van St Salvator te Brugge hangt een schilderij van Jacob van Oost de Oude (1642). Het stelt de aanbidding der herders voor. Het is een der beste werken van de meester. Ook hij zoekt naar tegenstelling tussen licht en duister. Daarin staat hij onder de invloed van Caravaggio. Het licht begint te ontgloeien bij het goddelijk Kind. De helle stralen uit de kribbe strijken over het gelaat van Maria en over de oude herder, die het dichtst bij de kribbe nederknielt, terwijl Sint Jozef en de andere personages, in het halfduister verscholen, een glimp van het licht opvangen. Het meesterschap over de vorm doet niets af aan de wijding, die over al de personages hangt.
Onze middeleeuwse kerstliederen loven evenzeer de geboren Verlosser als het waarachtige Licht.
Ons is gheboren een Kindekijn
Noch clare dan die Sonne.
Ook Vondel, Rembrandt's tijdgenoot, zingt van licht en duister.
Hier schuilt dat godlijck aangezicht,
Waeruit de zonne schept haer licht,
En alle starren glans en luister;
Hier leit Hij zonder glans in 't duister
Die englen tot zijn dienst verplicht.
Kerstmis is het feest van het Licht in de duisternis.
Het heidendom lag verzonken in de duisternis van de zonde en kon onmogelijk, uit eigen kracht, opstijgen tot het reddend Licht van de Verlossing. En door de verwildering der zeden en de vertwijfeling in de geesten zonk de mensheid steeds dieper in een duistere afgrond zonder uitzicht. Toen brak de volheid der tijden aan. De mensheid was rijp voor het ontvangen der Verlossing. De Zon daagde in het Oosten aan de kim van Maria's maagdelijke schoot. Jezus werd geboren te Bethleem en, als God-mens, bracht Hij het Licht der Verlossing en der genade. Ik ben het licht der wereld, zo luidt Zijn boodschap; Wie Mij volgt wandelt niet in de duisternis. En langs Zijn leven en Zijn leer en langs Zijn Kerk steeg die Zon immer hoger, straalde dit Licht immer feller over de ontmoedigde en zondige mensheid. Hij werd waarlijk, naar de profetie van Simeon in de tempel, het Licht, dat alle volkeren verlichten zal.
God is mens geworden, zegt de H. Augustinus, opdat de mens God zou worden. Dit is het werk van de genade, waardoor wij aangenomen worden tot kinderen van God. Die genade is een licht.
God is de Zon van gerechtigheid en waarheid en schoonheid en liefde. God is Licht en geen duisternis is in Hem. (I Jo. 1. 5).
Wanneer wij dus door de genade aan de goddelijke natuur deelachtig worden. dan moet ook die genade een licht zijn, dat uit God stroomt, onze ziel verlicht en haar van klaarheid tot klaarheid in het beeld van God omvormt.
De Verlossing van Christus brengt licht aan het verstand. Want door de openbaring ontvouwt Hij ons de mysteriën van het geloof. Hij gunt ons een blik in het ontoegankelijke Licht, hetwelk op zichzelf slechts de eeuwige Vader en Diens eniggeboren Zoon en de Heilige Geest vermogen te zien. Hij ontsluiert ons tevens het raadsel van ons bestaan en van onze bestemming. De mysteriën helderen een massa feiten op, die voor ons anders eeuwig onbegrijpelijk zouden gebleven zijn. Naar het woord van Chesterton, kan de mens alles begrijpen met behulp van wat hij niet begrijpt. Het geloof is als een machtige teleskoop, die ons werelden van oneindigheid openbaart.
Dit Licht van de genade brengt ook warmte voor het menselijk hart. Uit de hedendaagse literatuur stijgt een klacht over de doelloosheid van het bestaan, die voert tot moedeloosheid en angst en levenswalg. Het is echter een algemeen verschijnsel dat de nieuwgedoopte bekeerling een zielevrede en een levensvreugde ervaart, waarvan hij geen begrip had. Hij ontvangt de kracht van de genade.
Ieder christenmens wordt geroepen, om een licht te zijn voor de wereld. Gij zijt het licht der wereld, zegt Christus. Ook steekt men geen licht aan, om het onder de korenmaat te zetten, maar op de kandelaar, om het te laten schijnen voor allen. (Matt. V. 14-15). Dit is ook de taak van de christelijke kunstenaar.
Noblesse oblige. Meer dan gelijk wie moet hij echte en grote kunst voortbrengen. Dan alleen zal zijn kunst licht en warmte uitstralen, wanneer een vlam zijn binnenste verteert en wanneer hij die vlam in een gave vorm kan uitdrukken. Hoe meer hoofd en hart in één leven opgaan bij de maker, hoe meer hij de vorm beheerst, des te voldragener zal het kunstwerk zijn, des te dieper zal het geboren worden tot een vol en nieuw leven in de ziel van de aanschouwer of de lezer. Ons volk heeft nood aan grote en diepe en waarachtige kunst.
Daarom kniele de kunstenaar voor het Kerstekind. Een echt kunstenaar verliest nooit zijn kinderhart. En zich vóór de kribbe verootmoedigend, zal hij ook zijn geloof beleven, zodat hij het tot openbaring kan brengen in heerlijke werken, die ons volk zullen aangrijpen en heropvoeren tot de hoogte. Hij vertolke in de stijl en de vorm van zijn tijd de tragische strijd, die thans gestreden wordt in duizenden zielen, om te ontkomen aan de duisternis en de druk van het stoffelijke en om te streven naar het licht en de geest in God. Aan allen die dolen in vertwijfeling en angst tone hij de stralende weg naar het reddend Kerstekind.
Hij weze een lichtbaak naar God in de duisternis van de wereld.
KANNUNIK JOZEF DOCHY
Geestelijk Adviseur van het C.V. Kunstenaarsverbond.