houden met de struktuur zelve van onze uitvoer. Ons exportpakket namelijk is hoogst eenzijdig samengesteld: grondstoffen, halffabrikaten en uitrustingsgoederen slorpen het leeuwenaandeel op.
Anderzijds is onze uitvoer al te sterk gekoncentreerd op slechts enkele afnemerslanden: op Europese bodem blijft ongeveer 70% van onze exportgoederen en alleen reeds onze partners van de Euromarkt nemen ongeveer 45% van onze exporttotaliteit voor hun rekening.
Opgave is dus: in de bestaande afnemerslanden méér klassen van de konsumentenstruktuur bereiken en bovendien nieuwe markten prospekteren en veroveren. Daartoe zal onder meer en vooral de reeks onzer uitvoergoederen moeten uitgebreid worden: zal, met name, de aandacht dienen toegespitst op het afgewerkte produkt. Nu is precies op dit gebied een levendige konkurrentie ontstaan, die ongetwijfeld mettertijd nog aan scherpte zal toenemen. En die hoofdzakelijk zal worden uitgevochten op het terrein van de goed overlegde bruikbaarheid van het produkt, op het gebied van zijn sierlijke, elegante en toch sobere, onopvallende vorm.
Niet de technische kwaliteit gaat inderdaad nog langer de doorslag geven: deze is nu eenmaal voor het merendeel der produkten vrijwel dezelfde geworden. Er zijn geen ‘slechte’ auto's meer, geen ‘slechte’ radio's, geen ‘slechte’ koelkasten, en wat weet ik meer.
De ‘vorm’ krijgt meer en meer belang: de vorm, die in de meest brede zin van het woord de smaak en de gewoonten, de voorkeur en de grillen zelfs van de verbruiker moet tegemoet treden.
Vandaar de gebiedende eis, in de algeheelheid van de bedrijfspolitiek een méér dan belangrijke plaats in te ruimen voor het vormgevingsbeleid: d.w.z., het systematisch nastreven van een gepaste originaliteit. Niet dus een originaliteit om het louter plezier van de originaliteit als zodanig, maar een originaliteit die wezenlijk steunt op een samenstel van ekonomische, technische en esthetische motieven welke de uitkomst zijn van een grondige marktstudie. Ik wens dit nadrukkelijk te onderstrepen om het veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen dat door de Franse term ‘esthétique industrielle’ wordt gezaaid: industriële vormgeving is niet in de allereerste plaats een kwestie van esthetische schoonheid. Haar doel is inderdaad niet in zulke mate idealistisch, al kan en wil het belang ervan voor het levenspeil en de opvoeding van de massa niet ontkend worden. Zij is volgens de nauwkeurige omschrijving van de Directeur van het Nederlandse Instituut voor Industriële Vormgeving ‘een zodanig weloverwogen wijze van ontwerpen en fabriceren dat daardoor aan alle voorwaarden, aan zulke produkten te stellen, voldaan wordt’. De vorm is slechts één dier voorwaarden.
Mijn inleiding moge nog doen opmerken dat het vormgevingsbeleid niet alleen is weggelegd voor grote ondernemingen. De kosten ervan liggen ook in het bereik van kleine en middelgrote bedrijven: onderzoekingen hebben uitgewezen dat zij gemiddel 1 à 2% bedragen van de kosten van het produkt.
Vanzelfsprekend is aan het veranderen van de vorm een afzetrisico verbonden. Maar, moeten juist laatstgenoemde bedrijven niet doorbreken door dergelijke risico's op zich te nemen? Vormgeving is alleszins een minder duur middel om zich te affirmeren of te doen kennen dan publicitet.
Sluiten wil ik met een even hartelijk als welgemeend proficiat aan de redaktie van dit blad; zij heeft er goed aan gedaan dit probleem aan te snijden en onder de aandacht te brengen van het bedrijfsleven. Het is zeer nauw verwant met dit andere, voor ons land zo belangrijke probleem van de buitenlandse handel. En voorts hebben wij een faam te verdedigen: ik herhaal, welke faam.
ANDRE DEQUAE, Oud-Minister van Buitenlandse Handel.