West-Vlaanderen. Jaargang 2
(1953)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
MuziekDe diachromatische beiaard van NieuwpoortMEN weet dat Nieuwpoort tijdens de eerste wereldoorlog helemaal werd verwoest. Maar het werd naderhand in dezelfde trant wederopgebouwd en in 1940 bleef alleen nog de toren van de kerk te herstellen: een oud vierkant bouwwerk dat men, na de godsdienstoorlogen in de zeventiende eeuw, getooid had met een vrij zware, bolvormige klokkentoren. De reconstructieplannen van de hand van architect Viérin uit Brugge voorzagen een nieuwe Gotische toren, met naald en spitsen in baksteen. Het duurde tot 1950 eer men met het werk kon beginnen en eerst vorig jaar was alles af. In deze tamelijk lage toren die over de nederige huizen van de omgeving domineert, werd op 14 Juni 1953 de nieuwe beiaard ingehuldigd. Dit nieuwe klokkenspel is absoluut enig in zijn soort; bestuur en bewoners van Nieuwpoort mogen er fier op zijn. Er hangen 67 klokken, 17 voor elke octaaf. De drie zwaarste wegen 1397, 1033 en 749 kgr. en werden toegewijd: Altissimi Trinitati, Beatae Virgini in Coelum assumptae, Sancto Petro piscatorum patrono. Bovendien werd de geschiedenis van de vernieling van de oude beiaard, in drie Latijnse kwatrijnen naar trant en rhythme van Sappho, in het brons van deze drie klokken gegoten. Tintelend als nergens ter wereld, zuiver als een engelenkoor, zingt de nieuwe beiaard over 't stadje dat uit de verwoesting opstond. Alle beiaard-kenners hebben het zeer gauw gemerkt: 't Nieuwpoortse klokkenspel verrast door vrolijke, rein-gestemde tonen. Want te Nieuwpoort werd iets gerealiseerd dat tot op heden zijn weerga niet vindt in de gehele wereld. De klokken van deze beiaard werden gestemd in volledige kwinten, juist zoals bij al onze grote orkesten. En meteen vindt men er een klok voor de kruistoon en een voor de moltoon. Dit brengt het aantal klokken van de octaaf van 12 op 17. Vijftien jaar geleden, op een internationaal muziekcongres te Ottawa, stelde Victor Van Geyseghem voor de klokken af te stemmen op de viool en niet meer op het klavier. Onder de deskundigen is dit akkoord bekend onder de naam pythagorisch akkoord. Dit acoustisch akkoord werd inderdaad reeds voorgesteld door een van de oudste philosophen van het Westen. Maar voor de omzetting in de practijk moest men wachten tot 1951, wanneer te Bergen-op-Zoom in Nederland een eerste proef werd genomen door enkele musici en door de klokkengieter Eysbouts. In de zestiende en de zeventiende eeuw werd het vraagstuk van het juist afstemmen van alle muziekinstrumenten trouwens reeds duchtig onderzocht door wiskundigen en natuurkundigen als Huyghens en Simon Stevin. Het Nederlandse woord: stemmen (stemming) drukt zeer juist de zoekende arbeid uit van de beiaardbouwer: hij schept een zieletoestand: stemming, en bekomt zijn resultaat via een zeker wetenschappelijk opgesteld verband tussen de verschillende tonen. De beide betekenissen van het woord stemming, vloeien bij deze arbeid in elkaar weg. Vooreerst moeten wij vaststellen dat wij in een reeks gekende noten, een gamma zoals do-re-mi-fa-sol-la-si, gemakkelijk aannemen dat elke noot min of meer vervormd wordt naar omhoog of naar omlaag. Deze vervorming stoort ons niet, mits natuurlijk alles niet afdwaalt tot overdreven wanklank. Maar de lichtere, fijne schakeringen hebben een eerder onbewust gevolg dat terugvalt in het domein van het persoonlijk aanvoelen. Instinctmatig bijna zingt een vrolijke stem iets hoger dan op normale wijze, en een melancholische daalt wat lager af. Dit alles ervaren wij bijna onbewust, zelfs wanneer de klanken niet door een menselijke stem werden uitgebracht. Dit verschijnsel geldt dus voor de noten onderling. Maar wat is te hoog of te laag voor elk der noten van de muzikale gamma? Hier ligt het vraagstuk van de ideale, wiskundige juistheid.Ga naar eind1 Het werd aangevoeld en uiteengezet door nagenoeg alle grote toondichters. Gevaert bijvoorbeeld geeft, naast vele anderen, de definitie van de notengamma en verklaart dat zij voortspruit uit een reeks kwinten. Elke goede violist kan vertellen dat een kwint een toonafstand is die toelaat een snaar op de vorige af te stemmen zonder dubbelklankige overgang. Wanneer twee stemmen of twee snaren op kwint zingen, erkent men een zekere samenvloeiing van de tonen, die de polyphonie zachter en inniger maakt. Wanneer bijvoorbeeld een tweede kwint sol-re, gevoegd wordt bij een eerste do-sol, bereikt men de toon do-re. Om mi te vinden volstaat het een tweede toon re-mi bij de eerste te voegen. De twee tonen hebben precies dezelfde omvang, omdat alle kwinten even breed zijn. De terts do-mi is niet gelijk aan de toonafstand tussen de vierde en de vijfde noot in een bepaalde acoustische reeks: De reeks van de opeenvolging die men
Klokkenspel van de Nieuwpoortse diachromatische beiaard
| |
[pagina 230]
| |
Klavier van de Nieuwpoortse diachromatische beiaard
bekomt wanneer men aldoor harder in een klaroen of een hoorn blaast. De terts van beide instrumenten klinkt eigenlijk vals. Dit alles zal men in muziekhandboeken niet vinden. Maar indien een koor in de practijk geleid wordt zonder dit duidelijk onderscheid, komt het stellig tot minder gelukkige uitvoeringen. De dissonantie die men vaak opmerkt bij dorpsfanfares heeft soms alleen dit gebruik van zogenaamde natuurlijke tertsen als oorzaak. Re en mi werden gevonden door het plaatsen van twee tonen vanaf do. Op eenzelfde manier groeperen zich drie tonen rond sol. Als de klanken naar omhoog gaan bekomt men de majeur-ladder, zoals in onze type-gamma. En wanneer men de noten lager plaatst dan do en sol, komt men tot de mineur-wijze, waar alle noten het molteken dragen. Eén toon hoger dan si, hoort men do-kruis, die helemaal anders klinkt dan re-mol, twee tonen lager dan fa. Kruis en mol zijn twee verschillende toonhoogten en klinken helemaal anders. Deze schakering kan door geen enkel klavier weergegeven worden, omdat elk klavier om wille van de vereenvoudiging vervalst is. Elke pianostemmer weet dit: hij moet elke kwint lichtjes vervalsen, temperen, dit is enger, zachter, somberder maken. Deze kwintvervalsing krijgt over het algemeen de omvang van 3 0/00. Hoewel het bij eenvoudig beluisteren vrij moeilijk blijft om de graad van valsheid vast te stellen, zal een goede muzikant dit toch algauw horen. Twee op elkaar volgende kwinten geven een negende. Ook deze toon werd voor 3 0/00 vervalst. Maar als men van een negende een octaaf wegneemt, dan is het overblijvende, de tweede majeur, ongeveer zeven maal korter. Met het gevolg dat eenzelfde vervalsing, teruggebracht tot de seconde een verhouding krijgt van 2%. Toon en terts op klavier of orgel zijn dus 2% te kort. Wij zouden verder nog de halve tonen kunnen beschouwen, waar wij een vervalsing van 10% vaststellen. Het doel van het zogenaamde temperen van een klavier is het gebruik van één toets voor fa-kruis en sol-mol en beide interpretaties berusten op een zelfde vergissing. Een goed bespeelde viool daarentegen wekt alle schakeringen op: zij is klaar en helder. Een klavier heeft iets troebels, sombers. Vager nog zijn de oude klokken in onze torens. Vager en ook valser. Heeft men zich bij het klokkengieten op een bepaald tijdstip niet welwillend gebogen over de halve toon? Deze toen staat voor de helft in de terts van klaroenen en trompetten en is 6% te kort. Helemaal anders is het dus gesteld met de beiaard van het oude Zandhoofd te Nieuwpoort; hier zijn alle tenen precies. Dit was niet gemakkelijk te realiseren; men moest durven afbreken met de traditie en onder meer twee toetsen en twee klokken instellen voor kruis en mol. Op een beiaardklavier zijn de toetsen vrij groot. Voortaan kunnen zich vele beiaardiers over deze bijkomende toetsen verheugen, niettegenstaande enkele nieuwe technische moeilijkheden die zich opdrongen. Deze moeilijkheden komen evenwel slechts voor in teksten die extreme tonaliteiten gebruiken. De diachromatische beiaard is een nieuw instrument, veel fijner, veel precieser dan zijn voorgangers. Wellicht is hij de voorloper van een algehele verfijning van orgels en klavieren in een min of meer nabije toekomst.
PROF. IR G. VAN ESBROECK, M.A. |
|