Euripides
De derde der grote tragedieschrijvers is natuurlijk veruit de belangwekkendste op het gebied der ideeën en wordt door de auteur het uitvoerigst behandeld, en ook wel o.i. met het meest enthousiasme. Gelijk welk handboek beschrijft Euripides als een rationalist, een bespotter der goden, een misanthroop en vooral een vrouwenhater, een pessimist, een demokraat, een twijfelaar. Het is deze traditionele voorstelling van de dramaturg, die door Dr. Stock, in sommige van haar voornaamste trekken althans, wordt aangevallen. Hij ziet in Euripides in de eerste plaats de dramaturg van de spirituele onrust, de vertegenwoordiger van een door de Sofistiek ontredderde wereld; dit komt tot uiting in het onbeheerst verlangen naar discussie over alles en nog wat, in het voortdurend ja en neen zeggen betreffende hetzelfde onderwerp, in iets als een pret om al maar door zich zelf tegen te spreken, in een uitpakken en uiteenrafelen, in zulke mate dat iedere synthese bijna apriori wordt onmogelijk gemaakt. Het is bijna een angstpsychose waarvan ongeveer met zekerheid mag worden gezegd dat zij opschiet uit een diepgaande religieuze ontreddering. Maar waar iedereen het destructief karakter aanneemt van Euripides' mentaliteit, daar verzamelt Dr. Stock ook de constructieve elementen ervan, die door de meesten worden voorbijgezien.
Een der meest opmerkenswaardige hoofdstukken van het boek is dit waarin de auteur zeer scherpzinnig bewijst dat Euripides, die voortdurend vernietigende oordelen over de vrouw uitspreekt en daarom als hét type van de misogyn doorgaat, in de grond een veel grotere achting heeft voor de vrouw dan voor de man. Deze alleszins verbluffende stelling wordt bewezen door het feit dat in Euripides' werken keer op keer de mannenfiguren fel in de schaduw gesteld worden van de vrouwenfiguren en dit omzeggens op alle gebieden: zij dragen de hele actie, zijn schranderder, slagvaardiger, daadkrachtiger, intelligenter, beslister, logischer, gevoeliger, enz. De mannen integendeel zijn dikwijls maar ledepoppen. Is het verkiezen van de man en terzelfdertijde toch hoger schatten van de vrouw, geen echt vrouwelijke karakteristiek, vraagt Dr. Stock zich terecht af.
Ook de reputatie van Euripides als zuivere rationalist is niet helemaal gewettigd. De Bakchanten moeten het aantonen volgens Dr. Stock, die hier zoals elders de Engelse commentatoren verkiest boven de Duitse en de Franse; de rationalist Pentheus wordt in dit stuk op bloedige wijze voor de gek gehouden en de wijze Teiresias verklaart dat het irrationele soms de hoogste wijsheid is.
Het rationalisme van Euripides op godsdienstig gebied is evenmin zo absoluut als courant gezegd wordt. Ook hierover weet de auteur onthutsende conclusies te halen uit zijn tekstonderzoek, gedeeltelijk in overeenstemming met het oordeel van Dodds: If we must attach a label, I think that the word ‘irrationalist’ fits Euripides better than any other.
Dr. Stock houdt voor dat Euripides spijt zijn destructiviteit in feite meer nieuws en constructiefs heeft bijgebracht dan een Sophocles: Deze creatieve onrust heeft de Salaminiër gemaakt tot de ware ontdekker van de psychologische wereld, tot de ontleder van het zielsconflict en tot de dramaturg van de paranormale alsmede van de abnormale psychische verschijnselen... De hoogste activiteit meent hij zich dan te zien openbaren, in de volwassen man bij de redding uit hopeloze situaties, in jongeren en inzonderheid in de vrouw bij het vrijwillig aanvaarden van de dood voor het welzijn van anderen.
Het boek besluit met een synthese, die de grote rijkdom van de Griekse tragediën voor het Westerse denken beknopt voorstelt en de drie dramaturgen betitelt als behorende tot de vroegste en voornaamste pedagogen van ons Westen, wat in de ogen van Dr. Stock van kolossale betekenis is.
Zelden lazen we een verstandig boek dat in dezelfde mate voortdurend prikkelt tot nadenken, tot discussie en tegenspraak. Men kan niet zeggen dat het gewoon boeiend geschreven is, want het is té intelligent daarvoor, maar het is uiterst captiverend eenmaal men zich heeft laten lokken door het humanistisch geestesspel van de schrijver. Voorwaar een hoedanigheid die men omzeggens nooit aantreft in de Vlaamse letteren; bovendien is de taal perfekt verzorgd, met een soms licht gevaar voor affectatie misschien.
(Reeks Philosophica, Desclée De Brouwer, Brugge, 1959, 338 blz., ing. 125 F, geb. 150 F).
Dr. Albert Smeets