| |
| |
| |
Literatuur
Westvlaamse schrijvers in het Engels vertaald
DE eerste schrijver, die wij bij ons onderzoek betrekken en die wij onder de Westvlamingen mogen rekenen, is Jacob van Maerlant. Van hem wordt gezegd dat hij is to the Flemings what Chaucer is to us (Bithell). Nu is Chaucer, als kunstenaar, wel de meerdere van onze Maerlant, maar deze wilde vóór alles een levensechte inhoud geven in plaats van de levensvreemde avonturen uit de ridderromans, waarbij zijn felle ijver hem tot het berijmen van alle wetenswaardige onderwerpen dreef. Dat hij daarbij herhaaldelijk in didactisch gezeur verviel en dat de kunst bij dit alles ver zoek was, hoeft dus niet eens te verwonderen. Maar af en toe komt hij daaruit los, vooral in zijn Strophische Gedichten. Zo roept hij in zijn laatste gedicht Van den Lande van Oversee in heilige verontwaardiging de plichtvergeten ridders ter kruisvaart. Hier is het facit indignatio versus op hem toepasselijk en is het poëtisch elan niet te loochenen. Van deze, zijn ontroerende zwanenzang, vinden wij een integrale en knappe vertaling van A.J. Barnouw onder de titel: Holy Land. Hier volgt de aanhef van de eerste strophe met het bekende Kersten man wats di gheschiet?’:
Christian man, what aileth thee?
Sleepest thou? Why doest thou flee
The service of Christ? - Awake!
He hung on cross and had his heart
Miniatuur uit een Maerlant-handschrift.
For thy salvation's sake.
The land He hallowed with the clot
Of His dear blood will go to naught.
Verder werd er niets van Maerlant vertaald, tenzij occasioneel enkele fragmenten.
De eerstvolgende dichter, die de eer van een vertaling genoot, is de Brugse rederijker Anthonis de Roovere (1e helft XV eeuw - 1482). Nu men in de laatste tijd tot een juister begrip van de rederijkers en hun kunst is gekomen, behoren een drietal gedichten van de Roovere mede tot het mooiste van de Vlaamse lyriek. Het zijn het scherp sociale Pap ende broodt in doude daghen, het spontane dartele Sotte amoureusheyt en het indrukwekkende Vander mollenfeeste. Van dit laatste vonden wij een vertaling van A.J. Barnouw, getiteld The Feast of the Moles die op verschillende plaatsen het oorspronkelijke evenaart:
The Lord of the moles, Omnipotence,
Who created the mole, the stone-blind beast,
He has summoned hence and thence
From among the people the most and the least
And told them to come unto the mole's feast...
Emperor, king, duke, and count,
Knight, esquire, and banneret,
And all who drink from plenty's fount,
Turn to all virtues without let.
For ye must learn the passage yet
Unto the feast of brother Mole...
Dan moeten wij wachten op Gezelle, vooraleer wij weer een Westvlaams kunstenaar in Engelse vertaling aantreffen. Gezelle heeft verschillende vertalers gevonden. Hij zelf, met zijn wonderbare kennis van de Engelse taal, zou wellicht de beste vertaler van zijn eigen verzen geweest zijn. Het is ook opvallend dat er verscheiden stamgenoten onder zijn vertalers - en niet de minste - aan te stippen vallen. Zo vertaalde onlangs de jonge dichteres Kristien d'Haen met merkwaardig talent en benijdenswaardige taalbeheersing een drietal gedichten nl. 't Laatste, De avondtrompe en Ichtus eis aiei. Van dit laatste, dat door Dirk Coster tot de mooiste gedichten van Gezelle wordt gerekend, volgen een paar strophen in de vertaling van Kristien d'Haen:
Eyes he has, and shining, and that
stand athwart I know not how;
be he sleepy, eats or drinks he,
| |
| |
wants he to be up or sinks he,
never drops his eyelids down.
Masticate the meal his mouth does,
neither end has nor begin,
but he munches, not refraining,
musing, what the cheeks contain in
Verder citeren wij Franz de Backer, die het beeldloze en zuiver poëtische 'k Hoore tuitend'hoornen op vrij gelukkige wijze vertaalde in I haer the sounding horns, so loud, the evening... Emile Cammaerts gaf destijds een vertaling - jammer genoeg slechts fragmenten - van O wilde en onvervalschte pracht, Ego flos, Paaschen, Den avond komt zoo stil, Een bonke keerzen, kind e.a. terwijl Gust. L. van Roosbroeck een studie over Gezelle illustreerde met omzettingen o.a. van Een bonke keerzen, kind, Oneigene, Meidag, O 't ruischen van het ranke riet, Ego flos, Waar zit die heldere zanger (fragm.) en Het Kindeke van de Dood (fragm.) om slechts de voornaamste te noemen. Ten slotte vertaalde de Noord-Nederlander A.J. Barnouw De Vlaamsche tale is wonderzoet, O 't ruischen van het ranke riet, De berechtinge, Dien avond en die rooze.
Wat nu de Engelsen betreft, vertaalde de reeds voornoemde Jethro Bithell in zijn Contemporary Flemish Poetry slechts vijf gedichten van Gezelle nl. Tot de zonne, Meidag, Bonte abeelen, Winterstilte en Hosannah waar hij er zes van Gentil Antheunis, twintig van Victor dela Montagne en vier en veertig van Pol de Mont omzette. En dit lijkt ons op het eerste gezicht wel weinig verantwoord. In zijn inleiding wijst hij echter op het hachelijke van de onderneming: Gezelle's poetry baffles translation. En hij voegt er de eerlijke en treffende bekentenis aan toe: Moreover, Gezelle's translator would need special qualities: he would have to be a fervent believer of simple faith. Dat Bithell het er overigens met zijn vertaling niet goed heeft afgebracht moge blijken uit volgende steekproef (The aspen tree - Bonte abeelen):
Most unpeacable of trees,
It dances with the fitful breeze.
mag een vrij gelukkige weergave schijnen van
Onstandvastig volgt het, gansch,
't onstandvastig windgedans.
maar het Engelse it (tree) kan hoegenaamd niet voor het Vlaamse het (abeelgeblader) staan. Ook is de versregel It dances with the fitful breeze een te doorzichtige reminiscentie aan Wordsworth's and dances with the daffodils. Verder is
From above, it is all a shimmer of green,
And milk-white when from below it is seen.
naar de zin een trouwe vertolking van
Groen van boven is 't en, zonder
minke, wit als melk, vanonder.
maar het geeft niets weer van het enjambement noch van de stokkende tweede versregel, die beide zo nauwkeurig het zoekend preciseren van de dichter vertolken. Ten slotte slaat de vertaler de bal mis in
White and grey it gleams in the night,
Like a flock of doves in flight.
waar hij niet eens de betekenis van het origineel heeft begrepen:
Wit en grauw, zoo, dóór de lucht,
‘bonte-abeelt’ de duivenvlucht.
Dat Bithell als het ware doordrongen is van het quasi-onmogelijke van een Gezelle-vertaling, wordt ons duidelijk uit het volgende: There is, for instance, a wonderful poem of his which tells of the music of the wind in the reeds of a river: the ideas, of the mystic music of nature holding humanity spell-bound and of the poet's self bowed by the winds of God, are consistently and strikingly built up, but round the one word ‘reed’; and in English the rhymes to ‘reed’ fail to convey the swaying music and the lesson. Dat het inderdaad een zware karwei wordt met de vertaling van O 't ruischen van het ranke riet bewijzen de omzettingen van Maud Swepstone en van A.J. Barnouw, waarvan we hier de eerste strophe naast elkaar geven:
Oh! the rustling of the slender reed!
I would I knew thy mournful song!
Whenever the wind doth pass thee by
And gently breathe upon thy stem,
Thou bendest, humbly bowing down,
Then risest up to humbly bow again
And sing, whilst bending, that sad song
That I so love, o slender reed!
O rustling of the rushes' throng,
O that I knew thy sad, sad song.
When as the wind comes sweeping by
And bends thy rushes tenderly,
I see thee bow with humble grace,
And rise, and bow again thy face,
And hear that sad, my sweetest, song
Go rustling through the rushes' throng.
De beide vertalingen zijn niet kwaad, voelen zelfs goed de betekenis en het rhythme van het origineel aan, maar illustreren duidelijk wat Bithell zo scherp heeft geformuleerd. Maud Swepstone houdt zich aan het woord reed, maar moet het rijm opgeven en onmiddellijk horen wij bij de volgende versregels dat de ruisende muziek die het gehele vers van de Vlaming omzweeft en er die zoete, melancholische eenheid aan geeft, verbroken is. Barnouw daarentegen offert het woord reed op om het rijm te redden: het resultaat is dat hij de zin geweld aandoet, want rushes' throng geeft niet precies de rankheid van het broze riet weer, terwijl de rijmen throng en song veel te hard zijn om het zachte fluiten van de wind
| |
| |
en het ruisen van het riet te kunnen
Uit: Guido Gezelle (1830-1899); Selection from his poems; translated into English from the Flemish by Maud Swepstone; with a short account of his life. Bristol, printed at the Burleigh Press, 1937.
My Heart is like a Tender Flower
My heart is like a tender flower,
That, whether in bud or bloom,
Rejoices in the sunshine hour,
Then droops on its broken stem.
My heart is like the fresh young grass
Breathing in the morning dew:
Then, with the approach of even, alas,
Withers in dust and gloom.
My heart is like a mellow fruit
Growing, ripening in the sun:
Then Autumn cones, strikes at the root
Of the tree, which dies too soon.
My heart is like a schooting star
Flashing across the heavens high,
And swiftly passing out of sight
Ere I can breathe a sing.
My heart is like the rainbow bright,
That, spanned across the skies,
Soon loses its prismatic hues,
And fades from mortal eyes.
My heart, my heart is sick and frail,
And fain would have some gladness,
Yet, for one moment's ecstasy,
Can suffer days of sadness.
verklanken. Verder zijn by en tenderly slechts rijmen voor het oog, terwijl ze in een muzikaal vers als dit vóór alles het gehoor zouden moeten dienen.
Dan menen wij dat van Roosbroeck, die van zijn vertaling een soort poème en prose maakt, beter recht laat wedervaren aan Gezelle: hij vindt zacht ruisende woorden waarvan we de keuze zeer gelukkig kunnen noemen, vangt het op en neer gaande rhythme van het buigend riet zeer goed op en verwezenlijkt een paar rijmen die aardig wat klank bijzetten:
O! The rustling of the whispering
reed! O! Could I sing your song of
pain, when weak the winds around
you twine and low your bending
heads incline... You bow so humbly
yielding down, arise and bow low
down again, and bowing sing that
song of pain, that my soul loves.
O rustling reed!
Van Roosbroeck doet het overigens zo slecht niet zoals blijkt uit volgende staaltjes:
Uit Waar zit die heldere zanger:
Where hides this loud-voiced singer now, which I rarely
see, but joyfully hear, concealed in blossoming bough, this
May-day morning clear?
Hark! Lissom, light and loud his voice, how deep do life
and lust rejoice, as from the depths resounding of thousands
pipes and organs!
Now he chirrups fine, then carols loud and sound then
spouts and gurgles out, as water bubbles, rolling from roofs
in water wells.
Uit Een bonke keerzen, kind:
A bunch of cherries, child! A bunch of cherries, child!
Grown in the glow and the golden light of the summer! Full
of squirting juice, full of sweet, full of sour, full of oozing
juice, full of sweetness!
Uit Meidag:
Every branch is like a poniard now, deep-hidden, white,
- from hilt to point, in a gleaming sheathe of flowers bright.
With hoarfrost decked, his beauty shone in winter lands.
A thousand times more beauteous now his blossoms shine!
Uit Als de ziele luistert:
When the soul is listening, all speaks a tongue that lives.
Even the faintest whispering talks and sout-sound gives.
Maud Swepstone geeft in haar reeds aangehaalde bundel, die uitsluitend aan Gezelle gewijd is, een vertaling van twee en dertig gedichten van de Meester. Wij hadden de keuze wel anders, representatiever, gewenst, maar wij moeten er rekening mee houden dat ze wel mede door de graad van vertaalbaarheid der gedichten zal bepaald geweest zijn. Wat de vertaling zelf betreft, hebben wij naast geslaagde ook minder goede dingen gevonden. Zo het flinke:
See the snowflakes dancing,
Round and round they wheel,
As white as curdled milk,
As white as miller's meal.
waarin we oorspronkelijke beelden, rhythmen en alliteraties terugvinden - jammer dat de wintermuggen uit het origineel moesten plaats ruimen voor de sneeuwvlokken (snowflakes) uit de vertaling. Maar ook het mislukte Little Mother:
dat wel een vormelijke omzetting maar geen herschepping vol kinderlijke piëteit is geworden.
Wij kunnen van de Gezelle-vertalingen geen afscheid nemen, zonder nog te wijzen op het bekende vers Dien avond en die rooze, waarvan er verschillende vertalingen bestaan: een door de reeds vernoemde en in Amerika verblijvende Nederlander A.J. Barnouw en twee Amerikaanse, respectievelijk door Frank E. Hill en Clark Stillman. Ze werden besproken door Fr. Closset, die zeer juist en terecht oordeelde dat Barnouw's vertaling, zo niet volmaakt, dan toch de beste was. Later kwam er die van de Engelsman McCarthy nog bij, eveneens gesignaleerd en besproken door Fr. Closset.
Tot daar Gezelle. Na hem ontmoeten we Rodenbach in Engelse vertaling. Er werden echter slechts drie gedichten van hem vertaald, nl. De Zwaan, Stoet, Regendag. Het is niet veel. Maar het is begrijpelijk wegens zijn poëzie zelf,
| |
| |
die voor alles ingesteld was op de aan buitenlanders minder bekende Vlaamse strijd. Dat van hem dus romantische en op persoonlijke feiten berustende gedichten zouden vertaald worden, lag dus wel enigszins voor de hand. Hier volgt een proefstukje uit De Zwaan.
The poet bird loves the maidenly
And, as he dreams in drunken joy,
To the rippling he listens.
And the pond, though it knows
And kisses his plumes as he passes;
And gently croons, and tenderly
Titelblad van de Engelse vertaling van Streuvels' Langs de wegen.
Onze speurtocht voortzettend, vinden wij bij Bithell nog vertalingen van zeven en twintig gedichten van René De Clercq alsook nog van twee van Caesar Gezelle. Van deze laatste Het Oosten klaart en Zomerzotternij. Jammer dat de keuze voor René De Clercq weer zo weinig representatief is: we missen node zo vele van zijn bekendste liederen, waardoor hij de bard van Vlaanderen werd. In plaats van Bij de dwergen, Minnezangers afscheid, Simson, Kaïn hadden we liever verzen als Ik kan het niet vergeten, Mijn Moeder, Teer Liedeken in het Engels horen weerklinken. Luister dan toch naar deze specifieke De Clercq-klanken:
Uit Het lied der terwe:
Wheat, the pride of the countryside,
Rich is the farmer whose wheat waves wide!
Uit Dorscherslied:
Up with the flails and whack!
Don't be afraid to bend your back!
Here's grain enough to fill the farm-yard;
We besluiten de rij van de in het Engels vertaalde Westvlaamse dichters met Raymond Herreman en Urbain Van de Voorde. Van deze laatste vonden we een vertaling van Slechts in uw haren nog is nacht onder de titel Night now remains but in your hair, terwijl van Herreman het vers Alleen in de stad omgezet werd als Namur Gate at Brussels...
Wat het proza betreft, stellen we vast, dat de vertalingen niet talrijk zijn. We vermelden De achtste reis van Sindbad uit Sheherazade of Literatuur als losprijs van Raymond Brulez.
En tot slot kunnen we nog twee van de vroegste werken van Stijn Streuvels signaleren, nl. Lenteleven (1899) en Langs de wegen (1902), respectievelijk vertaald als The path of life en Old Jan. Het moet voor de Engelse vertalers een gevecht geweest zijn met de eigen taal, om het idioom van Streuvels in de Engelse vorm te dwingen. Zeggen we maar dadelijk dat ze hun werk goed gedaan hebben. Een lichte voorkeur hebben we nochtans voor Teixeira de Mattos, die een grotere gevoeligheid aan de dag legt voor het taaleigen van Streuvels, dan zijn collega. We citeren uit de aanhef van Lente, de zevenste novelle uit Lenteleven:
The trees were still nearly bare; and their trunks and tops stood tall and black against the clear sky; but, when you saw them together, in rows or little clusters, there was a soft yellow-green colour over them, spotted with gleaming buds ready to burst.
Wie deze omzetting met het origineel vergelijkt, zal moeten toegeven dat ze niet alleen zeer juist de visie van Streuvels weergeeft, maar dat ze daarenboven sierlijk is en de Vlaamse meester waardig.
Natuurlijk slaagt hij er niet altijd in - het is trouwens onmogelijk - de kleur en de gevoelswaarde van het Vlaamse woord in het Engels op te vangen, maar toch geeft hij de zin steeds juist weer. Zo b.v. waar - op dezelfde, reeds hoger aangehaalde bladzijde uit Lenteleven - de moeder haar schreiend dochtertje opschepte (lifted) en het een hertelijke smok (a hearty kiss) gaf. En waar hij verder niet anders kan dan het woord vautje door little bedroom te vertalen, legt hij in een voetnoot aan zijn Engelse lezers uit, wat zo een Vlaamse vaute eigenlijk is.
Crankshaw daarentegen, de vertaler van Langs de wegen, is niet altijd sekuur. Zo vertaalt hij het peerd kletste de achterhoeven dat de zoldering dreunde door the animal
| |
| |
Ik was een versnoekte kwajongen in mijn tijd. Uit Lenteleven van Streuvels. Eng. vertaling van A.T: de Mattos.
stamped with its hind feet so that the earth shook. Het wordt zelfs komisch als we voor De boerin ging in huis en mompelend om Jans eenhandige doening lezen dat she went indoors murmuring something about Jan's one-handed work. Nochtans had hij enkele bladzijden vroeger Wat hebben ze met u uitgericht om u zo eenhandig te maken? vertaald door What have they done to you to get you so scared?, wat dan ongeveer wel juist blijkt te zijn. We willen echter niet de indruk wekken als zou Crankshaw's vertaling minderwaardig zijn. Niets is minder waar: ze is doorlopend goed en menige passage kan gerust de confrontatie met de oorspronkelijke tekst doorstaan, zo b.v.
The priest came up, put his finger between the leaves of his prayer-book, smiled kindly at Jan, and greeted him like an old friend. Jan had never seen him so close to, nor indeed had he ever spoken to a priest before; that was the main cause of his awkwardness. He pulled off his cap and waited for what might come. ‘Must be something important’, he thought to himself.
Samenvattend kunnen we dit overzicht besluiten: qualitatief zijn de vertalingen over het algemeen goed te noemen en we hebben vastgesteld dat de vertalingen van poëzie door de eigen stamgenoten zelfs superieur waren; quantitatief moeten we het betreuren dat er niet meer representatiefs werd vertaald. Dit laatste geldt ook voor de Vlaamse schrijvers buiten West-Vlaanderen. De Vlaamse letterkunde is nog onvoldoende bekend in de Angelsaksische landen.
JOS. JANSSENS
|
|