Het licht - en - klankspel ‘Lodewijk van Gruuthuse’
Reeds lang genieten in Frankrijk de licht-en-klankspelen een ruime belangstelling. De Jeux d'Eau op de Seine, ter gelegenheid van een wereldekspositie in 1937, hadden de aandacht van de gehele kunstwereld gevestigd op de totaal nieuwe ekspressie-mogelijkheden van de kunstilluminatie en de akoustische reproduktiemiddelen. Jaar op jaar werden meer dergelijke montages gekreëerd, te Vincennes, te Avignon, in de Loire-kastelen en vooral te Versailles - uitverkoren plaatsen waar zich in het verleden de grote feiten van de Franse nationale geschiedenis hadden afgespeeld. Het initiatief van het Brugse stadsbestuur om in het kader van de toeristische reienverlichting op het binnenplein van Gruuthuse ook een dergelijk evokatiespel te laten ensceneren, verdient dan ook alle lof, te meer nog daar hiervoor beroep gedaan werd op een van onze jongste en meest beloftevolle regisseurs, Guido Cafmeyer uit Torhout. Dit licht-en-klankspel Lodewijk van Gruuthuse heeft dan ook in de periode van 1 juli tot 15 september 1956 een steeds groeiende belangstelling gekend. Elke avond opnieuw, als de duisternis inviel, werd het stenen getuigenis van Gruuthuse weer een levend tijdsdokument van Brugge's vergane grootheid. Het licht-en-klankscenario gaf ons de bewogen interpretatie van de architektuur van dit patriciërshuis en van de konflikten, die de thans in de O.L. Vrouwkerk naast elkaar begraven Lodewijk van Gruuthuse en Pieter Lanchals, vroeger tegen elkaar hebben uitgestreden, met als inzet de vrijheid van de stad-staat Brugge. Het konflikt wordt ons kenbaar gemaakt in de vorm van een soort gevisualiseerd luisterspel, alleen met behulp van stemmen, die als uit het ijle verleden komen en in het ijle van de nacht weer verzwinden.
Het licht-en-klankspel herinnert aan de grootheid van het geslacht Gruuthuse, waarvan de heren een monopolie hadden op de verkoop van de grute, het mout; aan de Kruistochten en de bouw van de grootse O.L. Vrouw kerk en aan de H. Bloedprocessie om dan in een dramatische klimaks de burgerstrijd rond Lodewijk en Lanchals ten tonele te brengen. In 1482 overleed de jonge Maria van Boergondië tijdens een valkenjacht te Wijnendale. Haar echtgenoot, Maximiliaan van Oostenrijk, aartshertog van Habsburg, wilde zijn zoon het recht op de nalatenschap van zijn moeder afhandig maken. Lodewijk van Gruuthuse nam het op voor de erfrechten van de jonge Filip, wiens medevoogd hij was. Lanchals werd de gewetenloze gangmaker van de aartshertog, die kort daarop Brugge belegerde en Lanchals als zijn stadskommissaris aanstelde. Gruuthuse werd gevangen genomen. Het trouwe Brugse volk kwam echter in opstand. Lanchals, die verantwoordelijk gesteld werd voor de likwidatie van zijn tegenstanders, werd gehalsrecht. Maximiliaan zelf werd door het volk gevangen genomen. Gruuthuse bepleit echter van uit zijn gevangenis de vrede. In 1492 kan hij naar het vrije Brugge terugkeren, waar hij kort daarop zou overlijden.
De scenario-schrijver, K. de Busschere, heeft zich zeer goed weten aan te passen aan het eenvoudig aktieschema, dat door een licht-en-klankspel geëist wordt. Zijn versritme heeft soms de kadans van een trage spreekkoortekst. Soms is deze echt Vondeliaans en solemneel en met de duisternis en de nachtelijke nagalm als een soort vierde dimensie laat de tekst niet na de toeschouwers in de ban te brengen van een vreemde poëzie, eigen aan eeuwenoude dingen. Af en toe zinspeelt het koor op de kortstondige broosheid van 's mensen leven en de tegen de eeuwen bestand zijnde duurzaamheid van de gebouwen - een indruk, die veel toeristen te Brugge overvalt als zij plots beseffen dat deze stad ook eens de stad geweest is, waar onze grote primitieven hebben geleefd en gewerkt.