moderne stijl; 't geen toen heel wat opzien heeft verwekt, maar den stoot heeft gegeven om het ‘nieuwe’ in te burgeren en ‘smaak’ in zake bouwtrant. Want korts nadien werd de villa gebouwd in denzelfden trant voor den heer Joz. Laigneil die er zijn kunstpottebakkerij is komen inrichten; en eenige jaren nadien was heel de Vandenpeereboomlaan over de twee kanten volgebouwd naar den nieuwen stijl, een schilderachtige afwisseling van villa's die 't uitzicht van dat stadsgedeelte zijn komen verfraaien, zonder één enkele leelijkheid er nog dat beeld is komen ontsieren. Een merkweerdige gebeurtenis als men bedenkt welke afzichtelijke, smakelooze monsterachtigheden er in die periode in de mode waren. Jammerlijk is die Vandenpeereboomlaan in den oorlog totaal vernietigd geworden.
Dit mocht wel eens gezegd en in herinnering gebracht worden. Het is immers aan een zonderling toeval te danken dat er op eenzelfde tijdstip, in eenzelfde stad zulk een schaar begaafde kunstliefhebbers malkaar ontmoeten, als vrienden verbonden blijven, eensgezind, met kennis van zaken, met uitgesproken smaak en talent, er naar streven, het als hun plicht beschouwen te waken over de schoonheid van hun stad, hun best doen om het ‘oude’ in eere te bewaren en het ‘nieuwe’ zelf te scheppen.
Wat die elite van kunstminnende vrienden uitgewerkt en verwezenlijkt hebben, blijkt bij de huidige generatie - bij de tegenwoordige ‘elite’ der stad Kortrijk al te zeer vergeten. Die ‘eereburgers’ is de stad iets verschuldigd dat op dankbaarheid zou gelijken, en zij zijn het overwaard dat hun naam bij het nageslacht zou in eere gehouden blijven.
*
In die bent van kunstminnende kameraden was Emmanuël Viérin de minst luidruchtigste, de afgetrokkendste, die wél meedeed met de vrienden, maar toch liefst zich in stilte afgezonderd hield, of er op zijn eentje uittrok om te werken of te genieten. Hij was een verfijnde, zuidersche natuur.
Tijdens de wintermaanden waagde hij het wel zijn schildersezel te gaan opstellen in het Kortrijksche begijnhof, soms in een of ander achterbuurtje waar hij een oud geveltje of typisch hoekje had ontdekt, waar schoonheid in stak. Daar hij echter gewend was rechtstreeks naar de natuur te schilderen, kon hij in zijn atelier niet goed aarden; hij prutste er maar wat aan copieën, teekenen of etsen, maar verveelde er zich. Het was hem telkens een welkome gelegenheid, en uitvlucht, om niet te werken, als er onverwacht bezoek kwam van vrienden, hij zoogezegd ‘gestoord’ werd, maar liever den verloren tijd had door te brengen met gezellig te praten.
Maar zoo gauw het nieuwe jaargetijde ontlook, waar hij met ongeduld had zitten op wachten, was hij niet meer binnen te houden. Hij trok naar zijn villa in de Panne of naar Duinbergen, en vandaar er op uit om in openlucht te gaan schilderen. Daar voelde hij zich telkens herleven, opgewonden door de drift om nieuwe onderwerpen te ontdekken. Zijn domein strekte over de Noorderstreek van West-Vlaanderen. Met zijn gereedschap trok hij voor enkele weken 't zij naar Damme, naar Sluys, Sint-Anne-ter-Muyden, Dixmuide of Veurne, ook wel eens naar Walcheren. Hij kende er al de kleine dorpen en bleef er onverpoosd, in volkomen eenzaamheid aan 't werk. Daar was hij in zijn element en voelde zich gelukkig.
In die verschillende plaatsen ben ik Viérin dikwijls gezelschap gaan houden en samen hebben wij er goede dagen beleefd. Daar heb ik den vriend van dichtbij leeren kennen en waardeeren en volop genoten met hem aan 't werk te zien.
Hij was vooreerst een fijnbesnaarde natuur, artist tot in de toppen der vingeren, genieter van schoonheid, met minzaam en teeder karakter, opgewekt maar ingekeerd, naar het schuchtere toe tegenover onbekenden, vermijd soms.
In zijn omgang wist ik niet waar ik 't meest van houden moest: van zijn innemende vriendelijkheid of van zijn kunstenaarschap als schilder en aestheet.
Op andere plaatsen heb ik indertijd over onze gezamenlijke zwerftochten en over mijn omgang met hem, over zijn werkwijze en bevindingen uitvoerig geschreven. Wij hebben samen gelukkige dagen beleefd, waar voor mij de kostelijkste herinneringen aan bewaard blijven. Onder ons werd weinig getwist over kunsttheorieën of princiepen: hij was de gewetensvolle artist, er eenvoudig op gesteld de schoonheid die hij ontdekte in het landschap, zoo volmaakt en getrouw mogelijk weer te geven, in kleur en lijn, met de atmosfeer er om heen, in de belichting van het moment, volgens de opvatting der toen heerschende manier, impressionisme genaamd. Dààr is Viérin zijn leven lang getrouw aan gebleven, niet willen capituleeren of zich aanpassen aan de nieuwe richting. Het heeft zijn sereniteit van eerlijke werker eenigszins gestoord; hij is er ongelukkig door geworden, zich onwennig en vervreemd gaan voelen als in een hem onbekende wereld. Met leede oogen heeft hij de evolutie der schilderkunst in de nieuwe richting gevolgd... en zien ‘ontaarden!’ ...zonder er te kunnen of te willen aan gelooven - het streed tegen zijn oprechtheid en tegen zijn gemoed. Alles wat geen trouwe weergave was van de natuur leek hem uit den boze. Zijn eigen kunst heeft hij er in zien ten onder gaan.
Viérin heeft niettemin als schilder een vruchtbare loopbaan gehad; hij heeft naam gemaakt en is meer dan een regionale beroemdheid geworden. In zijn tijd was hij goed gezien en gewaardeerd als een verdienstelijk schilder in de kunstmiddens, telde er vele vrienden, was in betrek met de voornaamste kunstenaars en bijzonder in Pour l'Art was hij een welkome gast.
In Kortrijk zijn weinig huizen bij de begoede burgerij waar men geen doek van Viérin kan aantreffen. Verder is zijn werk goed vertegenwoordigd in de verschillende musea van binnenen buitenland. Zijn doeken vormen een merkwaardig document van de impressionistische school in de laatste helft der negentiende eeuw.
Met Emmanuël Viérin is een figuur verdwenen - de laatste uit den vriendenkring der Kortrijksche kunstenaars.
Zijn naam zal bij al wie hem gekend hebben, in eere gehouden blijven en in goede gedachtenis.