In het onderlijnen van de rechte lijn, in puntige helmen, speren en zwaarden bij de Germaanse krijgers, in de rood-met-zwart-contrasterende kleuren, kwam de strijdkunst en opstand sterk tot uitdrukking. Bij de verfijnde snit en afwisseling van harmonieuse intense en zachte kleuren bij de edelen kwam het aristocratische tot uitdrukking; bij de purper-zwarte ijzer-kinderen, in hun zwaar afhangende klederen: de rouw; bij andere groepen was het vreugde, de reinheid, de openheid of geslotenheid enz... de schalkse zotheid: in de bonte wemeling kleine narretjes - tot de variatie toe in de gesminkte gezichten. Die narren in aktie werden één van de hoogtepunten van de stoet: beweging, muziek van blokfluiten en belletjes, maar ook muziek van flusjes, zotskappen en kleuren!
‘- Ik zou Vlaanderen door en met mijn werk op een hoogstaande manier willen dienen!’ - men moet het hem zien zeggen, met een nerveus trillend baardje, geestdriftig en met donkere, schichtige ogen achter zwarte brilranden maar met kalme gebaren, evenwel overwogen al wat hij zegt, als gevormd om de gedachte-in-wording aan te vullen met enkele rake détails, zoals zijn schetsen, nog onaf zijnde, opeens door twee, drie vaste trekken als bij toverslag voleindigd zijn. Heeft hij Vlaanderen niet gediend?
Het is terloops misschien wel goed hier eens te wijzen op Arno Brys' gezamenlijk werk als décorontwerper. Vooral met zijn toneeldécors heeft hij naam gemaakt. Wat hem in het décor aantrekt is het feit dat toneel het leven uitdrukt in zijn veelvoudige komplexe en mystérieuse vormen. Hier wordt van de décorontwerper een echte ‘Einfühlung’ geëist, een stijl en karakterontleding op het letterkundige plan, die op de duur ook een totaal andere ervaringslaag van de plastische kunstenaar aanspreekt en verdiept en hem aldus doet rijpen tot een wijde, voor alles ontvankelijke natuur. Elk stuk eist een eigen dekor, afleidbaar uit de inhoud van het dramatisch werk.
Een dekor is pas goed wanneer het zijn onopvallende ondergeschiktheid aan de psychologische enscenering in haar geheel weet te bewaren. In de mate dat het dekor een dienende funktie heeft, stelt het aan de ontwerper dan ook zeer hoge eisen van vormbeheersing. Ook aan dergelijke dekors weet Arno Brys een gestyleerde symboolkracht te geven, een expressionistische, soms vervormde vereenvoudiging, die voor de aktie en spelers een eerste aanloop vormt tot de poëtisch verdiepte levensuitbeelding, waarin de zin van alle toneel gelegen is. De dekorontwerper moet hier juist het tegenovergestelde doen van een onderzoeksrechter die tot de wedersamenstelling van de feiten overgaat. Elke dekorovertolligheid wordt achter het voetlicht onverdraaglijke luxe.
Nogmaals, historische details zijn voor Arno Brys bijzaak vergeleken bij de geest van een stuk of een toneelfiguur. Hij schrikt er niet voor terug zijn costumeringen te herleiden tot één abstract harmonisch geheel, en dit zonder het louter functionele van het kostuum te schaden. Het kostuum zelf biedt dan zeer eigene spelmogelijkheden en verschillende expressie mogelijkheden. Herinneren wij ons de kostumering die hij enkele jaren geleden voor Vondel's Lucifer ontwierp, deze maakte het zelfs oningewijden mogelijk zich met de uitdrukkingskracht van de abstracte kunst te verzoenen. Uit het schijnbaar onsamenhangend geheel van lijnen en kleuren in het kostuum van Lucifer was hij er niettemin wondergoed in geslaagd het spyche van de titelrol als titanische opstandeling te veruitwendigen. Het kostuum zelf had reeds een aangrijpende ‘valeur-choc’.
De laatste jaren zagen we heel wat verschillende decorontwerpen van Arno Brys: het breugheliaans dekor voor de ‘Trouweloze Wereld’, voor De Gelderode's ‘Ballade van de Grote Griezel’, Demedts ‘Rechtvaardige Keizer’ - in de vertolking van ‘Volksveredeling’ te Roeselare, verder voor Wouk's ‘Muiterij op de Caine’, voor De Gelderode's ‘Escuriaal’ en dit jaar ook nog voor ‘Gudrun’ en voor het St. Godelieve-spel te Gistel.
Arno Brys' kreatieve waarde ligt voor een groot deel in zijn onvermoeibaar streven naar grote persoonlijke Kunst. - ‘Kunst kan niet ragfijn geanalyseerd worden’ zegt hij ‘er is altijd iets dat aan definities ontsnapt. Men kan aan de Kunst geen grenzen stellen, zo wijd en niet verder. Men moet vooral geloven aan het mysterie in de Kunst.
Arno Brys' voorkeur gaat dan vooral naar de Kunst van het Oosten: Kangra, Garhwal, Rajput, de Japanse; Persische en Bijzantijnse Kunst. Dit alles heeft hem echter niet belet een stoet te kreëren die uitdrukking gaf aan Vlaamse grootheid en fierheid... én grootse Vlaamse Kompositie, zoals wij er nog nooit één zagen.
r. fieuw