kan verheffen, en aan het eeuwige thema een leven geeft met een modern ritme, dat ons kan beroeren.
Moet het ballet politieke en sociale inspiraties opdoen? Béjart opnieuw, nu iets drastischer: ‘Politiek, bij uitstek anecdotisch en steriel feit in de wereld, is het domein van de artisten zonder verbeelding. Het sociale element kan de mens ook via deze kunst verheffen’. Andere artisten laten politieke en sociale thema's in de danskunst toe, op voorwaarde dat ze satyrisch worden behandeld. De Russische correspondenten daarentegen leggen de nadruk op de vooral sociale inslag die de balletkunst, langs thema's als de revolutie en de opmars van de massas - moet bezitten.
Psychanalytische onderzoekingen hebben vooral in de jongste tijd ook de danskunst beïnvloed? Is dit een middel voor vernieuwing? En hoever mag het zoeken van erotisme gaan in de zogenaamde avant-garde balletten? Deze vraag lokt wel de meest afgetekende antwoorden uit. Fransen en Spanjaarden beschouwen de psychanalyse als een vruchtbare inspiratiebron, sommige echter alleen als een aanbreng, geen vernieuwingsmiddel. Françoise en Dominique, het beroemde Parijse danspaar, vinden vooral in de Spaanse volksdansen meer uitgesproken erotisme dan in de avantgardeballetten, ‘qui sont peut-être plus scandaleux, mais moins puissants’. Na het gemiste rendez-vous van Sagan zullen ze voorzeker in hun overtuiging nog gesterkt zijn. De Italianen en vooral de Engelsen zien geen heil in het zogenaamde psychanalytische ballet; zij (de Engelsen) vinden het vervelend en verwarrend symbolisch. De psychanalyse, die door Freud de indiscrete wetenschap werd genoemd, mag inspireren vindt Elvira Ruziczka, balletmeesteres van de staatsopera van Wenen, maar de artist van zijn kant moet zich voortdurend in edele menselijkheid inspannen om in zijn figuraties gewetensvol de grens te bewaren van wat esthetisch toelaatbaar is. Dat is iets dat men niet kan aanleren; daarom zijn uitspattingen onvermijdelijk. De Moskouse balletmeester Igor Moissev ten slotte heeft in de studie van pathologische strevingen in de onderwereld van het onbewuste en onderbewuste nooit een weldaad gezien. De waarde van een kunstwerk bestaat volgens hem in zijn objectieve waarde en in de uitdrukking van een gevoel dat leeft bij een grote groep mensen.
Vroeger schreef men muziek voor het ballet; vervolgens heeft men dansnummers voor de muziek gearrangeerd. Momenteel is de brug gemaakt: er bestaat een bepaald vormenspel, terzelfdertijd muzikaal en choreografisch, dat eigen wetten bezit zoals de sonate of de symfonie: het ballet. Boris Blacher, de Duitse komponist, is in verband hiermede de mening toegedaan: ‘Dat de muziek concreet zij, electronisch of instrumentaal, wat voor alles van belang blijft is dat deze muziek overeenstemt met het gekozen onderwerp’. Stralende balletten met grote groepen danseressen of kleinere bezetting waardoor aan expressiviteit wordt gewonnen? Ook dit is actueel in de wereld van de dans. Tomislav Tanhofer, regisseur uit Belgrado is evenwel zeer categoriek: ‘De vraag naar een sober en expressief theater is steeds een teken geweest van decadentie. Over het algemeen is dergelijk theater exclusief bestemd voor een beperkte groep van uitgekozen en geblaseerde estheten’.
De laatste vraag van dit interessant enkwest luidde: Mogen wij verwachten dat, zoals in de tijd van Diaghilew, een verbond van choreografen, musici, schilders en dichters zal tot stand komen, die een nieuwe esthetica kunnen scheppen, waarvan de invloed, via de danskunst, ook op de andere kunsten overslaat? Jeanine Charat is ervan overtuigd dat het mirakel van Diaghilew zich niet meer kan herhalen, want wat mirakel en legende is geworden rond deze figuur is op onze dagen eerder normaal. Er bestaat immers een sterke samenwerking tussen de verschillende artisten die een ballet maken, want wat is danskunst anders, vraagt zij, dan een synthese van idee, ritme, beweging en kleur? In verband met deze vraag zijn er verschillende onder de aangesproken artisten die zich beklagen over het gebrek aan cultuur en algemene ontwikkeling onder de dansers en choreografen. Dit is inderdaad van het grootste belang en het zijn niet alleen de volgelingen van Terpsichore die onder dit euvel lijden. Want vooraleer, als Doris Humphrey, de choreograaf uit New-York, te mogen zeggen: ‘I have something very personal to say, but I try to make it of universal interest’ moet men niet alleen kunnen dansen.
Wij hebben wat lang bij dit nummer van World Theatre blijven verwijlen, omdat het, zij het vrij beknopt, toch een panorama biedt van wat grote dansartisten en -specialisten over de wereld van hun kunst in deze tijd denken en verwachten. De illustraties die dit nummer versieren geven bovendien een beeld van de verschillende tendenzen die men kan vaststellen. (World Theatre bestaat ook in het Frans Le Théâtre dans le monde en verschijnt vier maal per jaar - abonnement 150 F - 87, L. Lepoutrelaan, Brussel).
fb