Uit de Reeks ‘Ontmoetingen’
In het ‘privé’ kantoor.
Bekend directeur van groote scheepswerf. (Zijn particulier bezit, geborgen in een gemetselden kluis onder den grond, bedraagt zes millioen gulden. Zijn wekelijksch inkomen duizend.)
Een solliciteerend klein meisje van vijftien jaar.
De directeur. (Zit-ligt rookend in een club fauteuil, leest stukken door.)
Het meisje. (Neemt plaats op een stoel, haar door dengene die haar aandiende, geboden. Wacht.)
De directeur. U heet?
Het meisje. Dana, Louise Dana.
De directeur. (Zoekt een couvert uit een stapel brieven naast hem op een tafeltje.) Juist, juffrouw Dana. U schrijft een flinke hand.
Het meisje. (Knikt.)
Directeur. U was, u bent bij?
Het meisje. 'k Ben jongste bediende bij Lutz en Co.
Directeur. Uw werktijd?
Meisje. Van achten tot achten, met een uur tusschentijd.
Directeur. Juist. En wat doet u daar al zoo? Wat kènt u?
Meisje. Om acht uur, als 'k kom, zet 'k koffie en ga de brieven opbergen van den vorigen dag. Om negen uur moet 'k op het Oostindische Huis zijn om de inklaringen te verzorgen; daarna naar de ‘kop’ van de Handelskade, de papieren laten afstempelen van de knechts die daar intusschen ook aangekomen zijn, en bij het opladen der goederen toezien of alles in orde is. Als 'k terug kom is het tijd om broodjes en paling te halen voor de patroons en meteen allerlei andere boodschappen te doen, want 'k heb de postzegelkas en ook de kleine-kas. Dan ga 'k zelf eten en onder de hand de copieën opbergen. Dan is het éen uur. Dan gauw paardenvleesch halen voor den hond en dan aan de correspondentie, engelsch en duitsch. Ook houd 'k het rekening-