Les createurs et le sacre
Dit is de titel van een verzameling teksten van scheppende kunstenaars samengebracht door Camille Bourniquel en Jean Guichard-Meili. Zij verschijnt in de reeks L'Art et Dieu, waarin reeds het belangrijke werk van P. Régamey verscheen, Art sacré au xxe siècle? dat in ons blad bij zijn verschijning uitvoerig werd besproken. (Wij herinneren ons dat een jaar later een Antwerpenaar in een tijdschrift schreef dat vóór hem nog niemand over dat boek had geschreven in België...; ter ontlasting van de sinjoor kan gezegd worden dat West-Vlaanderen toen nog maar pas begon te verschijnen en men het dus te Antwerpen nog mocht ignoreren als een onbetekenende uiting van Westvlaams regionalisme!)
De samenstellers hebben geschriften verzameld van Delacroix, Ingres, Janmot, Corot, Millet, Carpeaux, Moreau, Redon, Cézanne, Rodin, Renoir, Gauguin, Van Gogh, E. Bernard, Dom Verkade, P. Lenz, Sérusier, Bourdelle, M. Denis, Desvallières, Cingria, Gleizes, Lhote, Rouault, Matisse, Kandinsky, Zack, Lapicque, Berçot, Bazaine, Elvire Jan, Marchand, Manessier, Rocher en P.M.-A. Couturier. De lijst is reeds zeer lang, maar toch moet men het betreuren dat niet meer schilders van grote betekenis uit andere landen dan Frankrijk werden in aanmerking genomen. Wij denken aan Servaes en Nolde, om maar die twee te noemen, waarvan het niet moeilijk zou geweest zijn teksten te bemachtigen.
Dit doet niets af van het belang der verzameling. Het zijn verklaringen van schilders, die reeds vroeger zijn verschenen en die min of meer betrekking hebben op de gewijde kunst. De uitvoerigste en ook wel verstandigste teksten zijn deze van Maurice Denis, die niet alleen een groot schilder maar ook een wijs man was.
De uitgave is bedoeld als een bijdrage voor de oplossing van het probleem der gewijde kunst. Het is inderdaad redelijk dat de buitenstaanders, liever dan in het ijle te twisten over de moderne gewijde kunst eens zouden luisteren naar het standpunt der voornaamste schilders der laatste eeuw.
Voortdurend stoot men bij het lezen dezer teksten op de bekende motieven: het onbegrip van het publiek tegenover de kunstenaar en zijn wederkerig misprijzen voor het publiek - de kunst, die in onze ontkerstende maatschappij zichzelf tot voorwerp van eredienst maakt - de weigering andere wetten te aanvaarden dan deze van het kunstenaarschap. Maar daarnaast is men tevens verbaasd over de diepe religiositeit welke ademt uit bepaalde geschriften en over het klaar inzicht dat sommigen betonen van de dienende functie der schilderkunst in het kerkgebouw ten behoeve van de biddende mens.
De auteurs hebben de teksten der onderscheiden schilders ingeleid met een of twee bladzijden die het religieuze werk van de schilder situeren in het geheel zijner ontwikkeling. Ook komen een tiental zwart-wit platen het boek opfrissen. (Editions du Cerf, Parijs, 1956).
A.S.