West-Vlaanderen. Jaargang 5
(1956)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
Kanttekeningen omheen de opvoering van Gudrun
| |
[pagina 202]
| |
Onuitgegeven gedicht van Victor Dela Montagne uit het archief van de ‘Zeegbare Herten’.
‘Ah, 't is alzo gemeend?’ zei hij, met een halve spotlach, en als hij gewaar wierd, dat alle redens overbodig waren, stootte hij M. Capoen achteruit, gebood de gordijn op te halen, en sprak aan 't publiek als waar er niet gebeurd, en in tegenwoordigheid van Deken, Burgemeester, priesters, studenten... enz. gaf hij den Bisschop zijn vet, zoals het behoorde. Na een brief ontvangen te hebben van de H. Potharst - die toen de regie waarnam van de opvoering (zijn vrouw speelde de titelrol) - waarin deze hem wees op een verandering van mannen- tot vrouwenrol antwoordt en verantwoordt Ferdinand Rodenbach aan de H. Voorzitter der Zeegbare Herten: - deze passus schetst de kurieuze geest welke toen heerste in de toneelmiddens: Men deed zulks waarschijnlijk om aan een actrice meer werk te verschaffen; doch zonder na te gaan of dezelfde woorden passend zijn in den mond ener vrouw, zult ge dan nog een soort mansvrouw moeten vinden, met stem en gestalte in evenredigheid, wat moeilijker te vinden zal zijn dan een mansrol - die desnoods door iemand kan verdubbeld worden - of anders wordt deze rol belachelijk... Verder wijst Ferd. Rodenbach er op dat al de verkortingen, welke hij aan het stuk bracht, gemotiveerd zijn. In de laatste veranderingen heb ik vooral de tong der spelers ingekort - dat moest - het stuk blijft overigens nog zwaar genoeg en de spelers zullen nog last over hebben. Dit zal de Heer Potharst wel begrijpen, te meer zijn ineenzetting en regie die uitstekend is erbij niet veranderen, en moet men zijn brochuur naar de mijne (de laatste) veranderen, zulks kan desnoods gedaan worden door iemand van u. De latere veranderingen op mijn brochuur deed ik vooral met blauw potlood. Geloof me dat het stuk, door de bijgebrachte verkortingen in bijval winnen zal, daar het in Brussel door eenieder, hoe schoon men het vond, te lang werd gevonden. Het laatste middel dat overbleef was dan de tongen te korten der meeste babbelaars, zoals Albrecht ze zelf noemde, doch zulks moest met overleg gedaan worden, en in alles de zin en de ziel behoudende. Hij vervolgt tenslotte: Indien er misverstand zou ontstaan nopens het toneel van Gudrun ‘met speer en schild’ ik heb aan den Heer Potharst toelating gegeven dat toneel her in te brengen. Wegens ‘de bloedvlekken op de klederen’ laatste toneel, daar is hij mordicus tegen, hoewel Hugo Verriest, die een priester is, dit toneel gelaten heeft. Dit doet niets aan 't stuk; valt te onderzoeken of zulks kwetsend is voor de toeschouwers. Daarin laat ik u en M. Potharst vrij.
hector deylgat |
|