West-Vlaanderen
Uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond
Nummer 4 juli 1952
Editoriaal
VELE die de Groeningestede zeer goed kennen, hebben hun bewondering uitgesproken voor de wijze waarop onze stadsgenoten aan het werk zijn getogen, onmiddellijk na de gruwelijke oorlogsteistering, het hart vol treurnis voor de gevallen medeburgers, het gemoed deerlijk geschokt door de zware materiële verwoestingen aan have en goed.
Inderdaad, na de Leieslag in Mei 1940, na de opvolgende luchtaanvallen, waarvan de meest tragische zich hebben voorgedaan in September 1943, in Maart en Juli 1944, is iedereen aan het werk getogen, niet alleen om te redden wat nog kon gered worden maar om te herstellen, om te bouwen, om weer aan te knopen met de draad van de toekomst.
Vele hebben ook gevreesd dat de bestendige zorg voor een vlugge wederopbouw, voor een verantwoorde stedebouwkundige ontwikkeling en aanpassing aan de ongemeen zware problemen die het Nationaal plan en het Streekplan hier stellen, wellicht
JUUL COUSSENS Burgemeester van Kortrijk.
als gevolg zou hebben een verminderde belangstelling voor kunst en culturele vervolmaking.
Het Stadsbestuur heeft er zich rekenschap van gegeven dat, met vlug door te werken aan de wederopbouw, zo veel vroeger de tijd zou aanbreken, dat op de weg van de volledige heropstanding uit de puinen, even zou mogen uitgerust worden om met de pracht en de kunstzin en de glorie eigen aan de Kortrijkse bevolking, aan te knopen met de traditie...
Het is niet denkbaar dat een Stad vermaard om haar kunstenaars, om haar kunstpatrimonium, het weze nog zo gehavend, om haar kunstgeweefsels, om haar kunstmeubelen, haar juwelen, haar kunstdrukwerk, zou verzaken aan haar roeping op cultureel gebied.
Onze eigen geschiedenis gaf hiertoe niet alleen de gelegenheid maar als het ware het gebod: wij hebben dan ook angstvallig de wedloop nagegaan tussen de vooruitgang van ons herstel en het naderen van 11 Juli 1952.
In 1950 heeft het Stadsbestuur geoordeeld dat in Juli 1952 mocht gevierd worden, dat de straten en lanen en de Markt van Kortrijk, het reusachtig podium mochten worden waarop een cultuurprestatie van hoogste waarde, aan het Volk van Vlaanderen en België zou diets maken, dat, zoals vroeger, truweel en beitel worden terzijde gelegd om met kleur en klank, met beweging, met woord en muziek en dans, de grootheid van eigen Volk te bezingen en te vertolken.
Kortrijk, de Groeningestad, is dus dubbel gelukkig om het feit dat de imponerende krachtinspanning van honderden en honderden een zo hoge kunstwaarde draagt en een heerlijke hulde is aan het volksleger dat op 11 Juli 1302 op de rechteroever der Leie, in een verschrikkelijk handgemeen, Vlaanderen vrijvocht en met zijn bijna ‘onverklaarbare’ overwinning op het sterkste beroepsleger van toen, de grondslag legde van het Vaderland dat in Mei 1940 op den linker Leieoever met ‘ere’ werd verdedigd tegen een allersterkste overweldiger.
Mocht de pracht en de praal van de Juliviering, waaraan zo velen met kunst, met talent en met toewijding medewerken, een allerschoonste boodschap worden voor het ganse volk, een gloedvolle aansporing tot verdieping van eigen waarde, tot waardering van het wondere aandeel dat wij, Vlamingen, op geschiedkundig, op sociaal, op economisch en op cultureel gebied aanbrengen in de schoot van het groeiende Europa.