| |
| |
| |
Kunstactualiteiten
De sociale toestand der beeldende kunstenaars
EEN van de grootste Nederlandse bierbrouwerijen Heineken's schonk naar aanleiding van een grote publicitaire prijskamp nu eens geen bromfietsen of stofzuigers, maar twintig schilderijen van bekende en ook minder bekende, jongere Nederlandse kunstschilders.
Dit gebaar is een aanleiding voor Ch. Wentinck om in het Augustusnummer van WIKOR, algemeen kunsttijdschrift voor jonge mensen, (34, Jan van Nassaustraat, 's Gravenhage) enkele bedenkingen te wijden aan de sociale toestand van de beeldende kunstenaars.
In de vorige eeuw waren er nog schilders, afkomstig uit de zeer gegoede burgerij, die vrij konden werken doordat zij in het bezit waren van een klein kapitaal. Bovendien was het toen, zeker voor de niet al te buitenissige schilders, wel mogelijk door de verkoop van hun werken voldoende te verdienen om redelijkerwijs te kunnen leven. De verandering der sociale omstandigheden heeft daaraan echter een einde gemaakt. Bovendien is de schilderkunst een weg gegaan die voor de overgrote meerderheid zelfs van het kunstminnend publiek onbegaanbaar is geworden.
Dientengevolge is een toestand ingetreden die weinig uitzicht biedt. Enerzijds de kunstenaar, die werkt op een manier die wél hemzelf en zijn vrienden bevredigt, maar door het publiek niet wordt begrepen. Dat publiek weigert derhalve zijn kunst te kopen. Er zijn allicht uitzonderingen, maar op het grote geheel zijn deze min of meer te verwaarlozen. Daar komt dan nog bij dat de politiek van sociale gelijkschakeling, die op de jongste oorlog volgde, juist die klasse van geldmiddelen heeft beroofd, die vroeger blijk gaf van culturele interesse, en in staat was, zo af en toe een kunstwerk aan te kopen. De kleine schaar, die met hartstocht de ontwikkeling der moderne kunst volgt is voor het overgrote deel samengesteld uit have-nots.
Welke weg blijft er voor de kunstenaar over, om zijn brood te bemachtigen? Hij kan hopen een vrouw te trouwen die mee geld kan verdienen. Hij kan hopen, ter gelegenheid van een tentoonstelling die hij eenmaal in twee jaar - als hij al naam heeft - kan houden, enkele werken te verkopen. Maar zelfs indien dat lukt, levert zo 'n verkoop niet voldoende op om langer dan enkele maanden van te leven. Van opdrachten van particulieren is nauwelijks meer sprake.
Zo is het begrijpelijk, dat de kunstenaar uitziet naar een instantie, die in de plaats van de vroegere opdrachtgever kan treden. In de Middeleeuwen had de Kerk zijn diensten nodig en verschafte hem werk; in de Renaissance trad de vorst toe tot de groep, in welker dienst de kunstenaar kon werken. Weer later was het de tot aanzien gekomen burger, tenslotte volgde, na het patriciaat, de in tamelijk welstand verkerende burgerij. Hierdoor is duidelijk gemaakt, dat de daarna opengevallen plaats niet opnieuw bezet raakte.
Gedacht werd aan de industrie, gedacht werd ook aan de Staat. Van de kant der kunstenaars werd geproclameerd, dat de Staat tot taak heeft, de cultuur te bevorderen en de kunstenaar in staat te stellen te werken, d.w.z. zijn bijdrage aan de bloei der cultuur te leveren. Het probleem schijnt eenvoudiger dan het is. Want de Staat is een anomiteit, - hij kan weliswaar een deel zijner ambtenarij belasten met de behartiging van culturele belangen, maar nooit geheel in de plaats treden van Kerk, vorst of adel, die de kunst niet alleen bevorderen, maar door de persoonlijke cultuur die zij representeerden zelfs inspireerden. De Staat van nu mist elke inspirerende kwaliteit. Bovendien: kàn er enige bemoediging uitgaan voor de kunstenaar van het besef, dat een ambtenaar, wellicht voorgelicht door een college, dat een grootste-gemene-deler-besluit als hoogste ideaal moet zien, kunstwerken aankoopt om deze dan te verdelen, onder regeringsinstanties, ter beschikking te stellen van bureau's, politieposten e.d.? Wat bovendien krijgt de kunstenaar dan nog in handen?...
Het ligt bijna voor de hand dat de kunstenaar de consequenties zou trekken, die deze situatie hem opdringt. Dat hij bij voorbeeld zijn kunst uitoefent in zijn vrije tijd, en voor het overige een werkkring aanvaardt die hem in staat stelt te leven. Schrijvers en dichters zijn deze weg al lang ingeslagen. Maar de schilder leeft nog altijd voort in de romantische illusie, dat de kunst een te heilige zaak is, om gelijk gediend te worden met zoiets profaans als geldverdienen. Wel zijn er enkele schilders, die décors voor toneel of opéra maken. Zoals er anderen zijn die gretig aanvaarden dat bedrijf of overheid hen in staat stelde een wandschildering aan te brengen. Vooral in de jongste tijd zijn er gelukkige voorbeelden van zo 'n werkzaamheid. Gelukkig, omdat het wel zou kunnen zijn, dat de toekomst van de schilderkunst niet in de richting van het ingelijste schilderij ligt, maar in de wandschildering. Het moderne intérieur leent zich bij voorbeeld nauwelijks voor geëncadreerde, het muurvlak brekende schilderijen.
Een andere hoopvol tegemoet geziene mogelijkheid is de industrie als opdrachtgeefster. Er zijn talloze jubilea, talloze vieringen, en herdenkingen, waarbij nog altijd bloemen worden aangeboden. Het zou toch ook mogelijk zijn, geen bloemen, rookstellen of tegeltableau's aan te bieden, maar kunstwerken...
| |
Kunstenaars voor de jeugd
DE Vereniging Kunstenaars voor de Jeugd hield op Zaterdag 1 en Zondag 2 Oogst in het instituut Regina. Pacis te Schilde het jaarlijks week-end voor alle leden. Onder de aanwezigen waren de letterkundigen A. Buckinck-Luyckx, tevens secretaris van deze vereniging, Jos van Laer, s.j., Beatrijs van der Hallen, Albe, Louis Sourie, Steven Debroey, Dr Rob. Roemans, Karel Vertommen, alsmede de kunstschilders Pater Fimmers, Jos de Maegd, Paul de Bruyne, Ludo Laagland en Max van Damme.
Op Zaterdag 1 Oogst werd vooral de werking van de vereniging besproken. De uitgave wordt voorbereid van een werk De Vier seizoenen waaraan uitsluitend leden van K.V.J. zullen medewerken. De jaarlijkse algemene expositie zal te Brussel worden gehouden in de maand November. Op Zondag 2 Oogst werd vooreerst overgegaan tot de verkiezing van het nieuwe bestuur. Dr Ernest Claes was ontslagnemend voorzitter. Hij aanvaardt het erevoorzitterschap en wordt als voorzitter opgevolgd door de dichter Albe. Louis Sourie, tevens redactielid van West-Vlaanderen, werd tot ondervoorzitter verkozen en kunstschilder Max van Damme tot bestuurslid. Na het verslag door Mevrouw Buckinckx-Luyckx wordt een bespreking over de werking in de toekomst ingezet. Tussenkomsten in dit debat werden onder meer gehouden door dhr Jozef Storme, voorzitter van het C.V.K.V. en letterkundige André Demedts, ondervoorzitter, die beide aandrongen op een regelmatiger en nauwer contact tussen de verschillende provinciale en nationale artistieke en litteraire verenigingen. Het week-end werd besloten met een spreekbeurt over televisie.
| |
| |
| |
Tweede biennale
Middelheimpark, Antwerpen.
TOT 30 September blijft de tweede Biënnale voor beeldhouwkunst ingericht in het Middelheimpark te Antwerpen voor het publiek geopend.
De Italiaanse beeldhouwkunst, die op een grote traditie kan terugzien, maar ook op onze dagen vooruitstrevend en inspirerend werkt, vormt het centraal gedeelte van deze expositie. Verschillende werken zijn tentoongesteld van Basaldella, Bertagnin, Consagra, Fabri, Fazzini, Fontana, Franchina, Greco, Lardera, Neonardi, Manzu, Marini, Martini, Mascherini, Mastroianni, Mazzacurati, Rosso, Viani. Ook uit Argentinië, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Spanje, Turkije, Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland zijn vele werken aanwezig.
Ons eigen land is vertegenwoordigd door Cantré, Claessens, Debonnaires, Dervichian, D'Haese, Dupon, Effront, Forani, Grard, Jespers, Kreitz, Leplae, Macken, Meunier, Minne G. en J., Poot, Puvrez, Strebelle, Wansart, Wijnants en Wouters.
| |
Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
Fondsprijzen
Algemene voorwaarden. - De manuscripten of gedrukte werken die aan de keurraden voor deze prijzen onderworpen worden, dienen in dubbel exemplaar, op de telkens aangeduide datum, aan de Bestendige Secretaris van de Kon. Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Koningstraat, 18, Gent gestuurd te worden.
Is de datum niet aangeduid, dan dient de inzending twee weken voor het eind van het tijdvak gedaan te worden.
Op het omslag vermeldt de inzender naar welke prijs hij verlangt mede te dingen. Een zelfde werk kan slechts voor één prijs in aanmerking komen.
De Academie vestigt er de aandacht op, dat al de ingezonden exemplaren of manuscripten haar eigendom blijven.
De manuscripten dienen in de in België officieel aangenomen spelling geschreven te zijn.
| |
1. Karel Boury-Prijs (1950-1953).
De Karel Boury-Prijs, bedragende thans 3.000 fr. en gesticht ter verspreiding van Vlaamse liederen, wordt om de vier jaar toegekend aan de toondichter van de beste onuitgegeven Vlaamse school- of volksliederen (ten minste twee) waarvan hijzelf de teksten zal mogen kiezen. Er kan bovendien een tegemoetkoming verstrekt worden om de bekroonde liederen te helpen uitgeven.
Het lopende tijdvak zal op 31 December 1953 gesloten worden.
Inzending van de liederen (tekst en muziek) uiterlijk op 10 December 1953.
| |
2. August Beernaert-Prijs (1952-1953).
De Aug. Beernaert-Prijs bedraagt thans 10.000 fr. en werd ingesteld ter aanmoediging van de Vlaamse letterkunde; hij wordt om de twee jaar toegekend aan de Belgische schrijver die in die tijdruimte het beste werk, al of niet uitgegeven, zal geschreven hebben.
De mededingende werken moeten gedurende die twee jaar uitgegeven of geschreven zijn. Zij dienen uiterlijk op 10 December 1953 ingezonden te worden.
| |
3. Nestor de Tière-Prijs (1952-1953).
De Nestor de Tière-Prijs, bedragende thans 7.500 fr., wordt om de twee jaar toegekend aan de beste onder de Vlaamse toneelwerken die, gedrukt of in handschrift, voor het eind van elk tweejarig tijdvak, door hun schrijvers uiterlijk op 10 December van het tweede jaar zullen ingezonden worden.
Voor de prijs komen alleen in aanmerking toneelwerken:
a) die nog in geen andere prijskampen werden bekroond;
b) die in de loop van het tweejarig tijdvak werden geschreven, of die althans, voor dit tijdvak, noch in druk. noch door opvoering openbaar werden gemaakt.
| |
4. Joris Eeckhout-Prijs (1952-1953).
Deze prijs bedragende thans 7.500 fr. wordt om de twee jaar toegekend aan het beste letterkundig essay, in handschrift of gedrukt, en beslaande ten minste honderd bladzijden, door een Belgische schrijver in het Nederlands geschreven, niet over een periode der litteraire geschiedenis, maar over een auteur. De voorkeur zal gegeven worden aan een essay over een Nederlands schrijver. De werken dienen door de belanghebbenden ingezonden te worden uiterlijk vijf weken na verloop van elk tweejaarlijks tijdvak.
| |
Prijsvragen voor het jaar 1955.
Gevraagd worden:
1. Een studie over de 16de-eeuwse prozaschrijver Fr. Vervoort en zijn afhankelijkheid van de mystieke- en passieliteratuur.
2. Een studie over de persoonsnamen in Westvlaamse oorkonden van voor 1225.
3. Een studie over de klankleer van het Mechels dialect in de 14de eeuw.
4. Een onomastische studie van het Liber inventarius (Gent, 1281).
5. Een studie over de handschriften, zo Latijnse als Nederlandse, van Jordanus van Quedlimburg (14de eeuw) in de Nederlanden.
6. Een vergelijkende studie over de sociale positie en de levensstandaard van de Vlaamse schrijver vroeger en nu.
Datum van inzending: 10 December 1954. Bedrag van elke prijs: 10.000 fr.
| |
Provinciale prijzen 1953.
DE Provincie West-Vlaanderen heeft dit jaar prijskampen uitgeschreven 1o voor klein beeldhouwwerk geschikt voor de huiskamer, 2o voor medaillons met als thema de waterramp van 1 Februari 1953 en 3o voor beeldhouwwerk.
Op Woensdag 22 Juli ll. heeft de voltallige jury de ingezonden werken beoordeeld. Waren aanwezig de heren Jozef Storme, lid van de Bestendige Deputatie en voorzitter zonder stemrecht, Cantré, Duchateau, Jespers, Rotsaert en Verbanck, leden, en Jos Michielsens, secretaris.
De uitspraak van de jury werd op Vrijdag 24 Juli ll. bekrachtigd door de Bestendige Deputatie van de provinciale raad. De uitslagen zijn als volgt:
| |
1. Klein beeldhouwwerk geschikt voor de huiskamer:
De premie van 5.000 fr., aan deze prijsvraag verbonden, werd in vijf gelijke delen onder de volgende laureaten verdeeld: Bert Bynens, De Panne, (Piëta-figuur); Paul Van Rafelghem, Brugge (terra-cotta meisjesportret); Gustaaf Calu, Harelbeke, (torso); Jos. De Decker, Dendermonde, (veulen); Gustave Fischweiler, Schaarbeek (moeder en kind).
Deze vijf inzendingen waren nagenoeg van hetzelfde gehalte. De Piëta-figuur van Bert Bynens, herinnert aan de trant van de archaische passiebeelden uit de boetprocessie van Veurne. Het torso van Gustaaf Calu vertoont een fraaie tekening in het hout, waardoor de lijnen van het volume handig worden geaccentueerd. De terracottafiguur van Paul Van Rafelgem, hoewel jong van vormgeving, is fris getekend. Het westvlaams Veulen van Jos. De Decker is technisch vaardig. Moeder en kind van Gustave Fischweiler blijkt
| |
| |
met opzet weinig geprofileerd, waardoor de indruk van rust verhoogd wordt.
Aan deze eerste prijsvraag hebben negen beeldhouwers deelgenomen.
| |
II. Medaillons, gewijd aan de Waterramp 1953.
Er waren vier inzendingen. De jury is van oordeel geweest dat geen enkel werk de premie verdient. Het wekt de verwondering dat voor dit interessant en rijk onderwerp geen beter werk werd ingezonden.
De premie van 5.000 fr. werd gevoegd bij de aanmoedigingsprijs voor de prijskamp van beeldhouwkunst, hierna vermeld.
| |
III. Grote prijs voor beeldhouwkunst.
Twaalf beeldhouwers hebben aan de prijskamp deelgenomen.
De jury wasvan mening dat de grote prijs niet aan een bepaald werk kon toegekend worden. De prijs werd gesplitst in twee ongelijke delen.
1. Prijs van 10.000 fr.: Roger Bonduel, Pittem (kruisbeeld ‘Met God’).
2. Prijs van 7.500 fr.: Lucien Degheus, Poperinge (gezamenlijk werk, o.a. twee grote vrouwenfiguren).
Premie van 3.000 fr.: Michel Bollion, Lombardzijde (een stel kleinere beelden, o.a. een doedelzakspeler in de trant van sommige Bruegeltekeningen).
4. Premie van 2.500 fr.: Ferdinand Vonck, Blankenberge (drie symmetrische halfverheven beeldwerken met streng uitgesneden vrouwenfiguren, in de trant van sommige uitheemse totempalen).
5. Premie van 2.000 fr.: Frans Van der Smissen (bijzondere vermelding voor de ‘Lijkbidder’).
Het merendeel van de prijzen en premies werd toegekend aan welbepaalde werken, en niet aan het ensemble van beelden dat door de bekroonden werd ingezonden.
De werken die aan het oordeel van de jury onderworpen werden, staan, behoudens een paar uitzonderingen, niet boven de middelmaat. De jury heeft daarom gemeend de prijzen en premiën te moeten toekennen aan het werk van die beeldhouwers, welke blijk hebben gegeven van hun wil de gebaande wegen te verlaten.
De vraag kan gesteld worden of de lijst van de deelnemers, voor West-Vlaanderen, als representatief kan beschouwd worden, en of het gehalte van hun werk beantwoordt aan de algemene en feitelijke toestand van de beeldhouwkunst in de provincie? Hebben andere kunstenaars wellicht aan deelname verzaakt omdat de uitgeloofde prijzen hen niet hoog genoeg toeschijnen? Verder kan het opspraak wekken dat de eerste prijs toegekend werd aan een werk dat wegens de materie en de technische afwerking als kunstsmeedwerk kan beschouwd worden.
In het volgend nummer van West-Vlaanderen zullen nopens de prijskamp nadere beschouwingen worden gemaakt door de h. Marcel Duchateau, kunstcriticus, lid van de jury.
| |
Horizon
DE Kunstkring Horizon van Heist aan Zee onder het bestuur van Henri De jaeger, voorzitter en Jos Deroose, secretaris, richtte van 26 Juli tot 9 Oogst een tentoonstelling in, in de Raadzaal van het stadhuis. Bij de opening werd het woord gevoerd door Dr M. Brauns s.j. - Er werden werken tentoongesteld van E.H.V. Stuyver, Henri De Jaeger, Firmin van de Vitte en juffr. A. Vanwehaege.
| |
Frans-Vlaamse kultuurdag te Waregem.
DEZE gaat door op Zondag 13 September in de feestzaal van het H. Hartcollege onder voorzitterschap van André Demedts met voordrachten of spreekbeurten door Maxime Dumoulin (Chatellerault), Jozef Dezitter (St. Malo), L. Bertram (Rijssel), Johan Van Mechelen (Erasmusgenootschap) en Dr Jan Klaas (Sint Omaars). Inschrijven bij André Depoortere, Stationstraat 12, Waregem, gironummer 4024.45 (congres: 10 fr.; noenmaal: 50 fr.).
| |
Namiddag van het katholiek Vlaams proza te Tongerlo.
OP 15 en 16 Oogst l.l. greep in de abdij te Tongerlo de jaarlijkse samenkomst plaats, gewijd aan het katholiek Vlaams Proza.
Afgevaardigden van diverse provinciale en regionale kunstenaarsverenigingen drukten algemeen de wens uit binnenkort een algemeen Vlaams Kunstenaarsverbond op te richten. Ten dien einde werd aan de heer Jozef Storme, Voorzitter van het C.V.K.V. West-Vlaanderen, opgedragen een voorontwerp op te maken over het opzet en de algemene inrichting van een dergelijk verbond.
Op deze tweedaagse bijeenkomst werd onder meer het woord gevoerd door Paul Hardy, Valeer Van Kerckhove, Steven Debroey, Maria Rosseels e.a. en werd tevens de uitslag bekend gemaakt van de literaire prijskamp, die was uitgeschreven naar aanleiding van het vierde eeuwfeest van het afsterven van de H. Franciscus Xaverius. Onder de geprimeerde werken vermelden wji de novellen van E.H. Felix Dalle (Torhout) en E.H. Leo Devloo (Tielt) en de gedichten van Paul Vanderschaeghe (Handzame) en Karel De Kandelaere (De Panne).
Wij hopen in het volgend nummer van West-Vlaanderen uitvoerig te kunnen terugkomen op de voorziene oprichting van een Algemeen Vlaams Kunstenaarsverbond.
|
|