Op zekeren dag krijg ik een brandbrief ‘onmiddellijk copie’. Daar de meesten onzer hun werk lang klaar hebben, eer het geschreven wordt (als dat niet het geval is doen ze maar beter het ongeschreven te laten) grijp ik het eerste en beste bundeltje papier wat mij onder de hand komt. Er is in ons huishouden nooit pen, inkt, noch papier te vinden; mijn man gebruikt zijn Waterman, ik mijn Remington en het papier is altijd net op.
Nu lag er in de kast niets anders meer dan een massa misdrukte rouwbrieven, die nog wel voor klad konden dienen aan den achterkant, en waarop ditmaal de copie binnen enkele dagen naar den sympathieken hoofdredacteur-secretaris-eigenaar-oprichter verzonden werd. Aan dat akelige rouwpapier ben ik mijn breuk met den levenskrachtigen Vlaamschen Arbeid blijven wijten.
Drie maand daarna geen drukproef, een half jaar daarna nog geen drukproef. Ik dacht wijselijk: de haast was zoo groot niet of de novelle viel niet in den smaak, ofschoon het laatste weer in strijd was met het lovende bedankje, dat de sympathieke seeretaris-enzoovoorts mij na ontvangst had gestuurd.
Een jaar nadien, bij eene der feestelijke gelegenheden, waaraan het ons hier nooit mangelt spreekt Vlaamsche Arbeid mij aan.
De argeloosheid der primitieven straalde uit zijn oogen, de begeestering der praerafaelieten glansde op zijn gelaat, de wind van den Kaukasus woei door zijn lokken en de geur van Armenië's reukwerken steeg uit zijn zijden zakdoek op.
Och, mevrouw, u moet het mij niet kwalijk nemen, maar dat stuk van u heb ik verloren, ik heb er mij gek naar gezocht. Nu vond mijn zuster eergisteren den sleutel van een lade, waarin uw copie lag en de volgende maand......
Natuurlijk was ik zoo onbescheiden te vragen of mijn arme in rouw gehulde novelle in de lade van de effecten en beurswaarden of in die van de jeugdherinneringen verzeild was geraakt, maar voegde er geruststellend bij, dat het geval niets beteekende.
Veertien dagen nadien verscheen het eerste gedeelte der novelle.
Eenigen tijd later ontmoette de sympathieke eigenaar-enzoovorts ons weder; dit maal in een museum.
De glans der primitieven was verdwenen - we stonden midden in onzen tegenvoordigen nuchteren tijd.