[West-Vlaanderen 1960, nummer 51]
[Boek en grafiek]
BOEK EN GRAFIEK - geest en vorm - schepping van verstand en verbeelding, en het materiële schrijn waarin zij wordt omvat. Kunnen wij een verhevener opgave vinden voor de grafische kunstenaar, een zuiverder werkmotief, dan de architectuur van dit schrijn? En bestaat er een boeiender object dan een perfect vormgegeven boek? Kennen wij een subtieler genot dan het strelend doorbladeren van een mooie band?
Boek en grafiek - en misschien mogen wij voor een bepaald aspect van dit begrip speciaal enige aandacht vragen? Niet zozeer dan voor de fraaie illustraties die de boeken sieren en die grafische meesterwerken op zich zelf vormen; doch voor de grafiek in dienst van het boek, beter nog: voor de grafiek vàn het boek. Een grafisch verzorgde en verfijnde uitgave is inderdaad niet noodzakelijk, zelfs niet in de eerste plaats, een geïllustreerd boek, zoals velen het steeds zien. Eventuele illustraties dienen derwijze een passend onderdeel te vormen in het geheel van de lay-out dat zij er een volmaakte en volstrekte eenheid mede uitmaken.
Doch precies deze grafische vormgeving, deze architectuur van het boek, is een heerlijk spannend gegeven, zoals wij zeiden, doch zwaar meteen. Het vergt een verregaande graad van kennis op vele gebieden, en een zeer verfijnde smaak; eruditie en intuitie.
In zijn ‘Traité élémentaire de l'imprimerie’ dat in 1793 verscheen, kon A.F. Momoro er zich reeds om ergeren, op een scherpe en geestige wijze trouwens, dat de eerste de beste ‘charlatan’ en leegloper kon menen dat hij de nodige bekwaamheid en smaak bezat om boekdrukker te worden. ‘O schande, zegt hij, en die lui beschouwen een boekdrukkerij als een fabriek’.
Zo inderdaad bij de geboorte van het boek de drukker meteen graficus was, volgden toch vrij spoedig periodes waar het drukkersgild vervoegd werd door lieden als die waarop Momoro zinspeelde. En die tijden zijn helaas nog niet volledig afgesloten, zeker niet, althans wat West-Europa betreft, in ons eigen land. Vele boekdrukkers zien nog steeds niet de noodzaak in, zich ook tot op een minimum hoogte, als graficus op te werken. Of beroep te doen op iemand die het vak beheerst. Er worden nog steeds triestige producten voortgebracht. Doch er is vooruitgang, in de laatste dertig, veertig jaar weer een enorme vooruitgang. De grafische verfijning van het boek - die in ieder kultuurgebied hoe langer hoe meer haar eigen typische normen heeft - houdt immers veelal gelijke tred met de geestelijke en materiële welstand van het land.