Plastiek en Architectuur
Romaanse bouwkunst in Westvlaanderen
DOOR het verdrag van Verdun (843), werd het deel van ons land gelegen tussen Schelde en Noordzee aan Karel de Kale toegekend. Het deel uitmaken van het West-Frankenland heeft nog lang zijn invloed laten gelden op de architectuur, want tijdens de romaanse periode mag Westvlaanderen terecht beschouwd worden als een uitloper van de noord-franse scholen.
Al is Westvlaanderen een zeer beperkt gebied, toch mag het bogen op een grote variëteit in zijn romaanse kerkelijke architectuur, die gaat van de eenvoudigste torenloze zaalkerk tot de breed uitgewerkte driebeukige kruiskerk met vieringstoren en westtoren.
Doch, de aandacht dient eerst gevestigd te worden op twee andere kerken, die jammer genoeg niet meer bestaan, maar gekend zijn door opgravingen en door literaire bronnen en aantonen, dat Westvlaanderen in de vóór-romaanse periode evenmin onbelangrijk was, nl. de kerk te Torhout en Sint-Donaas te Brugge, respectievelijk van het begin en het einde van de IXde eeuw.
Zeker van in de VIIde eeuw reeds was er te Torhout een stift, dat naar alle waarschijnlijkheid in de beginne een bescheiden bedehuis en behuizingen zal gehad hebben, maar dat bij de aanvang van de IXde eeuw over stenen gebouwen beschikte. In het laatste kwart van de IXde eeuw werd zogoed als geheel het complex door de Noormannen verwoest.
Sint-Baafs-Vijve.
De kerk (A) was gefundeerd op een vierkant met afgeronde hoeken. In het midden verhief zich een betrekkelijk hoog opgaande torenvormig gedeelte, dat eveneens op een vierkant aanzette, maar boven overging tot een achthoek en afgedekt was met een piramidaal dak.
Tegen die kern sloten vier gelijke, lager gehouden en met zadeldaken afgedekte kruisarmen aan, die op hun beurt door nog lagere gedeelten verbonden waren.
Het is overduidelijk dat de aanleg en de opbouw van dit bedehuis helemaal in het teken van de byzantijnse architectuur staan. Tijdens de karolingische periode bestonden menigvuldige betrekkingen tussen het Oosten en het frankische hof waar men, evenals in de hogere kringen van de toenmalige maatschappij, geneigd was tot navolging van oosterse vormen. De kerk te Torhout getuigt in ieder geval van deze invloed.
De oudste Sint-Donaaskerk te Brugge (B), door graaf Boudewijn met de IJzeren Arm gesticht, was niet minder belangrijk. Ze verdween kort na 1127, jaar van de moord op Karel de Goede. Het is ten andere door het verhaal van de moord, door priester Galbertus geschreven, dat we de vorm van de kerk kennen. Ze was gebouwd op een centraal grondplan; aan de oostkant was een klein koor en aan de westkant een sterke toren (westbouw), die zich boven splitste in twee scherpere torens. Het centrum van de kerk was een cirkelvormige of achtkante ruimte, die zeer hoog opging en afgedekt was met een stenen gewelf. Rond die ruimte liep een gang met een verdieping, die langs trappen in de westbouw kon bereikt worden. Beide rondgangen waren opengewerkt, zodat men beneden vanuit de gang de middenruimte kon betreden en van op de verdieping er in neerzien.
Het was een centraalbouw van het zuiverste type. De herinnering aan die kerk bleef lang levendig, want in de XIIIde eeuw schreef Jacob Van Maerlant in zijn ‘Spiegel historiael’, dat ze gemaakt was naar de ‘Aecsen gewerke’, bijgevolg in navolging van de Dom te Aken.
Voor Westvlaanderen zijn beide kerken van heel veel betekenis, omdat ze er duidelijk op wijzen, dat dit gebied, in de vroege middeleeuwen, in de ontwikkelingsgang van de architectuur, gelijke tred houdt met het oostelijk gedeelte van ons land.
Komen we terug tot de romaanse kerken. We bespreken eerst de kleinste, dan de grote. Door het opstellen van die rangorde hebben we allerminst de bedoeling, die kerken voor te stellen alsof ze zó de ene uit de andere zouden ontwikkeld zijn; in het geheel niet, want gelijktijdig bouwde men grote stadskerken en kleine dorpskerken.
Meer dan waarschijnlijk zullen veel plattelandskerken klein, zelfs heel klein geweest zijn. Daar ze in veel gevallen,