist werd naar aanleiding van de Gulden Sporenviering te Heist uitgereikt. De jury voor deze prijs was samengesteld uit de heren Jos de Haes, Jozef Deroose, secretaris, André Demedts en Jan Vercammen. De prijs zelf werd niet toegekend, maar verdeeld aan vijf auteurs: Willy Spillebeen, voor zijn gedicht Jacht; Adriaan Magerman uit Gent voor zijn gedicht Najaar; Fernand Lambrecht uit Varsenare, voor zijn gedicht In de schaduw; E.H. Bert Jvens uit Herentals voor zijn gedicht Scheiding en Gustaaf Vermeille uit Heist, voor zijn gedicht Strandhoofd. Op de tegenoverliggende bladzijde publiceren wij de gedichten van de drie Westvlamingen onder deze bekroonden. Willy Spillebeen, uit Menen, heeft zoals wij vroeger al meedeelden, reeds een bundel gedichten gepubliceerd bij de Bladen voor de Poëzie ‘Spiraal’; Gust Vermeille uit Heist publiceerde o.m. in diverse tijdschriften verhalen, waaronder ‘Wat is een dag, Johannes’ dat in 1956 werd bekroond in het tijdschrift ‘Het Cahier’. Fernand Lambrecht ten slotte (Sint-Andries, 1934) onderwijzer te Sint-Andries, is een nieuwe naam. De redactie van West-Vlaanderen wenst alle geprimeerden geluk. |
|