Aan Delfien Vanhaute vijftig jaar priester van harte gelukgewenscht!
Wie schrijft die woorden? een oud en trouw vriend van U, die door heel den toover van 's levens morgen met U verbonden werd: door stralend licht en tegenstralenden zang, door de volle eerlijkheid van 't eerste levens begin, dat als uit een overgulpende schaal in Gods handen gegoten wordt.
‘Gij gietende God van uw gave!’ zong Mechtilde van Maagdeburg.
Wie voelt dat niet in en van zijn jeugd, die echte jeugd is, wordt niet een schuimend, ruischend golvenrukken erdoor? Zingende morgens, echte morgens... Daarna volgt de werkdag, een echte volle werkdag, en dan een stille avond, rustig van rijpheid en volheid, een avond geladen met eeuwigheid.
Vijftig jaar is 't geleden dat wij jong waren en zongen. Zingen behoort tot het priesterschap: de priester is een psalmist, moet er een zijn. Wie met 't aangezicht voor 't Oosten staat, d.i. wie Gods openbaring beleeft en draagt, wie 't morgenlicht Gods, dat de openbaring is, ontvangen en overstralen moet, moet zingen... anders begrijpt hij noch vat hij, wat hij is... hij moet de dichter zijn van des levens heerlijkheid!...
Hoe stralend zijt gij het geweest in de jaren van uw jeugd, in de jaren waarin gij in de volle mate priester werdt. 't Magnificat springt, als een waterstraal uit de fontein, uit den mensch op, die priester, die Gods lichtdragen, die Gods drachtig wordt! Magnificat, dat is lyriek, spruit uit zijn ziel op, niet enkel voor een bewust bepaalde toppuntbereikende gave, maar voor alles, maar voor 't gansche leven! Dit is 't eenvoudig gedwongen, dit is 't ‘vanzelfsche’ van 't dichter zijn, van 't priester zijn.
Vriend Delfien, die eerste jaren rondom uw priesterschap, hoe sidderend doorvloten van zangen, hoe ruischend van gedichten waren zij!... Gij stondt voor God als bosch vol vogelzang, zwaaiend met al uw twijgen, trillend met al uw bladeren!... 1893!... Dat waren de jaren waarin heel Vlaanderen meezong met den nachtegaal van Vlaanderen, dien God ons volk geschonken had, en die met zijn zingen het zingen leerde en tot zingen dwong: Gezelle! Zingen is dwingen! Zingen is de beste predikatie, zoo is de hartstraal die 't hart doet stralen!... Niet om Gezelle na te doen, zoo maar omdat gij even onmiddelijk zooals de mystiekers zeggen ‘zonder middel’ aangegrepen wordt door de Godsbetoovering, hebt gij gezongen.
Cyriel Verschaeve.