eens gunstig aanwezig. Ons troffen belangrijke werken van Wotruba, Käthe Kollwitz, Heiliger, en Otto Herbert Hajek. Er zijn veertien werken te zien van de grote Engelse artist Henry Moore, waaronder een eigenaardig recent werk, namelijk drie hoge sculpturen van drie meter hoog, bijna abstract werk, dat zowel aan sommige keltische kunstwerken als aan totempalen doet denken, of zelfs aan die typische Bretoense calvaires. Maar Moore noemt ze eenvoudig ‘staande motieven’.
Tegenwoordig de grootste onder de beeldhouwers zijn ongetwijfeld de Italianen, die hier met een grote zeer gevarieerde inzending in Sonsbeek zijn: Martini, Marini, Manzu, Pepe, Mascherini, Greco, Basaldella, Minguzzi, Mastroianni, Castelli; ze zijn allen vertrokken van de grote traditie die in Italië nog leeft, sommige als Minguzzi o.a. zijn bijna abstract geworden, andere hebben een neo-realisme ingeluid. Esser en Verhulst zijn de meest in het oog vallende Nederlanders, terwijl als hulde aan de onlangs overleden John Rädecker ook een paar treffende werken zijn geexposeerd. Onder de jongere Nederlanders vermelden wij ten slotte Wessel Couzijn en Tajiri. Deze biennale van Sonsbeek is, door de gedoseerde spreiding van alle landen, o.i. beter geslaagd dan de vorige. De Franse inzending, eigenlijk een retrospectieve, is dit jaar bijzonder verzorgd. Terwijl de Italiaanse actuele sculptuur opnieuw de revelatie is.