Wat al materiaal speelt in de film mede! Een knoop (een doodgewone knoop) onder een stuk multiplex heeft draaiende wonderen verricht. Hij bracht de redding bij Peire toen ‘revolutie’ moest plaats maken voor ‘mist’. Bij Martens moesten wij beroep doen op een mazout-insecten-verdelger om de vlammengloed te suggereren en vele sterke spieren kwamen ons ter hulp om de arduin-zware beelden van Taeckens op hun juiste plaats te krijgen. Wat een tegenstelling met het wollen draadje, dat wij bij Setola nodig hadden. Hoeveel sigaretten het te verduren kregen, hebben wij niet nagegaan; maar we kunnen de verzekering geven dat de tabak een zeer goed en probaat middel is om van het plan der repetitie naar de definitieve opname over te gaan. Zeker!
Een belangrijke medespeler was (natuurlijk) de Paillard H 16-camera. Dankbaar denk ik aan André Lefere en zijn kameraad. Wat een mogelijkheden biedt dit gevoelig instrument in zijn hand. Hoe ver zijn wij hier - in deze film - van de statische opvatting van de camera. Zij is bij Lefere beweeglijk en levend geworden. Hoe anders kregen wij de bewegende wereld in de eerste Tijl-scène? Hoe anders het dansend meisje bij Wolvens? Een soepel apparaat is zij geweest, dat steeds juist - om precies te zijn: er waren twee opnamen, onder de zovele, die niet juist belicht werden - en-registreerde.
De camera heeft geleefd in haar vele oversmeltingen, in haar panoramieken, in haar travellings, in haar dubbelopnamen, in haar plongeons en long-shots, in haar vele gedurfde bewegingen, die wij lachend de ‘opérations combinées’ noemden.
Men heeft een theorie verdedigd over de ‘subjectieve camera’... wij dachten er aan als wij Matthijs de zaal zien in-kijken, als Streuvels ogen onze eigendom geworden zijn.
Dat konden wij alleen door de bijzondere technische uitrusting van het huis Lefere en vooral door de ad hoc aangekochte objectieven Pansenor (F 2,8 / 20-60) en Pansenor (F 2,5 / 15-75). En daarmede was het mogelijk een concentratie op het doek te brengen, een accent te leggen in het beeld, was het mogelijk een détail te laten fluisteren.
In juni 1955 zijn wij gestart bij Michel Martens, bij Jozef Storme liep het eerste werk der opnamen ten einde in mei 1957. Wat daar tussen ligt? Studie, telefoons en telegrammen, discussie, enthousiaste medewerking en zeer interessante kontaktnamen met onze Westvlaamse kunstenaars... Na de eerste (stomme) visie in de Gudrunzaal te Roeselare waren allen tevreden over de juiste toon van het geheel.
Maar de film was niet klaar. Daarover weet de studio van Etienne Vergote meer te vertellen. Hector Deylgat, die de filmgoede tekst van Jef Vandaele rustig ter ore brengt, mag U spreken van ernstig werk. Herman Bernolet paste op een bijzondere wijze de muziek aan. En wij allen waren uitzonderlijk verwonderd over de gewetensvolle klanktechnicus Vergote, die een perfecte sonorisatie monteerde...
Maar wat het juist geweest is... een film maken... ‘c'est ce qui ne peut être raconté!’.
godfried oost
Hector Deylgat
...speaker...
Etienne Vergote
...klanktechniek...
André Lefere
...cameraman...