West-Vlaanderen
Uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond
Nummer 6 november 1952
Zo lang is de weg...
KULTUUR en schoonheid zijn slagwoorden welke, spijt de donkere en materiezware tijd, op vele lippen liggen of in talrijke werkprogramma's van kringen en groeperingen zijn opgenomen. Wij zijn mensen van goede wil en in ons veelzijdig streven is er voorzeker plaats voor dingen welke hoger reiken dan de zorg van elke dag. Doch tussen inzicht en resultaat lijnt de lange weg en wie hem wil begaan, weet, moet weten dat de tocht alleen dan vruchten geeft als volharding en overtuiging met schoonheidszin en kunstgevoel hand in hand staan. ¶ In iedere mens leeft een drang, allerminst een verlangen naar schoonheid. De doorsneêmens zoekt ze bewust of niet, maar ze vinden, ze bezitten is een lange weg omdat het schoonheidsgevoel gave is of de opleiding daartoe een komen en gaan zonder eind. Niet iedereen kent de schoonheid, al betracht of wenst men alles heerlijk. Nochtans is de schoonheid gedragen door waaren goedheid, het enigste wat blijft, of de storm van de wereld ook sloeg en of het arme mensenkind het andere griefde of niet begreep. ¶ Tussen die mens en tussen die schoonheid staat de kunstenaar. Ook hij kent de lange weg. De ontroerende vreugd die voortstuwt, is zo vaak overgolfd door de neerhalende stille kracht van onbegrepenheid en eenzaamheid. En wereld en zorg dagen aldoor uit. Hij de echtbegaafde, hij de waarbezielde, hij de stilscheppende, hij wete dat zijn leus ‘ic dien’ moet wezen. Hij breke het brood voor de kleinen, hij storte zijn eigen ziel uit in woord of kleur of klank, maar hij diene voor de velen, diene diezelfde schoonheid ook. ¶ Niet erg zoveel wat uit de handen van de kunstenaar is gegroeid, blijft stralen in onsterfelijkheid. Veel was schepping; veel verging als het Herfstblad; één werk uit de schaar dat voortleeft is een zegen voor de mensheid. Doch wat nooit sterft, dat is dat streven, dat geven, dat willen tot scheppen en dat scheppen tot dienen, die goedheid welke de
kunstenaar uit zichzelf stort, ruim en mild, die drang naar de plicht-tot-leiden omdat men de schoonheid geven en dienen wil. ¶ Dat is voor ieder echte kunstenaar een genade. Want het is niet de kunstenaar die onsterfelijk is of een werk uit zijn levenslang oeuvre: alleen de schoonheid leeft, groeit wijduit van ziel tot ziel, bindt en heft, is baak en richtlicht, houdt mens en wereld hoog, sterft nooit. ¶ In Baron Ryelandt, begroet ik de mens-kunstenaar, die op de ene hand zijn liefde voor schoonheid en op de andere zijn zingende ziel heeft gedragen.
RIDDER PIERRE VAN OUTRYVE D'YDEWALLE, Gouverneur van West-Vlaanderen.