| |
Kunstactualiteiten
Het toneel-tornooi van het Pycke-Fonds
WIJ zijn gelukkig te kunnen vaststellen dat de economische ondernemingen in onze provincie meer en meer belang gaan stellen in culturele aangelegenheden. Zo verheugt het ons verslag te kunnen uitbrengen over de toneelwedstrijd, die door het Richard Pycke-Fonds werd uitgeschreven onder het personeel van de Belgische Maatschappij voor Gasen Electriciteitsbedrijf in West-Vlaanderen en van de Maatschappij Gazelec. Gevraagd werd de vertoning van een toneelstuk, oorspronkelijk in de Nederlandse taal geschreven. De vriendenkringen uit de verschillende uitbatingscentra werden verzocht deze opvoering zoveel mogelijk met eigen krachten te verzorgen, hoewel het aanwerven van beroepsregisseurs en gastspelers, vooral voor het vertolken van vrouwelijke rollen, werd toegelaten. Drie prijzen werden voorzien, twee voor de beste prestaties in hun geheel en een derde voor de verdienstelijkste acteur of actrice. De jury bestond uit de heren M. Sercu, landelijk voorzitter van het Nationaal Christelijk Toneelverbond, voorzitter, André Demedts en Jozef Van Daele. Het fonds zelf staat onder het voorzitterschap van de heer Richard Pycke en het ondervoorzitterschap van senator Robert De Man.
De speelkalender zag eruit als volgt:
25 October 1953, Kring Ieper met ‘Bazin en Knecht’ van J. Opdebeeck, onder de regie van Staf Bruggen;
7 November. Kring Ronse met ‘De Jeugd overwint’ van J. Vereecke, onder de regie van Maurits Devemie;
14 November, Kring Nieuwpoort met ‘Westerman en Zoon’ van Christien van Bouwel-Kouw en Henk Bakker, onder de regie van Gaby Morael;
5 December, Kring De Panne met ‘Dolle Hans’ van J. Fabricius, onder de regie van Remi Van Duyn;
5 December, Kring Menen met ‘Mijnheer Pirroen’ van F. Timmermans, onder de regie van Herman Van der Meulen.
De plechtige prijsuitdeling greep plaats te Brugge op 6 Februari 1954, in de stadsschouwburg. Bij die gelegenheid werd door het Nationaal Toneel van België opgevoerd: ‘Wat je maar wil of Driekoningenavond’ van W. Shakespeare. Een kamerorkest van Brugge, onder leiding van Raymond Poppe, zorgde voor een muzikale omlijsting, terwijl een korte feestrede werd gehouden door André Demedts die handelde over het belang van de schoonheid in het leven en tevens hulde bracht aan de inrichtende cultureel vooruitstrevende maatschappij. De prijzen werden als volgt toegekend:
Eerste prijs van 5000 fr. aan Kring Menen met ‘Mijnheer Pirroen’ van F. Timmermans;
Tweede prijs van 3000 fr. aan Kring Nieuwpoort met ‘Westerman en Zoon’ van Christien van Bouwel-Kouw en Henk Bakker;
Prijs voor de beste speler aan René Vandenbroele uit De Panne in de rol van Dolle Hans.
Tot blijde verrassing van iedereen stonden de prestaties van de verschillende groepen, wat het samenspel, de individuele vertolking, de beschaafde uitspraak, het decor en de costumering betreft, op een merkwaardig peil. Zij hebben bewezen dat het door de grenzenloze toewijding van gewone liefhebbers, ook onder het personeel van een economisch bedrijf, mogelijk is voldoende krachten te vinden om goed toneel te spelen en zulkdanige atmosfeer te scheppen, dat een minder gevormd publiek zich over het bereikte resultaat geestdriftig toont. In ieder geval stelde het gehele opzet een voorbeeld dat navolging verdient.
| |
Letterkundige prijskampen
DE vereniging SABAM meldt dat de inzenddatum voor haar letterkundige romanprijskamp uitgesteld werd tot eind 1954. Er is een prijs van 15.000, fr. voorzien. Inlichtingen: Wetstraat, 95, Brussel.
ER werd een Maxence Vander Meerschprijs ingesteld, met het doel een werk te bekronen dat handelt over Frans Vlaanderen of geschreven werd in de sociale geest die het werk van Vander Meersch kenmerkt. Het werk moet in het Frans geschreven zijn, de schrijver mag gelijk welke nationaliteit bezitten. Inlichtingen: 63, rue de la Plaine, Rijsel.
| |
Algemeen beschaafde omgangstaal
DOOR het Provinciaal Gouvernement van West-Vlaanderen wordt een actie ondernomen met het oog op de propaganda voor de Algemeen Beschaafde Omgangstaal. Er werden in het begin van de maand Maart te Roeselare, Ieper, Kortrijk, Brugge en Oostende volksavonden ingericht, waar naast een spreekbeurt over het belang van het A.B.N., een welsprekendheidstornooi werd georganiseerd.
| |
| |
| |
Limburgvaart voor Vlaamse letterkundigen
OP initiatief van de Limburgse Culturele Raad en in samenwerking met het Provinciaal Verbond voor Toerisme zal het Bestuur der Vereniging van Limburgse schrijvers de Vlaamse letterkundigen uitnodigen voor een dagbezoek aan Limburg op Zondag, 18 Juli e.k. Deze rondreis heeft tot doel de Vlaamse letterkundigen deze provincie te leren kennen.
Limburg is immers al te weinig gekend in de kringen buiten de provincie, precies omdat er te weinig persoonlijk contact bestaat met deze jonge, opkomende gouw. Vele buitenstaanders stellen zich Limburg nog altijd voor zoals ze de provincie voor tien à twintig jaar kenden. Sinds is echter veel veranderd: het uitzicht van het landschap kreeg een ander aspect en de bevolking leeft in gewijzigde omstandigheden. Ieder Limburger heeft ervaren, dat vreemde bezoekers telkens opnieuw voor een verrassing komen te staan. Daarom werd door de Culturele Raad, het Provinciaal Verbond voor Toerisme en het Bestuur der Vereniging van Limburgse Schrijvers er aan gedacht om de Vlaamse Letterkundigen voor een gezamenlijk bezoek aan deze gouw uit te nodigen.
De Limburgse uitgeverij Heideland heeft zich hierbij aangesloten en heeft besloten aan de Vlaamse letterkundigen, die op 18 Juli a.s. Limburg bezoeken; een mooi uitgegeven gedenkboekje aan te bieden. Om dit gedenkboekje samen te stellen, schrijft de Uitgeverij Heideland thans een poëzieprijsvraag uit onder alle Vlaamse letterkundigen. Hier volgt het
| |
Reglement voor de Poëzieprijsvraag ‘Limburg’
1. | De poëzieprijsvraag Limburg staat open voor alle Vlaamse letterkundigen. |
2. | Elke deelnemer mag slechts één gedicht inzenden van minimum drie kwatrijnen en maximum ± 40 versregels, het moet onuitgegeven zijn en als onderwerp hebben: Limburg, onder alle mogelijke aspecten. |
3. | Inzendtermijn: 15-4-1954, op adres Poëzieprijsvraag Limburg, p/a. Uitgeverij Heideland, Grote Markt 1, Hasselt. |
4. | Wijze van inzending: in vier exemplaren, zonder aanduiding van naam of pseudoniem van de auteur. De inzender ondertekent met een kenspreuk. Bij iedere inzending dient een gesloten omslag gevoegd, met daarin een brief waarop worden herhaald: kenspreuk en titel van het gedicht, samen met het volledig adres van de inzender. |
5. | Prijzen: Ie Prijs: 1.000 fr., 2e Prijs:
700 fr., 3e Prijs: 400 fr., 4e Prijs: 250 fr.,
5e Prijs: 150 fr., 6e tot 15e Prijs: 100 fr. |
6. | Zoals gebruikelijk behoudt de inrichtende uitgeverij zich alle publicatierechten van de bekroonde gedichten voor. |
7. | De uitslag van de poëzieprijsvraag Limburg wordt bekend gemaakt rond half Juni e.k. |
De juiste datum van de proclamatie wordt eerstdaags medegedeeld, evenals de samenstelling van de jury, die zal bestaan uit vooraanstaande critici van buiten de provincie.
| |
Stedelijke cultuurcomite's
OP 17 Januari werd te Kortrijk het stedelijk cultureel comité opgericht, dat reeds vorig jaar een paar maal werd aangekondigd. Het staat onder voorzitterschap van Mr M. Vandekerckhove, en omvat naast enkele bestuursleden, ook een afvaardiging van het stadsbestuur. Het doel van dit comité is het coördineren van alle cultureel werk in deze stad; met dit doel werden alle culturele verenigingen uitgenodigd hun werkprogramma tijdig bekend te maken. Dat is inderdaad een maar al te grote noodzakelijkheid!
Ook te Roeselare bestaat een overkoepelend organisme dat met alle bestaande verenigingen contact houdt. Waarom zouden alle grote steden van de provincie niet een dergelijk comité in het leven roepen?
| |
| |
Brugge bijvoorbeeld heeft grote nood aan een op-elkaar-afstemmen van de verschillende culturele activiteiten, althans in het winterseizoen. Om te voorkomen dat op één avond, en op een zelfde uur twee spreekbeurten worden gehouden, de ene door Albert Westerlinck en de andere door Antoon Coolen. Om maar één staaltje te geven. Wat zou er al niet kunnen gebeuren in deze stad, die blijkbaar toch zo bitter weinig om een fijn, aangepast cultureel leven geeft, indien regelmatig bijeenkomsten zouden kunnen plaats grijpen van vertegenwoordigers van alle bestaande groepen met afgevaardigden van het stadsbestuur. Wat te Kortrijk en te Roeselare kan gesticht worden, kan, weliswaar wat later, ook te Brugge gedijen! Er is ontzettend veel werk te doen: laten we maar even denken aan bepaalde musea en artistieke collecties die aan het vermolmen zijn, en waarvan er zelfs geen catalogus bestaat... en waarom zou er ook niet gedacht worden aan een zeker toezicht op het artistiek gehalte van bepaalde toneelvoorstellingen, want het gaat er soms triestig aan toe!
| |
Kunstkringen in West-Vlaanderen
Nieuwpoort. Voor enkele weken werd te Nieuwpoort de kunstkring opgericht Wassend Getij. De vereniging die tot stand kwam onder het impuls van beeldhouwer Koos van der Kaaij heeft tot doel de jonge kunstenaars uit Nieuwpoort en omliggende te groeperen om de kunst te bevorderen, het inrichten van tentoonstellingen en het houden van studievergaderingen waar de verschillende stromingen kunnen besproken worden. Het stadsbestuur gaf de kring de beschikking over een klaslokaal in de stedelijke tekenschool; dit lokaal zal door de vereniging worden ingericht als werkplaats. De kring staat open voor beroepskunstenaars als voor liefhebbers. Het plan bestaat tijdens de komende Zomer een tentoonstelling in te richten waar kunstwerken zullen geëxposeerd zijn die betrekking hebben op de zee en de zeevisserij.
Volgende kunstenaars zijn reeds tot de groep toegetreden: Koos van der Kaaij, Godelieve Baert, Michel Bollion, Robert Borret, Casteleyn, Schoollaert en Van Meerbeeck. Alwie 100 fr. stort als steun aan de jonge kunstenaars wordt erelid van de kring, en zal eerlang een kunstwerkje ontvangen, door één van de leden uitgevoerd.
Kuurne. Te Kuurne werd door Michel Depijpere, André Lietaert, Daniel Meyfroid, Gerard Fenaux en Valeer Viaene een kunstkring gesticht. De naam Evarist Carpentier werd gekozen als aandenken aan de grote Kuurnse schilder (1845-1923) wiens werken in alle kunststeden van West-Europa tentoongesteld zijn. Een van zijn werken L'étrangère bevindt zich in het stedelijk museum te Brugge.
De kunstkring telt reeds 32 actieve leden. Het doel van de stichting is het bevorderen van de kunstsmaak onder de leden en in het algemeen het verhogen van het cultureel peil in de gemeente. De kring is aangesloten bij het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond. De laatste prestatie was de collectieve tentoonstelling in de rookzaal van de stadsschouwburg te Kortrijk. Er was voor dit initiatief een sympathieke belangstelling en iedereen was opgetogen over deze eerste verwezenlijking. De volgende collectieve expositie zal doorgaan te Kuurne van de eerste tot de tweede Zondag van October 1954.
Roeselare. Uit het jaarverslag 1953 van de Koninklijke Kunstkring te Roeselare, dat ons werd toegestuurd, lichten wij volgende bizonderheden. Acht leden van de kring hebben hun collega's vergast op een voordracht tijdens het afgelopen jaar. Roger Fieuw sprak over de historiek van de moderne kunst, Jozef Lietaert behandelde eveneens de moderne Kunst, Willem Denys las een fragment voor uit de toneelbewerking van Peegie, Gerard Lauwers belichtte de componist Tschaikowski, terwijl Jeroom De Coninck een spreekbeurt hield over het graf van Toet-Ank-Amon. André Rousseau vergastte de leden op een bezoek aan zijn rijkverzorgde bloemenvelden, terwijl Willy Ostyn enkele van zijn laatste klaviercomposities liet horen, en Firmin Deschrijver een en ander ten beste gaf over zijn kunstreis naar Polen. Er werden verder twee bioscoopvoorstellingen ingericht, alsook verschillende artistieke bezoeken onder meer aan de ateliers Permeke te Jabbeke.
In de loop van het jaar sloten 17 werkende leden zich bij de kunstkring aan. Het bestuur voor 1954 ziet er als volgt uit: Roger Fieuw, voorzitter; Jozef Seaux, onder-voorzitter; Marcel Verbeke, Gerard Desmet, André Rousseau, bestuursleden.
Roeselare. Eveneens te Roeselare werkt sinds één jaar de Geschied- en Oudheidkundige kring van Roeselare en Ommeland. Tijdens de jaarvergadering die einde December 1953 plaats greep werd onder meer aangekondigd dat E.H.J. Pollet in 1956, bij het 150-jarig bestaan van het Klein Seminarie, zijn geschiedkundige bevindingen in boekvorm zal publiceren. Op voorstel van Jozef Delbaere zal het genootschap in 1956 ter gelegenheid van de Berten Rodenbachfeesten, een tentoonstelling inrichten over de werken van en over de bezieler van de Blauwvoeterie. De nog jonge kring overweegt verder de publicatie in boekvorm van het werk van Gerard Marichal: Poorters van Roeselare. Deze Index op de middeleeuwse poorters van Roeselare heeft inderdaad een meer dan plaatselijk belang. Op de eerstvolgende bijeenkomst, 21 April 1954, zal voorzitter Gerard Marichal een voordracht geven over Overlijdensgebruiken te Roeselare.
Rumbeke. De letter- en toneelgilde De Verenigde Vrienden van Rumbeke, die zoals bekend, vorig jaar, met tal van plechtigheden haar honderdjarig bestaan heeft gevierd, heeft zopas die geschiedenis uitgegeven in boekvorm. Het is een luxueus werk geworden, dat tot stand kon komen mede dank zij de steun van de N.V. Bank van Roeselare, en dat werd geschreven door de onvermoeibare Rumbeekse bezieler Jozef Delbaere. Een cultuurwerk dat zowel de schrijver als de gilde tot eer strekt.
Heist aan zee. De Kunstkring Horizon te Heist aan zee is voor kort lid geworden van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond.
| |
Brief uit Brussel
HALF Januari werd in het Paleis voor Schone Kunsten de plaats van de Venetianen ingenomen door de Vikings (tot 28 Februari). In de zalen waar weken en weken lang de meesterwerken van de grote schilders der Lagunenstad, van de prille renaissance tot de veduteschilders der xviiie eeuw, een ononderbroken stroom van bezoekers (rond de zeventigduizend) in vervoering hebben gebracht, verschenen nu, samen met de monumentale voorsteven van het Osebergschip, enkele van de zeldzaamste kleinoden van de Noorse kunst van de Vikings tot de xwiiie eeuw. Hoogstwaarschijnlijk - de eerste resultaten hebben deze verwachting trouwens vervuld - zal deze expositie nog meer belangstelling wekken omdat zij, in tegenstelling met deze van de Venetiaanse kunst, een uitgesproken aantrekkelijk karakter bezit. Indien niet iedereen zich
| |
| |
afvraagt hoe Bellini en Tiziaan geschilderd hebben dan wil integendeel iedereen weten hoe de Vikings meer dan duizend jaar geleden leefden. Hiervan is er vanzelfsprekend bitter weinig overgebleven; het grootste gedeelte van deze overblijfselen behoort trouwens tot de koninklijke schat die in de begraafplaats te Oseberg werd uitgedolven. De geëxposeerde voorwerpen, grotendeels met huiselijk karakter, worden talrijker en talrijker naamate men de xviiie eeuw nadert, maar jammer genoeg ook minder en minder karakteristiek. Om maar één voorbeeld te noemen: Uit de xie eeuw is slechts één enkel tapijt bewaard gebleven, het befaamd tapijt dat omstreeks 1050 te Baldishol geweven werd, het is één van de meesterwerken der Europese weefkunst. Uit de periode omstreeks 1700 zijn er hele ladingen te zien, artistiek zijn ze echter vrij onbenullig. Zeker, een meesterwerk, is per definitie, zeldzaam.
De oudste exemplaren van de Vikingkunst, de ware Vikingstijl, zoals men hem in zijn zuiverste vorm weervindt in de houtsculptuur van portalen, gestoelten en schepen roepen een probleem op dat ook door de vroegste specimina van de Venetiaanse kunst gesteld werd. Welke is de oorsprong van deze kunst? Zelfs wanneer men het karakter ervan grotendeels terugvindt in de Germaanse sierkunst blijft toch de sfeer, de wereld waartoe deze kunst behoort, d.w.z. het vorm- en levensgevoel waarvan zij getuigenis aflegt, voor Westerse ogen onverklaarbaar. Er steekt in deze gruwelijke monster- en drakenwereld iets Oosters. Wellicht zal men er ooit in slagen mogelijke contacten tussen het Noorden en het Oosten op te klaren. Intussen blijft de verwantschap op artistiek gebied onloochenbaar.
Een tweede expositie in het Paleis voor Schone Kunsten groepeert een zestigtal doeken, meesterwerken zegt de catalogus, uit het Museu de Arte de Sao Paulo (insgelijks tot 28 Februari). Dit museum dat pas in 1947 werd opgericht heeft, blijkens deze expositie, in amper zeven jaar tijds de hand weten te leggen op werken van enkele merkwaardige schilders van Memlinc tot Picasso. Meesterwerken is wellicht veel gezegd, tenzij men alleen zou denken aan het levensgrote portret dat Goya rond 1800 geschilderd heeft van Kardinaal Don Luis Maria de Borbon y Vallabriga of aan de beeltenis van de burgemeester van Haarlem Andries Van der Horn van Frans Hals, of misschien het verrukkelijk dubbel kinderportret Rose et bleue van Renoir. De rest is degelijk werk zonder meer. De prachtige exposities van de kunstschatten der voornaamste Europese musea welke sedert het einde van de tweede wereldoorlog in het Paleis voor Schone Kunsten werden ingericht, hebben echter de bezoekers bepaalde maatstaven ter hand gedaan, hebben hun het besef van sommige verhoudingen bijgebracht, zodat het woord meesterwerk, terecht, meer en meer voorbehouden wordt voor die uitzonderlijke gewrochten waarin het meesterschap van een groot artist op evidente wijze aan het licht treedt.
De belangrijkste tentoonstelling, tenminste wanneer men ze in de huidige artistieke conjunctuur plaatst, is wellicht de expositie van beeldjes, beelden en gebruiksvoorwerpen afkomstig van de Melanesische eilanden. Zij werd in een paar zalen van het Jubelpark georganiseerd door Mevrouw Della Santa. Voor de ethnoloog en de ethnograaf levert deze expositie een buitengewone keur van studiemateriaal, voor de kunstliefhebber, die begaan is met het lot van de plastiek in onze tijd, brengt zij het onweerlegbaar bewijs van de verwantschap tussen de kunst der primitieve volken en de schilderen beeldhouwkunst van onze expressionistische en post-expressionistische periode. Men zou haast geneigd zijn, indien het woord al niet wat ouderwets klonk, van bloedverwantschap te spreken. In ieder geval er zijn hier beeldjes, uitgesneden en gekleurde voorwerpen te zien, waarbij men onwillekeurig aan de spitsfiguren van onze hedendaagse kunst denkt, vooral aan de abstracten; links een beschilderd tapa (het lendendoek van een danseres) waaruit Van Lint nog iets leren kan, rechts een houten schotel waarvan de ingesneden en gekleurde versiering Mendelson in vervoering moet brengen.
Deze kunst overvleugelt echter, geloof ik, de hedendaagse Westerse kunst omdat zij haar wortelen veel dieper in het leven zelf uitstrekt. Zij is authentieker; zij haakt zich hechter en dieper vast in de toeschouwer, zelfs wanneer men het gruwelijk karakter van deze koppensnellerskunst buiten beschouwing laat.
In de loop van de maand Januari werden in het Paleis voor Schone Kunsten de werken tentoongesteld welke door de jury van de Prijs van Rome bekroond of met een eervolle vermelding onderscheiden werden. Deze manifestatie heeft hoegenaamd geen weerklank gehad, evenmin trouwens als de bekendmaking zelf van de uitslag van deze wedstrijd. De Antwerpenaar Van de Putte werd laureaat uitgeroepen, Rik Poot was tweede en Mortelmans derde geklasseerd.
Hier en daar was protest opgegaan omdat de jury o.m. drie leraars telde, die eventueel zouden verplicht zijn over het werk van leerlingen te oordelen. Hetgeen voor de prijs van Rome 1953 zeker het geval is geweest. Ik geloof dat men degenen die de uitspraak van de jury ernstig hebben opgenomen op de vingers van één hand kan tellen. Indien de vier leden van de jury, die Van de Putte boven Poot verkozen hebben alleen met artistieke overwegingen rekening gehouden hebben dan heeft de expositie in het Paleis voor Schone Kunsten aan iedereen, die kijkers in de kop heeft, duidelijk gemaakt hoezeer ze zich vergist hebben.
De prix de la Jeune Peinture Belge is dit jaar naar de jonge (25 jaar) Waalse schilder Durant gegaan, voor een doek Signalen bij nacht dat thans met de schilderijen van al de eervol en gewoon vermelden in het Paleis voor Schone Kunsten te zien is. De jury van de Jeune Peinture heeft schier van meet af de gewoonte genomen het meest uit de band springende, het meest bevreemdende en buitenissige te bekronen zonder veel acht te slaan op het feit of dit karakter actief blijft of, na enkele tijd, geheel verzwindt. Ik geloof dat zij dit jaar nog rampzaliger in de val is gelopen, dan de vorige jaren.
Ons ontbreekt hier de plaats om deze manifestatie, welke blijkens haar titel de kruim van onze jonge generatie omvat, grondig te bespreken. Signaleren wij alleen dat er een portret hangt van Constant Lambrecht en een stilleven van Rover (Van der Cruysse) twee doeken, welke door hun degelijkheid en hun picturale kwaliteiten (deze termen in traditionele zin gebruikt) afsteken bij de rest.
In het hoofdstuk aan de persoonlijke tentoonstellingen gewijd memoreren wij de expositie Pouchol in La Sirène, Vaserely in het Paleis voor Schone Kunsten, Jozef Cantré in de Galerie du Théatre de Poche en Charles Counhaye in La Sirène. Pouchol en Vaserely - alle twee te Parijs verblijvend - vertegenwoordigen twee extremen van de hedendaagse schilderkunst. Pouchol werkt in de traditie van Corot; ook Cézanne heeft in de vorm welke hij aan de voorwerpen - liefst stillevens, enkele landschappen - geeft, vage sporen nagelaten. Vaserely gaat tot aan de uiterste grens van de abstractie waar het schilderij nog alleen een helgekleurde puzzle is van geschematiseerde vlakken. Cantré in de beeldhouwkunst en Counhaye in de schilderkunst bewegen zich in het centrum. Zij hebben de romantiek welke aan de oorsprong ligt van het expressionisme, gekanaliseerd in een krachtig, monumen- | |
| |
taal constructivisme waarin onze hedendaagse kunst een van haar toppunten heeft bereikt. Marcel Duchateau.
OP de vergadering van de bond der Westvlamingen te Brussel tijdens de maand Januari werd door vier Westvlaamse dichters voorgelezen uit eigen werk: Marcel Coole (Kortrijk), Joris de Bruyne (Roeselare), Aimé de Marest (Nieuwpoort) en C. Vermeersch (Menen).
| |
Gevoelig verlies voor de religieuse kunst
IN het Parijse ziekenhuis Bon Secours is op 9 Februari de bekende Dominikanerpater Pierre Couturier overleden op 57-jarige leeftijd. Pierre Couturier werd geboren te Montbrison nabij Lyon als zoon van een molenaar. Al spoedig ging hij de richting van de kunst uit. Tijdens de eerste wereldoorlog werd hij onder de wapens geroepen en gewond. Na de oorlog begint hij opnieuw te schilderen, heeft zijn eigen atelier te Parijs, keert terug tot het geloof op 27-jarige leeftijd, en treedt in 1925 tot de orde der Dominikanen toe. Sindsdien heeft hij onverdroten geijverd voor een moderne aanpassing van de religieuze kunst. Met zijn ordegenoot, Pater Régamey, schrijver van het boek Art Sacré au xxe siècle, dat in dit tijdschrift te zijner tijd werd besproken, leidde hij de voorhoede in de strijd voor de zuivering van de kerkelijke kunst, een zuivering niet alleen van alle kitsch, maar ook van alle academisme. Sinds beide paters van de stichters Mollard, Pichard en Salavin de leiding van het bekende Revue de l'Art Sacré hadden overgenomen, hebben zij de kunstcritiek op een doctrinaal en aesthetisch hoog plan gebracht, en de beoefening der religieuze kunst geopend voor verantwoorde nieuwe kunststromingen.
Hij werd vooral bekend, zowel bij voorals tegenstanders, door de inrichting van de kerk van Assy in de Franse Alpen, die in 1950 geconsacreerd werd ten dienste van de patiënten van een nabijgelegen sanatorium. In deze kerk zijn decoraties en brandramen aangebracht door bekende Franse kunstenaars als Fernand Léger, Paul Bony, Paul Berçot, Jean Bazaine, en ook zijn er een paar glasramen van de hand van Pater Couturier zelf. Ook moedigde hij van stonden aan zijn vriend Henri Matisse aan bij zijn decoratief werk in de kapel der Zusters Dominicanessen te Vence. Zijn sterke ijver voor kunstvernieuwing had niet plaats zonder vaak zeer felle bestrijding. Vooral toen Pater Couturier voor de religieuze kunst beroep deed op niet-christenen en zelfs communistische kunstenaars, maar ook niet aarzelde figuren als Bracque, Matisse, Lurçat hierin te betrekken en het ook kloek opnam voor de abstracte richting van bijvoorbeeld Manessier, en voor het diep-overwogen realisme van Georges Rouault.
Men speelde toen vooral de philosophische en religieuze opvattingen van vele dier moderne kunstenaars, die ver van de Kerk verwijderd stonden, tegen hem uit, maar hij hield kranig stand. Als eerste eis voor een kunstenaar die voor het kerkgebouw wil werken, stelde hij dat zijn oprechte inspiratie moet gepaard gaan met grote vaardigheid. Dit streven vooropstellend verdedigde hij de kerk van abbé Dévemey te Assy, alhoewel hij niet aarzelde te verklaren dat te Assy niet alle kunstenaars in hun werk waren geslaagd, en dat hij tegen sommige zijn bedenkingen sterk heeft geuit.
Pater Pierre Couturier werkte krachtig mee aan het doen voortzetten van de Ateliers de l'Art Sacré, die in het begin dezer eeuw door Maurice Denis en Desvallières waren opgericht. Die medewerking bestond zowel in het practische onderricht als door middel van zijn wijsgerige en theologische cursussen. Persoonlijk was hij met de meeste Franse kunstenaars van deze tijd bevriend en hij was bizonder actief in de kringen van de kunstenaars die zich wijden aan de religieuze kunst.
| |
Aardenburg
IN de kleine Zeeuwse gemeente Aardenburg wordt op 11 April 1954 in de mooie Sint Bavokerk, die uit de tiende eeuw dateert, de Mattheuspassion van Johann Sebastian Bach uitgevoerd, door twee Nederlandse koren en solisten, onder leiding van Pieter van Egmont.
| |
Ter attentie van de plaatselijke Kunstkringen.
Het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond nodigt alle plaatselijke kunstkringen uit tot het lidmaatschap. Zoals bekend kunnen deze kringen geabonneerd worden op het tijdschrift West-Vlaanderen aan de ledenprijs.
Alle berichten in verband met de activiteit van de kring kunnen steeds (maar zolang mogelijk op voorhand!) bekend gemaakt worden bij het redactiesecretariaat. Zoals blijkt is er voor dergelijke berichten steeds plaats in ons tijdschrift.
Voor het inrichten van voordrachten, tentoonstellingen, muzikale audities, declamatieavonden enz... mag men zich steeds wenden tot het C.V.K.V., dat alle mogelijke hulp zal bieden.
|
|