West-Vlaanderen. Jaargang 4
(1955)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
KunstactualiteitenVlaamse belangstelling voor Frans-VlaanderenDe Frans-Vlaamse Kultuurdagen te Waregem25 juli 1948! Het was stil in Frans-Vlaanderen in die naoorlogse tijd. Het Vlaams Verbond van Frankrijk was ontbonden. ‘Le Lion de Flandre’, ‘De Torrewachter’ en andere tijdschriften verschenen niet meer. Leiders van het Vlaams Verbond konden hun activiteit niet meer voortzetten. De Vlaamse Beweging scheen er voor goed gefnuikt. En in Vlaanderen? Hoe weinigen wellicht zullen toen nog aan Frans-Vlaanderen hebben gedacht. Prof. Dr V. Celen werkte en schreef in stille afzondering. Onlangs nog schreef hij mij: ‘Ik stond zolang alleen.’ Was Vlaanderen tegenover Frans-Vlaanderen trouwens niet altijd in gebreke gebleven? In zijn werkje ‘Hoe ik mijn Volk en mijn Taal terugvond’ schrijft E.H. Gantois: ‘Dat wij door de Vlaamse gemeenschap sterk geholpen werden zou ik niet mogen beweren. Ik ben er integendeel van overtuigd dat in de geschiedenis der Europese landen geen tweede geval bestaat van een volk dat de plicht had voor een ‘irredenta’ te zorgen en dat er zich zo weinig om bekommerde.’ (blz. 55) Wel waren er enkele lofwaardige pogingen geweest, zoals die van Guido Gezelle, van Paul Fredericq, van Dr Allaeys en zijn vereniging Pro Westlandia te Antwerpen in de jaren 1912-1914, van het Michiel De Swaen-fonds te Kortrijk in 1928, van Hil. Gravez en zijn werkgemeenschap Zannekin in 1940-44. Er waren ook blijken van belangstelling geweest vanwege het A.N.V., het Davidsfonds, de Vlaamse Toeristenbond en het dagblad De Standaard. Maar nimmer kwam het tot georganiseerde bijeenkomsten met Frans-Vlamingen of tot een volgehouden werking. Toen André Demedts in 1948 het plan opvatte een Frans-Vlaamse Kultuurdag te Waregem in te richten, waarbij ondergetekende van het begin af als secretaris fungeerde, was de bedoeling: vriendschapsbetrekkingen aan te knopen tussen kunstenaars en intellectuelen uit Frans- en Belgisch Vlaanderen, de kennis van elkanders kunst en van de folklore te bevorderen en op die manier de kulturele horizont van de deelnemers te verruimen. In een intervieuw verklaarde André Demedts in 1951: ‘De inrichters trachtten op bescheiden manier weer contacten te leggen tussen Vlamingen uit Frankrijk en Vlamingen uit België, met de hoop dat uit die kennismaking iets goeds voor beide partijen zou voortvloeien.’ (De Standaard, 30 aug. 1951). Die contacten zouden andere verwezenlijkingen moeten mogelijk maken. Na enkele jaren zou inderdaad blijken dat de Kultuurdag meer belangstelling voor Frans-Vlaanderen had gewekt dan wij het zelf ooit hadden durven dromen. De Frans-Vlaamse Kultuurdag - die toen begroetingsdag werd genoemd - had dus plaats op 25 juli 1948 en werd ingericht door het Waregems Kunstverbond met de medewerking van het Davidsfonds, de V.T.B. en de Katholieke-Jongeren-Gemeenschap. Uit Frans-Vlaanderen waren een vijftiental belangstellenden - meestal priesters - opgekomen, dank zij de ijver van E.H. Maxime Deswarte, toen professor in de Nederlandse taal aan de Katholieke Universiteit te Rijsel, met wie op aanwijzing van Prof. Dr P. Berteloot het eerste contact was gesmeed. De Memlinc-zaal was verder goed gevuld en onder de aanwezigen bevonden zich heel wat kunstenaars o.m. Stijn Streuvels. Nadat voorzitter Demedts het doel en de betekenis van de bijeenkomst had uiteengezet handelde Prof. Dr V. Celen over de Frans-Vlaamse Letterkunde en werd door Anton Vander Plaetse voorgedragen uit het werk van Streuvels. 's Namiddags sprak Prof. P. Berteloot uit Avesnes over de Franse roman en jonge Vlaamse dichters en prozaschrijvers lazen voor uit eigen werk. In de hovingen van de Weled. Heer Baron Casier werd tenslotte een avondfeest gehouden met de medewerking van declamator Ant. Vander Plaetse en de plaatselijke Koninklijke Harmonie St Cecilia. Het volgend jaar traden als sprekers op: E.H. Maxime Deswarte, Prof. Dr Frank Baur (met een hulde aan Gezelle) en Edward Amter. Er was toen ook een tentoonstelling van schilderwerken van Waregemse en Frans-Vlaamse schilders en 's avonds voerde het Nieuw Nederlands Toneel het bekende stuk ‘Kinderen van ons Volk’ op van Anton Coolen. Het letterkundig en artistiek karakter van die eerste twee kultuurdagen was opvallend. Toch moet gezegd dat van eerstaf zowel bij het publiek als bij de inrichters de bedoeling de Dietse verbondenheid met Frans-Vlaanderen te versterken aanwezig is geweest. Uitdrukkelijk werd echter verklaard en geschreven dat de werking voor Frans-Vlaanderen buiten en boven alle politieke stromingen en strevingen zou staan en dat er niets mocht worden ondernomen dat onze vrienden uit Frans-Vlaanderen onverdiende moeilijkheden kon berokkenen. Zij moesten hun Vlaams bewustzijn kunnen uiten zonder dat dit in strijd kwam met het Frans burgerschap. Het groeiende gevoelen van Dietse samenhorigheid vereiste nochtans dat ook op de Kultuurdag over het taalprobleem in Frans-Vlaanderen werd gehandeld en dat er ook iets werd gedaan om de Nederlandse taal in de Westhoek van een volslagen ondergang te redden. Trouwens reeds op de eerste Kultuurdag waren stemmen opgegaan tot het voeren van een dergelijke actie door het oprichten van een Frans-Vlaams tijdschrift. Het was echter duidelijk dat dit initiatief niet door ons maar door de Frans-Vlamingen zelf moest worden genomen. Deze oordeelden dat het tijdstip niet opportuun was en zij vreesden dat dit tijdschrift niet leefbaar zou zijn. De passende tijd moest dus worden afgewacht. E.H. Corsmit, hulpaalmoezenier van het Werk der Vlamingen te Rijsel, die in 1950 op de derde Kultuurdag aan het woord kwam, was de eerste die uitvoerig over de taaitoestanden in Frans-Vlaanderen en over de vele andere Vlaamse aspecten van de Westhoek handelde. Op die derde Kultuurdag sprak verder Prof. Celen over het werk van Emmanuel Looten, declameerde Yvonne Grietens fragmenten van diens Legende van Godelieve, hield Luc Indestege een referaat over het werk van de Nederlandse dichteres Henriette Roland Holst (er waren nu voor het eerst ook Nederlanders aanwezig) en 's avonds werd ‘De Gecroonde Leersse’ van Michiel De Swaen opgevoerd. De Frans-Vlaamse Kultuurdag had nu weerklank gevonden in het hele land en diep in Frans-Vlaanderen maar nu zou de critiek ook niet uitblijven. Zo was er in 1950 reeds een en ander over de manifestatie te Waregem geschreven geworden in een Noordfrans weekblad en wij hadden reeds kunnen bemerken dat ten gevolge daarvan enkele Frans-Vlamingen, die vroeger trouwe deelnemers waren, | |
[pagina 195]
| |
zich dat jaar schroomvallig weerhielden. Daarentegen constateerden wij voor het eerst de aanwezigheid van een paar Vlaams bewuste jongeren uit Rijsel en dit wekte weer vertrouwen voor de toekomst. Een van hen, Dr Jan Klaas, kwam het jaar daarop reeds aan het woord met een opgemerkte uiteenzetting over ‘Het Vlaams probleem in Frans-Vlaanderen’. Deze uiteenzetting gaf aanleiding tot een vruchtbare bespreking tijdens welke opnieuw het oprichten van een tijdschrift werd voorgesteld. En ditmaal met resultaat, want enkele maanden later zou Dr Jan Klaas, met een jonge redactie, te Rijsel een bescheiden, aanvankelijk gepolycopieerd doch weldra gedrukt tijdschrift in het licht sturen onder de titel ‘Notre Flandre’ met als onderschrift een vers van De Swaen ‘De bloem van Europa, de pronk van alle landen.’ Vermelden wij nog dat op die vierde Kultuurdag door een andere Frans-Vlaamse jongere, dhr Raymond Lotthé, gesproken werd over de Europese gedachte en dat door André Demedts een hulde werd gebracht aan Stijn Streuvels, ter gelegenheid van diens tachtigste verjaardag, doch ditmaal was Streuvels afwezig... 's Avonds had dan nog de opvoering plaats van ‘Elckerlijc’ door het Vlaams Toneel. Op de vijfde Kultuurdag - in 1952 - werd Jacob De Meyere herdacht door Z.E.H. Viaene, werd ook een groet gebracht aan het broedervolk van Zuid-Afrika door zang en declamatie, met medewerking van het jeugdkoor Andleie en Mej. Teresa Van Marcke, en handelde Prof. P. Berteloot over het existentialisme in de Franse literatuur. Dr Jan Klaas nam tevens de gelegenheid te baat om zijn tijdschrift aan het publiek voor te stellen en hij kon reeds wijzen op enkele mooie resultaten. Van uit Waregem zou ‘Notre Flandre’ met zijn Vlaamstalig gedeelte ‘Vlaamse Heerd’ in Vlaanderen verder worden gepropageerd. Voor de leefbaarheid van het blad zou een ruime geldelijke steun uit Vlaanderen immers onontbeerlijk blijken want dit tijdschrift kon in Frankrijk op geen officiële steun rekenen en om in Frans-Vlaanderen door te dringen moest het veelal gratis kunnen worden verspreid. In 1953, toen de zesde Kultuurdag werd gepland, kon het inrichtend comité eindelijk contact nemen met de voorman en de bezieler van de vooroorlogse Vlaamse Beweging in Frans-Vlaanderen: E.H. Gantois. Deze persoonlijke contactneming wierp rijke vruchten af en leidde tot een meer optimistische visie op bepaalde toestanden in Frans-Vlaanderen. Zij droeg er ook toe bij om de volgende Kultuurdagen te doen winnen aan degelijkheid en aan geest en betekenis. De zesde Kultuurdag met als conferenciers Maxime Dumoulin. Jozef Dezitter, L. Bertram en Johan Van Mechelen, en de zevende - verleden jaar gehouden - met als sprekers Prof. Celen, Em. Looten, Z.E.H. Raes en Steven Pette, stonden immers op een hoog peil en zijn ongetwijfeld nog fris in het geheugen van alle deelnemers gebleven. Thans wordt de achtste Frans-Vlaamse Kultuurdag voorbereid. Er werd gezocht naar verruiming en een vijftiental in West-Vlaanderen bestaande verenigingen werden uitgenodigd om hun medewerking aan deze manifestatie te willen verlenen. Aldus wordt de Kultuurdag - die op Zondag u September a.s. te Waregem zal doorgaan - dit jaar ingericht door de Waregemse Kultuurkamer in samenwerking met het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, de gouwbond Davidsfonds West-Vlaanderen, de K.S.A.-Noordzeegouw, de werkgemeenschap Zannekin, het Erasmusgenootschap, het Vlaams Verzet, het K.V.H.V., de Heel Nederlandse Beweging, en andere Vlaamse, kulturele en katholieke organisaties. Dit jaar verkrijgt de Kultuurdag dus een meer provinciaal karakter en er zal naar gestreefd worden om in de toekomst de manifestatie tot een landelijk congres te doen uitgroeien. Programma: Te 10 uur, in de feestzaal van de O.L. Vrouw Beroepsschool, Markt. (ingang achter de kerk) Openingswoord door André Demedts, Voorzitter. Huidewoord aan Z.E.H. Kan. K. Looten, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn geboorte. Voordracht door Prof. Dr W. Asselbergs (Anton Van Duinkerken) over ‘Nederlandse Belangstelling voor Vlaanderen en Frans-Vlaanderen’. Declamatie door Anton Vander Plaetse. Te 14 uur: Voordracht door E.H. Rommelaere (Bissezele) over ‘Tradition et avenir Flamands’. Voordracht door A. Stievenard (Somain) Jan Hardeman over ‘Werking voor Frans-Vlaanderen’. Verslag over de Taal- en Letterkundige Wedstrijd in Frans-Vlaanderen. Slotwoord door Dr Jan Klaas (St. Omaars), Directeur van het tijdschrift ‘Notre Flandre-Vlaamse Heerd’. Volledigheidshalve willen wij er nog op wijzen dat er de jongste jaren ook buiten Waregeḿ in allerlei kringen voor Frans-Vlaanderen flink werd geijverd. Ongetwijfeld zijn vele initiatieven die werden genomen juist ontsproten uit de belangstelling die door de Frans-Vlaamse Kultuurdag voor Frans-Vlaanderen werd gewekt. Zo vermelden wij de medewerking van Frans-Vlamingen aan kulturele manifestaties en tijdschriften in Vlaanderen, de uitgave van Zuid-Vlaanderennummers door de Heel-Nederlandse Jeugd, door de Vlaamse Toeristenbond, door de K.S.A., door het C.V.K.V., de boekenverspreiding in Frans-Vlaanderen door het Davidsfonds, de toneelopvoeringen van ‘En waar de Sterre bleef stille staan’ te St Janskappel, Boeschepe en Steenvoorde door de toneelvereniging ‘De Verbroedering’ uit Westouter, de actie voor Frans-Vlaanderen thans op touw gezet door de Zannekin-Werkgemeenschap en door de K.S.A.. Inderdaad er roert iets in Vlaanderen! Maar ook in Frans-Vlaanderen komt er weer leven en beweging! ‘Notre Flandre - Vlaamse Heerd’ kende een mooie opgang. Uiterlijk geraakte het beter verzorgd, innerlijk werd het rijker en degelijker. We lazen er artikelen in over de taalstrijd, over literatuur, kunst en folklore, over de geschiedenis van het Comité Flamand de France, over belangrijke figuren en af en toe ook een aardig versje in het Frans-Vlaams dialect. De redactie van het blad nam verleden jaar ook het prachtig initiatief tot het inrichten van een Taal- en Letterkundige Wedstrijd die zeer flink werd beantwoord en waarover op de jongste Kultuurdag verslag werd uitgebracht. Ook dit jaar wordt een dergelijke wedstrijd uitgeschreven. Vooralsnog verschijnt het tijdschrift vier maal per jaar maar mits sterkere financiële steun zullen wellicht in de nabije toekomst meer nummers in een jaargang kunnen worden opgenomen. Alle Vlaamsbewuste Vlamingen zouden moeten intekenen op dit tijdschrift, dat terecht door een Vlaams dagblad genoemd werd: ‘de laatste burcht van de strijd voor de eigen Vlaamse aard en taal van onze stamgenoten in Frans-Vlaanderen.’Ga naar voetnoot1 Luc Verbeke | |
Taaltoestanden in Frans-VlaanderenHOEVEEL bewoners van het franse noorden spraken vijftig jaar geleden, Nederlands of liever Vlaams? Wanneer men de diaspora meetelt, namelijk het arrondissement Rijsel, en de Vlaamse inwoners van deze streek samentelt met die van | |
[pagina 196]
| |
de arrondissementen Duinkerke en Hazebroeck, dan bereikte men met enige moeite een totaal van 150.000 Vlaamssprekenden. Dat wil zeggen dat 150.000 Fransen, die zo goed of zo kwaad Frans kennen als een Parijzenaar of een Marseillees, thuis en onder elkaar Vlaams spraken, juist zoals de Basken Baskisch en de Bretoenen Bretoens. Wanneer wij in die tijd op school kwamen, hadden wij nog nooit een woord Frans uitgesproken, zoniet gehoord. En toch moesten wij, precies als de jonge Parijzenaars, op enkele maanden tijd Frans kunnen praten. De onderwijzer kende ab- soluut geen Vlaams. In feite was dit Frans, dat men ons aanleerde, voor ons zoveel als het eerste contact met een levende vreemde taal. En welke methode kon men beter toepassen dan de zuivere directe, waarvan het succes als steeds heel betrekkelijk is, en die in dit bepaald geval zeer verheugende resultaten opleverde... Van zodra wij Frans konden lezen, werd er verondersteld dat wij ook Vlaams konden lezen. En meteen werd ons maar de Vlaamse catechismus onder de neus geduwd. Ik moet hier niet vertellen dat er van die catechismusstudie op school maar heel weinig terecht kwam, maar dat het inderdaad onze ouders waren die de tijd stalen om ons én Vlaams én de catechismus te leren. Het was dan ook de Vlaamse catechismus die wij van buiten leerden, regelmatig afdreunden, en die ons door de pastoor werd uitgelegd. Trouwens in de kerk was de enige gangbare taal, het Vlaams, zowel op de kansel als in de biechtstoel. Op school moest zelfs tijdens de speluren Frans gesproken worden, maar in die tijd weigerden de jongens systematisch, zelfs als er een signum in omloop was, waarop een onaangename straf stond. Er was toen nog een zekere fierheid en halsstarrigheid, zodanig dat we mogen zeggen dat wij de lagere school verlieten zonder ooit een woord Frans gesproken te hebben, tenzij in onze antwoorden op de vragen van de onderwijzer. En hoe ziet het er nu op onze dagen uit op taalgebied? Het aantal Vlaamssprekenden is inderdaad aanzienlijk verminderd. Het is onbetwistbaar dat de kinderen thans ook thuis over het algemeen in het Frans worden opgevoed. In tegenstelling met vroeger spreken zij Frans in de huiskring en onder elkaar. Die mensen zijn evenwel voor onze taal nog niet helemaal verloren. Die kinderen immers horen dat hun ouders geen Frans praten, dat de buren onder elkaar Vlaams spreken. Zij zullen opmerken en begrijpen dat de vorige generatie slechts beroep doet op het Frans, wanneer het Vlaams tekort schiet. Dat is vooral het geval voor technische en abstracte termen. Een zestigtal jaren geleden heeft een bekende philoloog, die de hele Nederlanden had doorkruist, uitgemaakt dat de taal die toen in Frans-Vlaanderen werd gesproken, nog het Vlaams was van de xviide eeuw, zoals het in de Nederlanden gesproken en geschreven werd rond 1600. Tot deze Nederlanden behoorde ook het actuele Frans-Vlaanderen dat eerst in 1668 aan de Franse kroon werd gehecht. Trouwens men mag zich nooit inbeelden dat 50 jaar geleden in onze streek een keurig Nederlands gesproken werd; juist als nu was de parler van de gewone man met vele Franse woorden doorschoten (o.i. niet zo heel veel verschillend van de gebruiken in sommige Vlaamsvlaamse steden! (N.v.d.R.) Men moet ook goed in 't oog houden dat die ouders, die hun kinderen in het Frans opvoeden, eenvoudig de bedoeling hebben aan de opvoeding van de school mede te helpen. Een feit is het in elk geval dat er thans toch minder Vlaams gesproken wordt dan vroeger. Men spreekt meer en haast uitsluitend Frans te Duinkerke, te St Pol en nagenoeg langsheen de hele kust tot Grevelingen, in enkele kleine steden van het binnenland en vooral in de Leiestreek, Maar zelfs in bepaalde steden, als Duinkerke en bepaald Hazebroeck en Belle, zullen vele inboorlingen met genoegen de | |
[pagina 197]
| |
kans grijpen om eens Vlaams te spreken. En het is, ook in die steden, soms prettig hoe op de marktdagen een marketentster in het Vlaams haar koopwaar aanbeveelt. Men moet daarbij toch ook weten dat het Vlaams practisch volledig uit de kerk verdwenen is. Toch zijn er nog altijd mensen, en ook jongere, die in het Vlaams hun biecht komen spreken. Over het algemeen is het platteland aan het Vlaams trouw gebleven. Deze buitenmensen gebruiken maar een Frans woord om met een onderwijzer of een handelsreiziger te spreken. Het zou hun een beetje belachelijk lijken indien zij onder elkaar in het Frans moesten converseren, tenzij, zoals ik zei, het preciese woord niet blijkt te bestaan of althans niet gekend is. Heel onlangs nog heeft een Westvlaamse toneelgroep hier een tocht in onze streek gemaakt, die een buitengewoon succes heeft gekend. Vijftig jaar geleden beklaagde men iemand die onze taal niet kende en men sprak over hem met een zekere afwijzing: hij kent zelfs geen Vlaams! Thans is men in die zaken wat ruimer geworden. Thans zal men eerder betreuren dat die man de rijkdom en de schoonheid van onze taal niet meer kan smaken. In zijn geheel overschouwd blijft Frans-Vlaanderen aan het Vlaams getrouw, niettegenstaande alles schijnt samen te spannen tegen het in standhouden van onze taal: de administratie, de Kerk, de school, van de lagere school tot de universiteit. Men beweert dat over vijftig jaar onze taal in Frans-Vlaanderen zal weggevaagd zijn. Ik twijfel daar erg aan, en ik zou zelfs durven beweren dat het Vlaams in dit Noorden van Frankrijk altijd zal blijven bestaan. Immers, wanneer een regionale taal als ons Vlaams, voldoende diep in de ziel van
Algemeen zicht op Ekelsbeke.
Notre-Dame de la Treille te Rijsel.
een volk is geworteld zodat zelfs dichters in die taal de gevoelens van hun medemensen hebben bezongen, dan blijkt het toch duidelijk dat deze taal meer bezit dan een intellectuele tucht zoals het Grieks en het Latijn of een practisch nut als het Engels en het Duits: namelijk een scheppende en behoedende kracht, waarvan men de mogelijkheden niet mag onderschatten. E. Rommelaere | |
Het onbekende frans-VlaanderenUit een uitvoerige bijdrage die wij, naar aanleiding van dit nummer, ontvingen van de heer Jos. De Zitter, bekend folklorist uit St Malo, lichten wij enkele markante passages. IN de Westhoek zijn de oude huizen soms met een puntgevel gekroond, die vaak met ruiten en harten in baksteen zijn versierd. Het gebruik van deze figuren is zeer oud en lijkt aan te knopen met het symbolisme van de runentekens. Zo bemerkt men hier en daar de Odal, twee cirkels die door een band zijn samengehouden. In de Frankische tijd kenmerkte de odal het domein van de vrije man, van diegene die slechts eerbied had voor de zon, t.t.z. voor niemand. Ook thans leeft nog onder onze landbouwers de spreuk Vrij onder Gods zonne, om de onafhankelijke vrije mens aan te duiden. Naast de Odal, en dikwijls ermee gecombineerd bemerkt men nog af en toe de Ing-rune, het symbool van de vruchtbaarheid. De Ing is afgebeeld door de ruit met uitgelengde zijden. Zij is het symbool van de levensdeur, men ziet deze rune op de gevels, maar ook op de bovenlichten van de deur en op de deuren zelf. Het is trouwens met deze betekenis dat thans nog het gebruik in voege is van de ruit-combinaties, die deuren en deurposten versieren. Opdat een familie zich zou kunnen ontwikkelen moet er een moeder zijn, vereerd en geëerbiedigd en bij de Odal, die het patrimonium verzinnebeeldt en de Ing, die de vruchtbaarheid uitdrukt, voegt zich dan ook het symbool van het hart, embleem van tederheid en liefde. Ook op een ander gebied, namelijk op taalgebied, blijkt het dat de Westhoek trouw is gebleven aan zijn oorsprong. Nochtans in de loop van de xixde eeuw werd het onderwijs in het Vlaams, onder de invloed van een centraliserende administratie, afgeschaft; later, rond 1890, volgde ook de kerk dit voorbeeld en werd aldus de catechismusles niet langer in het Vlaams gegeven. Minder en minder werd er ook in het Vlaams gepredikt en het traditionele God zal 't u lonen tijdens de collecte in de kerk werd vervangen door het banale merci. De persoonlijkheid van het Fransvlaamse volk, werd door dit verraad der klerken, aanzienlijk verarmd. De Fransvlamingen konden voortaan hun oude archieven niet meer raadplegen, zij konden de opschriften op de graven niet meer lezen. De zin van topo- en patronymen werd niet meer | |
[pagina 199]
| |
De Oude Beurs te Rijsel. Tekening van Omer Bouchery.
begrepen en de natuurlijke aanleg, die wij sinds zo lange jaren hadden voor de andere germaanse talen, werd meer en meer afgestompt. Uit school en kerk gebannen, werd het Vlaams verder geleerd op moeders schoot en werd in de engste maar ook de tederste zin van het woord, de moedertaal. Het is thuis dat er nog Vlaamse kinderliedjes gezongen worden, het is thuis dat er nog in het Vlaams wordt gebeden. Het opgroeiende kind luistert rondom zich en hoort de vele Vlaamse spreuken en zegswijzen, die thans nog de taal van onze mensen kruiden. Die spreuken zijn een beeld van de volkse wijsheid die hier leeft. Zo zeggen onze Vlamingen van de gierigaard: De gierigheid bedriegt de wijs-heid. De volksmens zal tot voorzichtigheid aanmanen met de woorden Raders en zijn geen betalers. Hij zal U leren dat men nooit te oud is om te leren: Geen kunsten overwegen. Hij stelt de aantrekkelijkheid vast van het nieuwe: Nieuwe bezems vagen wel. Hij zal U op uw hoede stellen voor het vernis van uiterlijke schijn: De pluimen en maken den vogel niet. Hij is de eeuwige optimist: Ieder potje vindt zijn heuleke en stelt de gezondheid boven alle andere goed: Gezondheid spant de krone boven alle rykdom. Hij eert God en bidt: Mis horen is geen tyd verloren, maar bij zijn devotie voegt hij ook een beetje opportunisme: Men moet ook altemets een keersje doen branden voor den duivel. In een streek waar de traditie nog zo sterk voortleeft, bekleedt de kerk in kunstleven en folklore een eerste plaats, en de hedehuizen van het Franse Noorden worden om hun rijkdom en hun historische waarde dan ook heel dikwijls bezocht. De jongste oorlog heeft ook hier veel vernieling aangebracht, maar toch blijven er nog enkele vrij belangwekkende kerken bestaan. Zo bv. Hondschote, Bambeke, met een rijk kerkmeubilair, Kwaadieper met rijk sculptuurwerk en een aantal merkwaardige schilderijen, o.a. een Aanbidding door de koningen van Antoine Goubeau van Antwerpen. Te Winnezele staat nog de oude predikstoelj van waarop Jansenius heeft gepredikt. Bollezele bezit een gordelriem van Isabella-Clara, geschonken door de Infante, tijdens een bedevaart naar O.L. Vrouw van Bezoeking. Wij zouden verder nog de kastelen van Eskelbeke en Stene moeten beschrijven, de huizingen van Withof en Zegerscappel, waarvan men het silhouet opmerken kan in de werken van Teniers en Bruegel. Wij zouden de berg van Watten moeten beklimmen, waarop de abdij staat die nog door Robrecht de Fries werd gesticht, en verder het Blootland, dat zich uitstrekt tot Grevelingen. Men zou de kapel van de heilige Mildreda moeten bezoeken aan de voet van de Ravensberg te Millam. Bourbourg bewaart de herinnering aan zijn oude burggraaf Themar, die te Brugge aan de zijde van Karel de Goede viel. Cassel is als een heilige berg, waar dricmaal het lot van Vlaanderen op het spel heeft gestaan. Bergues vooral is een lieve, merkwaardige stad. Men heet haar vaak ‘klein-Brugge’. Jammer genoeg ging tijdens de jongste oorlog het belfort verloren, maar toch bewaart men er nog tal van onvermoede rijkdommen: oude vestingen houden het stadje als in een schrijn gevangen, verder zijn er de sporen van de abdij van St Winoksbergen, een calvarie in 1630 in zuivere Vlaamse renaissance gemaakt door Wenceslas Cobergher. Het landhuis bezit een museum, waar verwaarloosde schatten berusten: meer dan 600 schilderijen en tekeningen, met werken o.m. van Rubens, Van Dyck, Bruegel, Jordaens, Van Ost, Francke enz. en ook van kunstenaars uit de streek zelf: Elias van Peene, de Reyn van Belle die een der beste leerlingen van Van Dyck was, Doncker van Zegerscappel die directeur was van de akademie van Arras, Ruyssen van Hazebróuck, die in Engeland schilder was aan het koninklijk hof, Verlynde van Bergues, die leraar was aan de koninklijke akademie van Antwerpen. En wie weet hoeveel anderen zijn er nog niet, die thans nog niet bekend zijn en het misschien nooit zullen worden. Dit alles wijst er evenwel op dat Frans-Vlaanderen de belangstelling waard is van elkeen die met het cultureel leven in het algemeen, en met het Vlaams in het bijzonder, begaan is. Jozef De Zitter | |
Vlaams toneel in Frans-VlaanderenEEN oude droom werd werkelijkheid! De Verbroedering uit Westouter had reeds in 1936 met veel succes En waar de Ster bleef stille staan van F. Timmermans opgevoerd. Toen reeds was de gedachte opgekomen - een droombeeld - dit stuk eens voor de Frans-Vlamingen te kunnen spelen. De Sterre is volks en Vlaams als geen tweede spel uit ons toneelrepertorium. Het bleef echter bij een droom; een droom die toch bleef leven. Tot in 1952 Eerw. Pater Joris Declercq, (Joos Utendale uit de Vlaamse Linie, nu missionaris in Congo) Westoutenaar en specialist in 't dialect van onze streek zich aan 't werk zette. 't Resultaat?: Woa dat de sterre bleef stille stoan ê kestdaghijstooije van Felix Timmermans: vertoald in 't Westoeters, om by d'eêste de beste occasje te speeln vo de mensch'n van over de schreve - de Frans-Vlaamieng'n die ol lang'n tyd niet 'n nie meê hoôrd'n hen in nulder eigen toale. Na een paar opvoeringen in Westouter zelf, - hoogtepunten uit de geschiedenis van De Verbroedering, werd akkoord getroffen met Eerw. Heer Pastoor van St Jans-Cappel om een paar opvoeringen van De Sterre te geven ten voordele van een statue van de Ste Vierge de Lourdes. | |
[pagina 201]
| |
Het avontuur zou aanvangen. Natuurlijk kwamen een hele boel formaliteiten over 't muurtje kijken: bezoek aan de inspecteur der douanen te Hazebrouck, verkenning van zaaltje en toneel enz. Want voor De Sterre zijn er een hele camion decor en requisieten van doen. Alles, werkelijk alles werd meegenomen: doeken, decorstukken, hemel, schaperskot van Suskewiet, foorwagen, toog, tafels en stoeltjes voor 't cafétje 't Kouwverkot, al het duvelsbucht voor Pietje Veugel, projecteurs, transformateurs, bomen, sneeuw enz. enz. tot een partij bierbakken toe. Enfin, dank zij de welwillendheid van inspecteur, receveur en brigadier der Douanen kwam alles terecht! 16 januari 1955 werd een memorabele dag. Slecht weder, regen, wind, storm, overstroming op de dorpplaats en natuurlijk panne d'électricité. Toch was er volk en van zodra het doek opging volledig contact met de zaal. De Vlaamse mensen van Cappel reageerden dat 't een plezier was, zelfs op bepaalde uitdrukkingen en spreekwoorden, vlotter dan bij ons. Ons Vlems was hun Vlems. Niettegenstaande verschillende taferelen met behulp van bougies en zaklampen werden gespeeld - gelukkig was er electriciteit voor de scene met Suskewiet en 't Kindje Jezus - werd het een volledig succes, omdat déze eenvoudige mensen van over de schreve zo goed aanvoelden dat Pietje Veugel, Suskewiet en Schoere Djoôs (Schrobberbeek) ook van hen waren. De tweede opvoering in Cappel - met electriciteit ditmaal - ging voor een bomvol zaaltje door. Boeschepe werd de tweede étappe (30 jan.), Op enkele dagen was de zaal uitverkocht. Er waren ongeveer 350 enthousiaste toeschouwers waaronder Mr Decanter,
Op 20 februari ging een opvoering door te Abeele aan de grens en op 13 maart te Steenvoorde. Een werkelijke faam ging ons vóór en in Steenvoorde werden al de réservés op één dag verkocht. Ook hier was de bijval in één woord: overweldigend. Na de opvoering in Boeschepe, verscheen een zeer lovend artikel in La Croix du Nord, dat eindigde met het volgende: Nous ne sommes pas dans le secret des dieux, mais nous croyons pouvoir affirmer que cette représentation ne sera pas la dernière donnée dans la region des Flandres. Tant mieux! - Voor toekomend seizoen 55-56 zijn reeds een paar vertoningen aangevraagd. Ook in Notre Flandre werd over deze opvoeringen geschreven als over een enig lichtpunt aan de Frans-Vlaamse hemel. In ieder geval werd hiermede afdoend bewezen dat Vlaams Toneel (in de taal van de streek natuurlijk) bij onze Frans Vlamingen, niet alleen mogelijk, maar tevens op alle gebied deugddoende, een noodzakelijkheid is. De Sterre, zei E.H. Pastoor van Cappel, mo dat is koekebrood vo nuze menschen, 't smaki no d'n trog... om nog. Aan allen, die deze droom tot werkelijkheid hielpen maken, in volledige toewijding en onbaatzuchtigheid, onze hartelijkste gelukwensen, of zoals ze het na iedere opvoering zo vaak mochten horen: toutes nos félicitations en tot 't jarent.
Emiel Hardeman | |
Tentoonstelling Jakob Smits te AntwerpenTER gelegenheid van de 100ste verjaring van de geboorte van Jakob Smits (1855-1928) wordt in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen een retrospectieve ingericht, gewijd aan het werk van de meester. Ongeveer 100 schilderijen en een 50-tal gravures zullen er samengebracht worden. De werken zijn afkomstig uit velerlei publieke en particuliere verzamelingen van België, alsook uit het Museum Boymans te Rotterdam. De bedoeling is, een selectieve tentoonstelling te brengen, waar de belangrijkste werken van Smits zullen aanwezig zijn, zodat het publiek zich rekenschap kan geven van de bijzondere picturale waarde van dit oeuvre. Jakob Smits, geboren te Rotterdam, was een tijdlang directeur van de school voor Sierkunsten te Haarlem, vestigde zich in 1886 in België, verbleef het grootste gedeelte van zijn leven in de Kempen, en is in de eerste plaats de schilder van het Kempische landschap en de Kempische mens. Al is zijn kunst naar onderwerp beperkt, naar schilderkunstige uitwerking is zij van een zeldzame verfijning en verdieping. Naar conceptie behoort hij tot de intimisten, naar techniek tot de overgang van realisme en impressionnisme. De tentoonstelling Jakob Smits in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen is geopend van 19 juni tot 15 augustus, elke dag van 10 tot 17 uur. In verband met die Jakob Smitstentoonstelling verheugt het ons onze lezers te kunnen mededelen dat enkele oorspronkelijke etsen, waarvan sommige door de meester gehandtekend, ter beschikking zijn. Vermits de etsplaten vernietigd werden blijft er nog slechts een betrekkelijk kleine voorraad afdrukken voorhanden. Voor afzonderlijke etsen (volgens grootte) varieert de prijs van 200 tot 1.500 F per stuk. Een collectie van 25 etsen van Jakob Smits, samengesteld en voorzien van een uitvoerige kritische en biografische inleiding door Prof. dr Jozef Muls, in een luxueuze lederen map gebundeld, kost 12.000 F. Inlichtingen hierover kunnen ingewonnen worden bij de redactiesecretaris van dit tijdschrift. | |
[pagina 202]
| |
Prijsvraag voor Vlaamse jeugdverhalen Aan alle vlaamse auteursGEVRAAGD wordt een oorspronkelijk verhaal voor jongens van de leeftijd van 8 à 12 jaar: circa 12.000 woorden - 12 à 15 jaar: circa 25.000 woorden - 15 à 19 jaar: circa 40.000 woorden. Voor elk van deze categorieën is één prijs voorzien, respectievelijk van 2.500, 5.000, en 10.000 F. Alleen de handschriften komen in aanmerking die nog nooit volledig of gedeeltelijk gepubliceerd werden, en waarop niemand anders dan de schrijver rechten kunnen laten gelden. De manuscripten moeten getypt zijn aan één zijde van het papier, en met één tussenlijn. De inzending moet gebeuren onder schuilnaam of kenspreuk. Die wordt dan herhaald op een bijgevoegde, gesloten omslag, waarin naam en volledig adres van de auteur. De inzending moet gebeuren uiterlijk op 31 augustus 1955 aan adres: Algemeen Sekretariaat K.S.A.-Jong-Vlaanderen, Leenstraat 50, Roeselare. Tot de jury die over de ingezonden werken zal oordelen, behoren: André Demedts, Fred Germonprez en Steven Debroey. Afgevaardigde bij de jury van de K.S.A. (zonder stemrecht): Rik De Ghein. De jury zal uitspraak doen op 1 October 1955. De drie bekroonde werken zullen uitgegeven worden door de K.S.A.. In verband met deze uitgave zal tussen de uitgever en de auteur een reglementair contract worden opgemaakt. | |
Een nieuw toneelgezelschapVIJFTIEN jonge acteurs en actrices, oudleerlingen van de Studio van het Nationaal Toneel van België en laureaten van de Koninklijke Conservatoria, zullen van 1 september af de bestendige troep uitmaken van Het Schouwtoneel. Dit gezelschap staat onder de. leiding van de Westvlaamse acteur, Etienne Debel. Naar het voorbeeld van het Vlaamse Volkstoneel, van de Franse Centres Dramatiques, Théâtre National Populaire, e.a. zal de groep zich hoofdzakelijk wijden aan de zuivere theaterkunst en benevens werk van Nederlandse auteurs, een reeks klassieke spelen vertolken. Het programma voor 1955-56 vermeldt o.m.: De laatste op het schavot, van Bernanos; De schelmstreken van Scapin, van Molière, Romeo en Juliet, van Shakespeare in een nieuwe vertaling, twee creaties: Dante Alighieri, van Fernand Etienne en Christophel Colombus, van Charles Bertin. De regie van deze voorstellingen wordt verzorgd door Etienne Debel. Decors en costumes worden ontworpen door Mimi Peetermans en uitgevoerd door het atelier van het Schouwtoneel. Muzikale aanpassing o.m. van Jacques Stehman. Het Schouwtoneel doet langs deze weg een oproep tot de stads- en gemeentebesturen, de culturele kringen, de onderwijsinstellingen, om dit theater te steunen. Theater is niet enkel een verzet, niet enkel een luxe-artikel voor een zekere elite, maar de volstrekte behoefte van elk gecultiveerd mens. Het Schouwtoneel komt overal, waar behoefte is aan degelijk theater, ook op plaatsen, waar geen schouwburg voorhanden is. Van 15 juli af is het secretariaat definitief gevestigd te Antwerpen, Korte Leemstraat 36. | |
Drie merkwaardige orgelconcerten in de St-Salvatorskathedraal te BruggeVORIG jaar werden voor de eerste maal drie orgelconcerten ingericht die tot een buitengewoon succes geleid hebben. Naar schatting werd elk concert door ongeveer 1500 aandachtige luisteraars gevolgd. Het is dan ook vanzelfsprekend dat dit jaar opnieuw begonnen wordt. De reeks wordt op luisterlijke wijze ingezet op zaterdag 16 juli te 19 u. 30 door Pierre Segond, orgelist aan de St-Pieterskathedraal en professor aan het conservatorium van Genève. Hij zal werken uitvoeren van Muffat, Couperin, Bach, Franck, Messiaen en Alain. Als tweede solist komt op zaterdag 6 augustus Marcel Dupré naar Brugge. Deze wereldberoemde orgelvirtuoos is thans directeur van het conservatorium van Parijs en zal naast zijn programma bestaande uit werken van Bach, Couperin, Mozart, Franck en Widor - ook eigen werk uitvoeren. Tot slot van zijn recital zal hij improviseren op een gegeven thema. Op zaterdag 20 augustus wordt de reeks afgesloten door Kamiel D'Hooghe, orgelist-titularis der St-Salvatorskathedraal en monitor aan het conservatorium van Antwerpen. Zijn programma omvat werken van Bach, Franck, Peeters, Vierne en Messiaen. Verschillende dezer werken staan op het repertorium dat de solist zal presenteren op de ‘Internationale Bachwedstrijd’ te Gent en de ‘Internationale Orgelwedstrijd’ te Munchen. Deze orgelconcerten worden ingericht met de welwillende medewerking van het stadsbestuur en zijn gratis toegankelijk. Zij beginnen telkens te 19 u. 30 zodat het mogelijk blijft om nadien het beiaardconcert te beluisteren. | |
A.B.N.IN het kader van de actie tot verspreiding van de beschaafde omgangstaal, heeft de Provincie West-Vlaanderen in de loop van de maanden maart en april 11. een interstedelijk tornooi ingericht. Te Brugge, Kortrijk, Menen, Poperinge, Roeselare, Tieli, Veurne en Waregem werden debatavonden gehouden, waarop twee, drie of vier inwoners de eer van hun stad te verdedigen hadden. Het tornooi werd gewonnen door Poperinge, vóór Veurne, Tielt, Brugge en Waregem. De plechtige overhandiging van de Provinciale Wisselschaal, verbonden aan dit tornooi, vindt plaats in het Stadhuis te Poperinge, op maandag, 11 juli te 11 u. Tijdens de. academische zitting worden o.a. redevoeringen uitgesproken door de heer Ridder P. van Outryve d'Ydewalle, Gouverneur der Provincie, en door de h. Jozef Storme, lid van de Bestendige Deputatie. De zilveren wisselschaal werd ontworpen en uitgevoerd door de Brugse edelsmid Maurits Claeys. Zij draagt, behalve het opschrift ‘A.B.N. Tornooi’, een allegorische figuur, ingewerkt in een landkaart welke het Nederlandse taalgebied suggereert. De voorstelling is uitgebeeld met email-inkrustering. | |
Provinciale prijskamp voor letterkunde - 1955 toneelReglement:
1. In uitvoering van een beslissing, getroffen door de Bestendige Deputatie in zitting van 21 april 1955, zal de Provincie West-Vlaanderen in 1955 een prijs van 25.000 F verlenen aan de schrijver van het beste toneelwerk. Benevens deze prijs wordt een bedrag van 15.000 F beschikbaar gesteld voor aanmoedigingspremies. 2. Kunnen om prijs en premies mededingen de Belgische schrijvers die min- | |
[pagina 203]
| |
stens sedert vijf jaar in West-Vlaanderen verblijven. De mededingers moeten hun aanvraag indienen bij de h. Gouverneur der Provincie, Provinciaal Gouvernement van West-Vlaanderen, Burg 4, Brugge. Bij de aanvraag dienen een verklaring gevoegd van de Burgemeester van de woonplaats, met vermelding van de aanvang van het verblijf in de provincie, alsook een getuigschrift waaruit blijkt dat de aanvrager geen gemeenrechtelijke veroordeling opgelopen heeft. 3. Kunnen in aanmerking genomen worden de oorspronkelijke werken welke nog niet bekroond werden of nog geen geldelijke beloning bekwamen vanwege een provinciaal of een hoger bestuur. Vertalingen of bewerkingen worden derhalve uitgesloten. Alleen een volavond-stuk komt in aanmerking. 4. Het werk mag niet strijdig zijn met de godsdienst en de goede zeden. 5. Het werk mag noch gepubliceerd noch opgevoerd geweest zijn. Het moet ingediend worden in getypt schrift op vijf exemplaren, en onder schuilnaam. De schuilnaam moet vermeld worden bovenaan op de eerste bladzijde van elk exemplaar, zonder enige andere aanduiding waaruit de identiteit van de auteur zou kunnen blijken. De inzender moet zijn identiteit (familienaam, voornamen, volledig adres) mededelen onder gesloten omslag, welke op de buitenzijde de schuilnaam vermeldt. Deze omslag dient ingediend samen met de voormelde vijf exemplaren. De inzendingen moeten gebeuren uiterlijk op 15 november 1955. 6. De Jury van de Prijskamp zal samengesteld worden uit vijf leden, aangeduid door de Bestendige Deputatie. De leden van de Provinciale Toneelcommissie mogen de besprekingen van de Jury bijwonen en eraan deelnemen doch zonder stemrecht. 7. Wanneer uitzonderlijk meer dan een werk dezelfde kunstwaarde zou hebben, mag de Jury de prijs bij gelijke delen toekennen. 8. Het bekroond werk zal ter gelegenheid van de plechtige proclamatie van de Prijskamp, door de zorgen van de Provincie, in eerste opvoering vertoond worden. 9. De beslissing van de Jury, eenmaal door de Bestendige Deputatie bekrachtigd, is onherroepelijk. 10. De mededingers verklaren zich door het feit van hun mededinging akkoord met het reglement en met de beslissing van de Jury en van de Bestendige Deputatie.
*
Tot 28 augustus is in het Casino te Knokke een tentoonstelling toegankelijk ‘L'Impressionisme en Belgique avant 1914’. Het is een zeer merkwaardige tentoonstelling van schilderijen uit een periode die zo niet vergeten, dan toch in elk geval minder gekend schijnt. Wij zagen er werk van Albert Baertsoen, Frits Van den Berghe, Anna Boch, Henri de Braekeleer, Jean Brusselmans, Emile Claus, Franz Courtens, William Degouve de Nunques, J.B. Degreef, Jean van den Eeckhoudt, James Ensor, Henri Evenepoel, Richard Heintz, A.J. Heymans, Marcel Jefferys, Georges Lemmen, George Morren, Isidoor Opsomer, Willem Paerels, Constant Permeke, Theo van Rysselberghe, Albert Saverys, Gustave De Smet, Leon De Smet, Henry Vande Velde en Rik Wouters. Naar aanleiding van deze tentoonstelling werd een keurige en rijk-geillustreerde catalogus uitgegeven, waarin alle gegevens over de geëxposeerde werken worden medegedeeld en die een korte inleiding bevat over de betekenis van diverse dezer kunstenaars, van de hand van Paul Fierens. | |
NotaDe foto op blz 115 van het Meinummer 1955 van West-Vlaanderen voorstellende Jozef Verhelle en André Demedts, werd genomen door het studio A. Claerhout uit Gent. |
|