bewerking. Nu dient wel toegegeven dat sommige vernieuwers dergelijke opvattingen hebben voorgestaan; toch zou het verkeerd zijn, in de nieuwe stroming, niets meer dan een soort functionele zakelijkheid te zien. Het klinkt wel helemaal anders wanneer men leest hoe, in 1923, een van de meest enthousiaste vernieuwers, Le Corbusier, de architectuur omschreef als le jeu savant, correct et magnifique des formes assemblées sous la lumière.
Benevens de weerstand, ondervonden vanwege het publiek en de gevestigde architectuurmiddens, het discrediet veroorzaakt door de slechte nabootsers, onderging de nieuwe richting een belangrijke remming, tussen de twee oorlogen, wanneer de actieve Duitse vleugel, onder die andere grote voortrekker, Walter Gropius, door de banbliksems van het nazi-regime werd lamgelegd.
Uit dit alles kon de indruk ontstaan dat de moderne architectuur een voorbijgestreefde mode was geweest.
Een hernieuwde belangstelling, maar vooral hedendaagse verwezenlijkingen als Le Corbusier's Unité d'habitation, te Marseille, het Terministation te Rome, het Lever-house, te New-York, wijzen er echter op dat uit die vernieuwingsstroming een vormentaal is ontwikkeld met uiterst boeiende mogelijkheden.
Het consequente in de evolutie van de moderne architectuur blijkt duidelijk, wanneer men vaststelt dat de aanvankelijke bekommernis om constructieve en functionele rechtzinnigheid en expressiviteit en de ambitie om, in de nieuwe constructieve en functionele gegevens, het potentieel aan plastische waarden te ontdekken, zijn bijgebleven. Hierin is weliswaar het eerste stugge purisme geëvolueerd tot meer genuanceerde opvattingen. Het belangwekkende beeld dat het huidig stadium, in de moderne architectuur vertoont, is nu precies die veelzijdigheid in uitdrukkingsvormen, die beweegt tussen twee uitersten: aan de ene zijde een rationalisme, dat zich zoekt te uiten in uitgezuiverde vormen, aan de andere zijde een streven, dat in de vrijheden, mogelijk gemaakt door de moderne constructieve technieken, een aanleiding ziet tot plastisch spel. Al deze richtingen blijven echter evenzeer verwijderd van het vormeneclectisme, dat nog het meest doorlopende architectuurbeeld uitmaakt in onze tijd. Camouflage door een schijnconstructie wordt door allen als een fout aangezien, en, waar sommigen de constructie slechts laten vermoeden door een mantel, wordt het toch duidelijk getoond dat het om een mantel gaat.
De esthetische inhoud van de moderne vormentaal beperkt zich echter niet tot het streven naar constructieve en functionele gaafheid. De moderne strekking heeft duidelijk begrepen, dat, hoe stimulerend op het plan van de esthetische ontroering, constructieve en functionele expressiviteit ook mogen zijn, geen enkele goede architectuur de behoefte aan bevredigende vormenplastiek, die in zich zelf ontroeringskracht bezit, kan ontgaan. De bijdrage van de moderne architectuur, op dit terrein, is van zeer grote betekenis. Waar het gewoonte was geworden onzuiverheden in de vorm weg te werken met lijstwerk en ornamenten, wordt het ideaal van vormelijke klaarheid weer vooropgesteld. Door deze drang naar zuivere geometrie ontstaat meteen weer de bekommernis om de goede proportie en een afgewogen spel van vlakken en volumes.
Dergelijke vormenascese heeft het publiek wel afgeschrikt omdat hierbij zo totaal werd afgerekend met het ornament. Het opsmukken van architectonische vormen door toegevoegde versiersels scheen voor velen de essentie van de architectuur uit te maken. Wanneer de moderne architectuur hiermede gedaan miek werd in feite de logische conclusie getrokken uit de gewijzigde arbeidsmethoden van onze tijd. Waar de artisanale bewerking door industriële technieken werd vervangen, had het snijden en beeld houwen van lijsten en versiersels alle betekenis verloren; het had bovendien allerminst zin met de machine het werk van de handen te willen nabootsen. De natuurlijke behoefte van de mens aan decoratie was evenwel niet te ontgaan. De huidige ontwikkeling van de moderne vormentaal vertoont hiervoor een duidelijk begrip. We zien hoe de polychromie terug haar intrede in de architectuur doet, hoe schilder en ceramieker ganse muurvlakken krijgen te bewerken, hoe gebruiksvoorwerpen en planten een integrerend deel van de ruimtelijke ordening worden.