Dit gedicht werd bekroond in de Prijskamp voor het beste Streuvelsgedicht, die naar aanleiding van de cultuurdagen door het Provinciaal Bestuur van Westvlaanderen werd uitgeschreven. Het werd voorgedragen door Antoon Vander Plaetse op de Akademische zitting van 25 November 1951. In deze zelfde zitting werden vier toespraken gehouden, waarvan de voornaamste delen als blijvende hulde aan Westvlaanderens grootste prozaschrijver hierna worden opgenomen.