stromingen af te keuren. Anderzijds heeft de redactie heel wat geweerd, dat beslist ouderwets en onpersoonlijk was, ook al kon men aldus mensen met een soms gevestigde reputatie krenken; bovendien mag eerlijk verklaard worden dat Janpubliek door ons blad niet ontzien werd, maar op tijd en stond om zijn dwaasheid werd gerispt. Mogelijks heeft men soms de bal misgeslagen; men bedenke echter dat er misschien nooit een tijd geweest is waarin het moeilijker was dan thans om het koren van het kaf te onderscheiden. West-Vlaanderen heeft zich in elk geval ervoor gewacht te vervallen in de gebreken. die de hedendaagse critiek in alle kunstvertakkingen zo onbetrouwbaar maakt: kliekjesgeest en wederzijdse bewieroking, politieke voortrekkerij of bedilzucht, commerciële belangen...
*
Dit brengt ons tot de critiek, die van bepaalde zijde vooral geuit werd: Vlaanderen is reeds zo klein; waarom een provinciaal blad, dat bovendien enkel maar een deel van de kunstwereld nl. het christelijke aanbelangt; weg met al dat provincialistische gedoe; de kunst is aan geen streek gebonden; kunst heeft bovendien niets te maken met wereldbeschouwing; laten we de kunst dienen en haar alleen.
Maar daartegen gaan dan weer andere stemmen op, die zeggen: Maar zijt gij dan stekeblind; ziet gij niet dat de officiële kunstwereld een echte Augiasstal is geworden; mist ge de moed om het onrecht aan te klagen dat op zo grote schaal gebeurt: prutsers die met staatssubsidies en reisbeurzen weglopen, zondagschrijvers die met Academische titels worden overladen, Walen en Brusselaars die tot in het Vlaamse land toe de grote decoratieve opdrachten krijgen, enz. enz.
Inderdaad, wij zijn maar een klein land en West-Vlaanderen is maar een hoek van dat kleine land; wij hebben zelfs geen hoger kunstonderwijs, noch hoger onderwijs tout court. En toch hadden we en hebben we zeer grote namen op kunstgebied, in het verleden en ook in het heden, namen die zo groot zijn, dat wij ons de fierheid mogen permitteren ‘ons zelf te zijn’. Wat raakt het ons als nulliteiten tot officiele grootheden werden uitgeroepen, dank zij de politiek: hoevele ‘gloriën’ der jaren '40-'45 werden door andere ‘gloriën’ vervangen in de jaren '45-50, die dan toch wederom in het niet verzinken. Men vecht niet tegen zeepbellen.
Wel willen wij positief werk leveren. Vandaar de propaganda, die het blad voert rond namen van meesters, die niet naar waarde werden geëerd. Vandaar de hulp die door het Verbond in het algemeen en ons blad in het bizonder geboden wordt voor de bekendmaking van beloftevolle jongeren. Vandaar de nieuwe belangstelling, die in West-Vlaanderen en ook enigszins in den lande reeds gegroeid is voor kunstenaars die hun Vlaams-zijn of hun christendom niet hebben verraden om hun carrière te dienen. Vandaar de ergernis van enkele zeer kleine mensen. Vandaar ook de achting, die alle eerlijke mensen uit alle kampen West-Vlaanderen toedragen.
*
Tenslotte zijn er ook enkele dingen, die West-Vlaanderen beslist niet wenste te zijn.
Het wilde geen ‘Jongerenblad’ zijn, naar het model van zovele jongerenbladen waarin enkele vrienden mekaars pennevruchten ophemelen, wat aan polemiek doen om van zich te laten spreken, wat excentriciteiten uithalen om de goede gemeente van hun jeugd te overtuigen, een blad dat tenslotte meestal uitsterft, wanneer het zijn dienst gedaan heeft.
Het wilde geen zuiver ‘doctrinair blad’ zijn, dat een net bepaalde kunstrichting vertegenwoordigt. Natuurlijk zal men er wel leidinggevende artikels aantreffen. Maar hoofdzaak blijft toch: contact en wederzijds begrip tot stand brengen tussen kunstenaars en publiek.
Het wilde geen ‘folkloristisch’ of ‘dialectisch’ of ‘plaatselijk historisch’ blad zijn. Al ware het maar omdat West-Vlaanderen zijn ‘Biekorf’ heeft, die een eresaluut verdient om het werk dat reeds zovele jaren werd gepresteerd.
Het wilde geen ‘kunstarcheologisch’ blad zijn. Ook al wordt de kunstarcheologie soms ter hulp geroepen, zij zal steeds een dienende rol vervullen omdat West-Vlaanderen het blad is van het Kunstenaarsverbond en dus in de eerste plaats de levende kunst op het oog heeft. Evenmin wilde het een ‘toeristisch’ blad zijn, hoeveel eerbied men ook hebbe voor de toeristische belangen van provincie en gemeenten.
Wat West-Vlaanderen zal pogen te blijven is: de spiegel van het artistieke leven der provincie, waarin al het mooie dat hier gepresteerd is, wordt weerspiegeld van welke zijde het ook kome; een spiegel echter, die tijdig zal gekeerd worden naar het artistieke leven van het ganse Vlaamse land en van het buitenland, ten einde aan de doem van het provincialisme te ontkomen in een tijd die in het teken staat van het wereldburgerschap; op deze spiegel zullen de figuren onzer levende kunstenaars op het voorplan verschijnen, maar het ganse leven van ons volk evengoed als de onschatbare kunstschatten van het verleden zullen hen een rijke en waardige achtergrond bieden. Dat deze spiegelbeelden Vlaams en christelijk zullen zijn zal geen vervalsing zijn van de werkelijkheid; het zal de werkelijkheid zelve zijn.
DR ALBERT SMEETS
Ontvangst 25 October. Bisschoppelijk Paleis, Brugge. Voorzitter Jozef Storme overhandigt, namens het verbond, aan Z. Exc, Mgr. De Smedt, een Keramiekpaneel, ontworpen en uitgevoerd door Roger Vandeweghe, Beernem.
Fotos De Mey, Brugge.