| |
| |
| |
[Foto's en bibliografische nota's van de auteurs]
In memoriam Willem Putman
Willem Putman werd geboren te Waregem op 7 Juni 1900. Sinds 1944 wijdde hij zich volledig aan de letterkunde. Woonde te Knokke-Zoute. Overleed op 3 Sept. 1954 te Brugge. Aanvankelijk werkte Putman alleen voor het toneel. Vermelden wij: Het oordeel van Olga (voor dr De Gruyter), Het Stille Huis (prijs des Konings), Mama's Kind, Marietje Hemelzoet (kinderspelen), De dode rat, Looping the Loop, Van twee Coninxkinderen, Het Masker, Verloren Paradijs, Peter en Adinda, Ik ben niet jaloers. In die vooroorlogse periode zijn ook Putmans eerste romans te situeren: Vader en Ik en Pruiken, evenals de novelle Mijn gevangene. Ook twee bundels toneelcritiek Toneelgroei en Toneeldagboek en een essay Het toneel na Ibsen. Sinds 1946 verschenen onder schuilnaam Jean du Parc: Christine Lafontaine (vertaald in het Frans en het Duits, en voor het toneel bewerkt), Marilou (voor toneel bewerkt), Mevrouw Pilatus (vertaald in het Duits en het Frans en voor toneel bewerkt), Wij zijn geen heiligen, De hemel boven het moeras (vertaald in het Duits), Gier-wally, De nacht van Nadine, Paula van Berkenrode (voor toneel bewerkt in samenwerking met Fred Engelen), Het andere Ik, De Leeuwen dansen, Het Kind van Marilou (voor toneel bewerkt), Jeanne d'Arc, De man achter de schermen (tweede druk van ‘Pruiken’), Mijn tweede Leven (Duitse vertaling wordt voorbereid), Appassionata verschijnt in October. In voorbereiding is Wat nu, Marilou? Putman verzorgde ook de tekst van Guldensporenspel en maakte een toneelbewerking van Peegie van Willem De Hazelt. Hij was redactielid van
West-Vlaanderen.
| |
Geachte Familie, Waarde Vrienden uit de Wereld van Kunst en Kultuur, Mevrouwen, Mijne Heren, Dierbare Afgestorvene,
Een schaar van letterkundigen en kunstenaars, samen met zoveel vrienden van de schone letteren en belangstellenden voor de cultuur, staan hier verenigd om een laatste vriendengroet te brengen aan deze kunstenaar van het woord, die met een verbluffend talent en een ongewone gemakkelijkheid, de meest genuanceerde gemoedsaandoeningen wist uit te drukken.
Als voorzitter van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, waarvan ons aller vriend Willem Putman, een der meest produktieve leden was, vertolk ik hier de gevoelens van rouw van de bestuursleden en van alle aangeslotenen.
Wij rouwen, Vriend Willem, omdat Gij ons ontvallen zijt, en, omdat Gij ons, tegen ons aller verwachting in, zo vroeg ontvallen zijt.
Wij wisten dat Gij de laatste weken ziek waart, doch hoe groot was onze verslagenheid, toen wij Vrijdag vernamen dat uw ziekte ons niet de tijd gegund had U nog een bezoek te brengen.
Zoveel schone dagen, hoogdagen van artistiek beleven en verbroederen, hadden wij nog samen kunnen doormaken, zoals die onvergetelijke ontvangst op de jaarvergadering van 25 October van verleden jaar, bij Z. Exc. Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge. Gij waart er, Vriend Willem, zoals Gij er steeds waart om met uw muzikaal talent en uw gekende gulhartigheid, het gezelschap te veraangenamen.
Zoveel schoons hebt Gij ons geschonken en wij verwachtten nog meer van U, de onuitputtelijke Putman. Wanneer men U ontmoette, steeds waart Gij aan een nieuw werk, een nieuwe roman of een nieuw toneelstuk bezig.
Met uw rijkbegaafd gemoed, doorpeildet Gij het menselijk hart en toondet Gij de tragedie van de strijd en de spanningen in dat hart.
Van huize uit vertrouwd met het toneel, dat Gij als een erfgoed van wijlen uw vader, Palmer Putman, hadt meegekregen, met uw vaardigheid tot het scheppen van rake en vinnige dialogen, voeldet Gij U gedreven tot het schrijven van stukken, die gretig door onze toneelmaatschappijen opgevoerd werden.
Men zal over het toneel in Vlaanderen sinds de eerste wereldoorlog niet handelen, zonder de naam van Willem Putman te vermelden.
Vriend Willem, Gij hieldt van het schone en hadt het leven lief. Toch zou ook U het leed niet bespaard blijven. Ook voor U zijn niet alle dagen even zonnig geweest en moest er een tijd komen van beproeving en van lijden. Gij hebt er uw ziel in gemilderd en verdiept.
Onder de schuilnaam Jean du Parc, bracht Gij na de tweede wereldoorlog de litteraire wereld in beroering. Thans zou de romancier, Jean du Parc, zijn volle kunnen geven in de spannende motieven van strijd, zonde en overwinning.
Neen ‘Wij zijn geen Heiligen’ in dit ‘Verloren Paradijs’, maar ‘Mevrouw Pilatus’ zal zich niet moeten ergeren aan U, zoals aan haar man, die niet geloofde in de waarheid, want doorheen alles droegt Gij de zekerheid van uw katholiek geloof, in het bewustzijn dat er een ‘Hemel hangt boven het Moeras’.
Veel schoonheid hebt Gij ons gegeven, met een charme en een fijnheid van gevoel, die wij in onze Nederlandse letteren, zelden aantreffen. Kon het anders of Gij hadt niet alleen een schaar van bewonderaars, doch ook een kring van U gunstig gestemde vrienden. Hebben wij niet allen met genoegen geluisterd naar de charmes van uw woord en de bekoorlijkheid van uw piano, terwijl uw artist-zijn trilde door uw gespannen zenuwen, en doorheen dat alles voelden wij de goedheid van uw inborst.
Het is thans voorbij. De ziekte trof U ongenadig. De tragische ernst van de dood moest ook dit rijkbegaafd leven overschaduwen... vroeger dan wij allen het hadden verwacht. De orgelmuziek, die Gij zo vaak en zo graag in onze kerken ten hemel hebt gezonden, begeleide U thans tot voor Gods troon voor uw eeuwig dialoog tussen ‘Vader en Ik’.
Geachte Mevrouw Putman, hier staan veel schrijvers, kunstenaars en bewonderaars, om van uw duurbare echtgenoot, samen met U, afscheid te nemen.
Wij staan hier ook om U te troosten in uw leed, dat wij begrijpen. ‘Christine Lafontaine’ zal gescheiden leven van haar aanbeden echtgenoot. Doch hij zal bij U voortleven, voortleven in uw gedachten; voortleven in zijn boeken, die U omringen. In uw eenzame ogenblikken zal zijn geschreven woord, dat blijft, tot U spreken en zal zijn gestalte weer voor U leven.
Wij kunnen U slechts troosten met wat schamele genegenheid voor de edele viouw, die zo goed het werk van haar man begreep en waardeerde.
Geachte Moeder Putman, Gij schonkt aan Vlaanderen een groot kunstenaar. Thans, aan de boord van dit graf, schenkt het levende Vlaanderen U zijn medevoelen om hst verlies van uw zoon, als compensatie voor het vele schone dat het van hem mocht ontvangen. Ook dit weze U een menselijke troost.
Doch troosten wij ons allen met de gedachte, die onze Moeder de H. Kerk ons voorhoudt in de prefatie van de begrafenismis: ‘Voor uw gelovigen immers, O Heer, wordt het leven verwisseld, niet weggenomen, en nadat het huis van dit aards verblijf is ontbonden, wordt in de hemel een eeuwige woonstede verkregen’.
Vaarwel dan, Vriend Willem, rust in vrede. Het levende Vlaanderen zal U nog lang gedenken.
Lijkrede uitgesproken te Waregem door Voorzitter Jozef Storme.
| |
| |
| |
| |
Stijn Streuvels
Stijn Streuvels (de schuilnaam van Frank Lateur) werd geboren te Heule op 3 October 1871. Streuvels verwierf driemaal de staatsprijs voor letterkunde, in 1905, in 1911 speciaal voor De Vlaschaard, en in 1935 voor zijn volledig aeavre. Hij is lid der Kon. Vlaamse Academie en woont sedert 1905 te Ingooigem. Onder zijn bijzonderste werken vermelden wij: Lenteleven (1899), Zomerland (1900), Zonnetij (1900), Doodendans (1901), Langs de wegen (1902), Dagen (1903), Minnehandel (1904), Stille avonden (1905), Het Ultzicht der dingen (1906), De Vlaschaard (1908), Najaar (1909), Het Kerstekind (1911), Prutske (1922), Werkmenschen (1926), De teleurgang van den Waterhoek (1927), Alma (1931), De Maanden (1941), Beroering over het Dorp (1948). In de laatste jaren verschenen zijn mémoires: Heule, Avelgem, Ingooigem; ook werden zijn Verzamelde Werken uitgegeven. Stijn Streuvels was in 1903 een der oprichters van het letterkundig tijdschrift Vlaanderen en was medewerker o.a. van Van Nu en Straks. In 1951 aanvaardde hij het eredekenschap van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, uitgever van het tijdschrift West-Vlaanderen. Verschillende van zijn werken werden in diverse talen vertaald. De Vlaschaard werd ook verfilmd.
| |
Marcel Boey
Werd geboren te Brugge op 30 October 1905 en is als leraar werkzaam te Brugge. Hij schreef onder meer
Dr f. Persijn, zijn leven, zijn werk, een essay dat bekroond werd met de Persijnprijs van de K.V.H.U. In de reeks Dietsche gestalten leverde hij twee biografiën Prins Willem (dat twee uitgaven kende) en Paul Krüger. Ook jeugdboeken: Riddertrouw en Van Fernando die Antonius werd, benevens een aantal religieuze werken die door hem uit het Frans werden vertaald en Nederlandse bewerkingen van de Franse vertellingen van de gravin d'Oultremont.
| |
Jan Boschmans
(schuilnaam v. Lucien De Bosscher)
Werd geboren te Kooigem in 1909, is handelaar te Anzegem. Vóór de jongste oorlog schreef Boschmans reeds tal van novellen, kleine romans en korte verhalen die werden opgenomen onder meer in de tijdschriften Hoger Leven, Ons Land, Astrid en Zondagspost. Veertien luisterspelen van zijn hand werden uitgezonden door Studio Kortrijk. Is recensent van Boekengids. In 1945 verscheen De Zeven Flessen van de Kanunnik en in 1947 De Laatste Flessen van de Kanunnik, gevolgd in 1952 door De Vinger in de Champagne. Over kortverschijnt: Eva onder de Leeuwen.
| |
| |
| |
| |
F.R. Boschvogel (schuilnaavt van Frans Ramon)
Werd geboren te Aartrijke op 22 September 1902. Is leraar in de geschiedenis te Brugge. Hij schreef een groot aantal historische romans, o.m. Willem van Lo (Karel-Barbierprijs), Het Hof der Driekoningen (1946), Niet wanhopen, Maria-Christina (1948), Godelieve (1949), Als ich can (1941), Robrecht de Fries (1942), Uw glanzende vlechten, Amarilla (1950). Als volks verteller schreef hij: De Beukenhage (1947), Zandstuivers (1944); daarnaast jeugdboeken, zoals Boschvogel vertelt (zes delen), Waar Maas en Schelde vloeien, Vlaanderen die Leu, Roeland vaart met Magellaan, Maria, mijn Moeder. Van Boschvogel, die medestichter is en redactielid van West-Vlaanderen, werd vertaald in het Frans en het Duits.
| |
Raymond Brulez
Werd geboren te Blankenberge in 1895. Sinds 1939 woont hij te Brussel en is Directeur der Vlaamse Gesproken Uitzendingen bij het N.I.R. Debuteerde in de literatuur in 1930 met de roman André Terval. Hierop
volgen filosofische verhalen: Sheherazade (1932), De laatste Verzoeking van Antonius (1932), De Verschijning te Kallista. Toneelwerk: De schone Slaapster (1935 (Nestorde-Tière'-prijs) en De beste der Werelden. In 1950 begon hij de publicatie van Mijn Woningen, een vierdelige geromanceerde mémoirencyclus, waarvan het eerste: Het Huis te Borgen bekroond werd met de Driejaarlijkse Staatsprijs. Dit werk wordt dit jaar voltooid met Het Mirakel der Rozen, waaruit het verhaal dat in deze bundel is opgenomen.
| |
| |
Andre Demedts
Geboren op 8 Augustus 1906 te Sint Baafs-Vijve. Is hoofd van Studio Kortrijk van het N.I.R. Hij is redacteur van Dietsche Warande en Belfort, lid van de redactieleiding van West-Vlaanderen, en werkt mede aan buitenlandse tijdschriften. Hij publiceerde volgende werken: Verzenbundels: Jasmijnen (1929), Geploegde Aarde (1931), Kleine Keuze(1937) en Vaarwel (1940). Novellenbundels: Mannen van de Straat (1933) en Voorbijgang (1939). Romans: Het Leven drijft (1936), Afrekening (1938), Geen tweede Maal (1941), Het heeft geen belang(1944), Voor de Avond valt (1947), In het Morgenlicht (1949), en De Ring is gesloten (1951). Critiek en Essay: Edward Vermeulen, schrijver en boer (1937), De Vlaamse Poëzie na 1918 (1941), Hugo Verriest, de Levenwekker (1945), Leven en Schoonheid (1945), Richard Minne (1946). Toneel: De rechtvaardige Keizer (1951) en De Graaf is weergekeerd (1951). Jeugdboeken (schuilnaam Koen Lisarde): Ik wil een dappere Kerel zijn, Trouw aan hun volk, Alle Vreugd is eindeloos en Voorbij aan de Nacht. In vertaling verschenen: Das Leben treibt, Abrechnung, Die Ruhelosen, Strassenvolk, Niemals Wieder en Il n'y a qu'une Route. In het Najaar 1954 verschijnt In Uw Handen.
| |
| |
Willem de Hazelt
De Roeselaarse handelaar Willem Denijs werd geboren op 3 September 1911. Hij is medewerker aan Het Volk en aan de plaatselijke weekbladen. Onder het pseudoniem Willem de Hazelt schreef hij Peegie in zijn apejaren en Peegies triem door het leven (insamenwerking met Willem Putman voor het toneel bewerkt).
| |
Leo Devloo
Leo Devloo werd geboren te Oostvleteren op 12 April 1912 en is principaal van het college te Tielt. Hij schreef onder meer: Driekoningenluik, waarvan het verhaal De tweede Koning bekroond door Nieuwe Stemmen (1947), The hound of Heaven, bekroond in de Xaveriusprijskamp (1953), Avonden op het Rekhof, Brieven aan een Levende, en een hagiografisch werk over Zuster Maria Assunta van Opwijk.
| |
| |
| |
| |
Paulde Wispelaere
Paul De Wispelaere werd geboren op 4 Juli 1927 te Brugge en is er werkzaam als leraar Nederlands. Debuteerde vorig jaar o.a. in Dietsche Warande en Belfort, De Tafelronde en De Vlaamse Gids.
| |
Gaston Duribreux
Werd geboren te Oostende op 28 Mei 1903 en is als hotelhouder te Mariakerke bij Oostende gevestigd. Hij verwierf in 1947 de Lode Baekelmansprijs van de Vlaamse Academie voor zijn romans die het probleem van zee en vissersvolk behandelen. In 1950 werd hem de prijs van de Scriptores catholici toegekend voor zijn oorlogsroman De Grote Hemme. In 1951 kreeg hij de vijfjaarlijkse prijs voor letterkunde van de provincie West-Vlaanderen, en in 1952 de Emiel Vliebergprijs van het Davidsfonds. Zijn werken: Karoen, in 't aanschijn van de zee (onder pseudoniem Jan van Wieren) (1934), Bruun (1939), De Laatste Vissers (1940), Derina of het tere spel der
liefde (1941), De Roeschaard (1943), De Bron op den Berg (1945), Hel Gouden Zeil (1950), De Grote Hemme (1950), De Zure Druiven (1951), Tussen Duivel en Diepzee (1953. Hij is redactielied van West-Vlaanderen.
| |
Fred Germonprez
Werd geboren te De Panne op 30 December 1914 en publiceerde zijn eerste verhalen in Nieuw-Vlaanderen, de Nieuwe Gids, De Vlaamse Gids en andere. Thans in de journalistiek werkzaam. Zijn werken zijn: Kinderen van de zee (novelle 1938), Volk uit de Westhoek (1940) (drie uitgaven), Wij leven (1939) (in het Duits vertaald), Dat dwaze Hart (1943), Ik wil Leven (1944) (herwerking van Wij Leven), Iseland, Iseland (1950-1951) (twee uitgaven, vertaald en uitgegeven in Duitsland en Zwitserland), Moerduivels
(1952). In October van dit jaar verschijnt een nieuwe roman: Mensen in de Schaduw. Met Jos Janssen bewerkte hij Iseland, Iseland voor toneel, en schreef tevens de tekst voor het massaspel Naar Veilige Haven (Oostende 1953).
| |
Daan Inghelram
Geboren te Middelkerke op 23 Juli 1905. Hij woont thans te St Amandsberg bij Gent en is leraar te Zottegem. Hij debuteerde onder schuilnaam Jan van Marlinghe met een roman Lotsverbonden (1943). Daarop volgde in 1944 een vissersroman Walrave's IJde. In 1947 verscheen De Boskanter alsook de novelle De Zonderling. In een prijsvraag uitgeschreven door het Nederlandse blad Ad Interim werd zijn novelle De Stroom tussen 179 inzendingen bekroond. Verdere werken: de novelle Angélique (1948) en de romans De Graaf (1950) en De Forestier
(1951). Rond Kerstmis 1954 verschijnt een bijbelse roman Agar. Voor de jeugd schreef hij: Als Goden en Reuzen vechten (1953), Om U treur ik Jonathan (1953) en Roes, Roes, Roes!
| |
Jos Janssen
Geboren te Klerken op 12 November 1888, trad in de administratie der Belastingen en is thans op rust te Antwerpen. Verwierf in 1942 de Nestor de Tièreprijs van de Vlaamse Academie en in 1943 de Staatsprijs voor toneelliteratuur. Onder zijn voornaamste toneelstukken vermelden wij: Late Liefde, In den Witten Leeuw, Katjesspel, Het Zomerlief, De Wonderdoktoor, Flupke, Hun Lot, De Meiman, Bella Stock, De Koning drinkt, Heldendorp, Ruzie om Alide, De Notabelen van Kraaiennest, Wij zijn een volk van dichters, Hendrikje Stoffels, De Vetten en de Mageren, Jan Eyre, Jacoba van Beieren, De kleine Hendrik, De Meesterknecht, De kleine Foerier, Pension Les Crevettes, De Page. Jos Janssen schreef bovendien twee romans
| |
| |
De Wonderdoktoor en De brave Moordenaar. Onder zijn onuitgegeven werk vermelden wij het drama De Vrouwe van Gaasbeek en een groot aantal radiosketches.
| |
Marcel Matthys
Geboren te Oedelem-bij-Brugge op 11 Januari 1899. Sedert jaren is hij
er gevestigd als zitmeubelfabrikant en meubelhandelaar. Voornaamste werken: Grauwvuur (1929), De Kuitentikker (1933), Doppen (1936), Mur Italien (1937), Het Turks Kromzwaard (1937), Een Spook op Zolder (1938), Schaduw over Brugge (1940), Wie kan dat begrijpen (1949), Hellegat (1949), Spiegel van Leven en Dood (1953), De kleine Pardon (1954). Verscheidene van Matthys' verhalen werden in het Duits en het Frans vertaald.
| |
Jan Schepens
Jan Schepens werd geboren te Gent op 28 Mei 1909. Hij is leraar van
het Normaalonderwijs en woont sinds 1940 te Brugge. Hij is sinds 1945 redactiesecretaris van De Vlaamse Gids. Onder zijn werken vermelden wij Polyfoto, Letterkundig prentenboek, In de stille vrede (met 40 litho's van Albert Goethals), Klein Alphabet, Meerendree of de Kermis der Vlaamse poëzie, Julius Sabbe (in samenwerking met Carmen Maerten), Jan Greshoff, Marcel Coole, Richard Minne, Johan Daisne, Achilles Mussche, L’aeuvre poétique d'Armand Bernier, Moderne Russische schrijvers, Moderne Italiaanse schrijvers. Hij schreef verder studiën en kronieken in Le Thyrse, De Vlaamse Gids, Kroniek van Kunst en Kuituur, Mercure de France, Nieuwe Rotterdamse Courant enz... In voorbereiding is Sint Jansvuren, een bundel kwatrijnen.
| |
Louis Sourie
Geboren te Sint-Kruis op 24 Mei 1910. Hij is thans werkzaam in de journalistiek en verblijft te Brugge. Hij publiceerde: Prosper Van Langendonck (1942), Het Heilig Avontuur van Godelieve, Gudula, Lutgardis, Kristien en Amelberga (1942), Inleiding tot de Geschiedenis van Van Nu en Straks (1943), Het Hart van mijn Stad (1944), Pro Justitia (1944), Het Leven gaat voorbij (1946), Stijn Streuvels (1946), Jozef Simons (1947), Emiel Van Hemeldonck (1948), Het Werk van Ernest Claes (1949), Constant Lievens (1950), Amaat Vyncke (1950),
Vlaams Letterkundig Lexicon (1951), Ferdinand Verbiest (1951), Wachtposten XYZ (1952), Van Nu en Straks, historiek en betekenis (1953), Jozef De Voght (1953). Louis Sourie is verder medewerker aan verschillende tijdschriften, redactielid van Boekengids, medestichter en redactielid van West-Vlaanderen.
| |
Lia Timmermans
Mevrouw Lia Aspeslagh-Timmermans, dochter van Felix Timmermans, werd geboren te Lier op 9 Augustus 1920; woont thans te Oostende. Behoudens Mijn Vader, schreef zij ook sprookjes. Eerlang verschijnt Het kleine Album van Martha.
| |
Oswald Valcmar (pseudoniem van Lucien Volcke).
Geboren te Halle (Brabant) op 14 Mei 1920. Hij is thans bedrijvig als journalist en verblijft te Moeskroen. Hij debuteerde met verscheidene novellen en korte verhalen o.a. in Ons Volk, Overal en Dietsche Warande en Belfort. Zijn novelle De Suzanna werd geprimeerd door De Gids.
In 1947 verscheen zijn eerste roman Het Hart gaat zijn wegen, die in 1951 gevolgd werd door De Marina vaart (Baekelmansprijs). In 1954 verscheen het toneelwerk De Albatros, een drama in drie bedrijven. Oswald Valcmar werkt thans aan een nieuwe roman De Baby, een werk over het kinderloos huwelijk, waarvan het fragment in deze bundel.
| |
| |
| |
| |
Medard Verleye
Geboren op 22 Maart 1923 te Torhout. Behoudens een tachtigtal novellen schreef hij een reeks bijdragen over plastische kunsten, folklore en literatuur. Debuteerde als romancier met Rebellen zonder Vaandel (ook voor het toneel bewerkt). Onder zijn andere werken vermelden wij De Verspeelde Kans (waaruit het fragment in deze bundel), Mijnheer de Volksvertegenwoordiger en Dagelijks Tumult. Voor kort beëindigde Medard Verleye een geromanceerde biografie van Hugo van der Goes, dat verschijnt onder de titel De Aristocraat. In voorbereiding zijn twee literaire essays over Albert Camus en Hans Fallada. Medard Verleye leverde ook de teksten voor enkele documentaire kleurfilms.
| |
| |
Arthur Verthe C.I.C.M.
Geboren te Ingelmunster op 2 April 1926. Hij is thans onderpastoor van de kathedraal van Leopoldstad. Is redactielid van De Week (Belgisch Congo), waarin hij novellen schrijft, essays, poëzie, boekbesprekingen. Medewerker aan Band. Hij publiceerde in 1951 een gedichtenbundel Bevrijding en het jaar daarop Coda (ingeleid door Em. Janssen, S.J.). Hij leverde de teksten voor ‘Die Genootschap’ en heeft thans een nieuwe gedichtenbundel klaar De Gave Cimbel. In 1952 werd hij bekroond met een eerste prijs voor novelle. Hij schreef ook het scenario voor de film Makila Mabe (Het Kind van de dood), die door het Gouvernement-Generaal werd aangekocht. Hij is hoofdredacteur van het franstalig maandblad Echo Scout en medewerker van Pax.
| |
| |
Staf Weyts
Staf Weyts werd geboren te Mechelen op 15 April 1909. Woont te Sint Kruis-Brugge en is verbonden sinds 1952 aan het ministerie van Volksgezondheid. Van zijn hand verschenen de romans Met Hélène op de boot (1935), Ik heet Livine (1941), Niets dan een droom (1941), (verhalen), Sneeuw en Zonde (1945), Langs de boord der rivier (1950). Hij schreef jeugdboeken zoals De Geheimzinnige Hand, De Gestolen Kroon, alsmede een kinderverhaal Anne-Marietje. Van zijn werk werd vertaald in het Duits, het Zweeds en het Fins. In het najaar 1954 verschijnt een nieuwe roman: Ontmoeting met Denise. Staf Weyts schreef bijdragen in verzamelwerken en is medewerker aan diverse tijdschriften. Hij is medestichter en redactielid van West-Vlaanderen.
|
|