Het gaat vanaf het verknechte, ongelukkige Vlaanderen, langs de geest van Gezelle, Verriest en Rodenbach, tot de dag van heden.
In zijn spel heeft de auteur ernaar gestreefd het leven van Rodenbach niet als zodanig uit te beelden, doch wel een spel te ontwerpen waarin de geest en de motieven uit Rodenbach's kunst levend geworden zijn: realistisch, symbolisch en romantisch tegelijk. Een spel, waar de eeuwige droom van de jeugd in aanwezig is, dat inlicht, doet nadenken en eindelijk ook meewerkt om de overtuiging van Rodenbach in eigen leven te betrekken.
Het geheel wordt omkleed door muziek en enscenering, door massaspel. Het podium bestaat uit drie verschillende platformen, biedt een speelruimte van 40 op 20 m. en is voorzien van een toren van 25 m. hoogte. Het laat de nodige mobiliteit toe om tijdens het spel de overgang tussen diverse periodes en taferelen mogelijk te maken.
Het openluchtspel, bestaande uit tien bedrijven, brengt zowel de zakelijke nuchterheid der toestanden tot uiting, als een dramatische uitbeelding van het vlaamse idealisme der jeugd, terwijl het de realiteit omglanst door de romantische droom van de jeugd, die het betere aanschouwt en het scheppende verwerkelijken wil.
In de slotscene moet de zege, door de wil tot samenwerking met alle goedmenenden ontstaan, verzoennig brengen en een gelukkige toekomst inluiden.
Voor het spel zijn 600 uitvoerders voorzien; de regie berust in handen van Antoon Vander Plaetse; tekst van André Demedts; muziek van P. Van Eechaute; de lichtinstallatie van A.K.V.T.
Thans is men reeds volop aan het oefenen der hoofdrollen, verdeeld als volgt: Vlaanderen: Gerard Vanden Bussche; Lamme Goedzak: Etienne Lefere; Waate: Pieter Pruim; Hugo Verriest: Hector Deylgat; Smid: Willy Lamote; Moeder: Mevrouw Himpe- Flamand Mariette; Verleider: Willy Creytens; Franskiljon: Roger Slosse; Volksvijand: Jan Vercruysse; Bourgondisch hoofdman: Gilbert Horrie; Graaf Egmont: Frans Libbrecht; Adjudant: Frans Samyn. Al deze spelers behoren tot de verschillende toneelgroeperingen van stad.
Ook de kunstconcerten beginnen van 13 februari af aan de herhaling der liederen, getoondicht door P. Van Eechaute. De koorgedeelten zijn volledig gecomponeerd.
Grootse gedenkstoet. - De stoet is verdeeld in drie groepen, uitbeeldend De wonderknape van Vlaanderen - Het verleden leeft in ons - De toekomst straalt voor ons.
Izegrims, Wikings, Kelten, Snekken en Sagen, Romeinse Patriciërs zullen de oud-Germaanse Eden doen heropleven. Laken en kant, zeevaart en landbouw, Breydel en Deconinck, Artevelde, Sneyssens en Jan Hyoens, zullen ons de rijkdom van Vlaanderen en diens middeleeuwse grootheid laten bewonderen. En dan komt het geslacht der Rodenbachs: romantiekers en aristocraten naar den bloede, te midden sociale en culturele ellende van ons volk in de 19e eeuw. Maar Berten Rodenbach's ziel zegeviert in de optocht der Vlaamse Provinciën, in de ontwikkeling van handel, nijverheid, kunst en cultuur.
Deze gedenkstoet, ontwerp en regie Antoon Vander Plaetse, zal getypeerd zijn door zijn originaliteit, schitterende, historische en moderne groepen, waarvan de enig mooie costumering ontworpen werd door de kunstenaar Arno Brys en de 9 wagens door Joseph Desimpel, beiden Leraars aan de stedelijke Academie.
Minstens 5 muziekkorpsen en 2.300 personen nemen er aan deel. Circa 1.600 personen hebben reeds definitief hun medewerking toegezegd.
Deze stoet zal op 1 en 22 juli e.k. volgende straten doortrekken:
Diksmuidesteenweg, Wallenstraat, Manestraat, Ooststraat, Statieplein, St. Amandstraat, H. Verrieststraat, Bruggesteenweg, Noordstraat, Zuidstraat, Rijselstraat, Menensteenweg, St. Michielsstraat, Vrouwenstraat, en ontbinding Diksmuidesteenweg.
Verdere feestelijkheden vanaf april: Opvoeringen van Gudrun door toneelgilde Volksveredeling; 29 april: lentefestival K.A.J.; 13 mei: meiboomplanting door V.T.B.; 1 juli: dag van het Vlaamse Lied, opening van het A.