Vlaamsche Arbeid. Jaargang 16
(1926)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
Het nationaal gevoel in de Nederlandsche historische liederen der 16de eeuw.
| |
[pagina 365]
| |
Smijten al de spaengiaerts doot....Ga naar voetnoot1)
O Vlaenderen en Brabant, weest doch getrouwe
Als vrome Lants douwe, den Prins aen elcken kant....Ga naar voetnoot2)
Schaemt u nu Brabant seere,
Vlaenderen oock vol oneere,
Vol Afgoderye blent....Ga naar voetnoot3)
Daartegenover staan Holland en Zeeland als onafscheidbare bondgenooten en verdedigers van het vaderland. Dat beiden samen worden genoemd is licht te verstaan: en door de omstandigheden die ze menigmaal alleen den strijd lieten voeren, en door het verbond door Prins Willem tusschen beiden tot stand gebracht en dat in zijn opvattingen zou moeten leiden hebben tot een verbond tusschen de 17 gewesten, maar misvormd werd tot de meer eenzijdige Unie van Utrecht.Ga naar voetnoot4) Zoo in dit lied van Jan Fruitiers over de misdaden van duc d'Alve, waar hij eindigt met een gebed tot God (‘Nederlant spreect’) (1573): Wilt oock volstandich stercken
Hollant en Zeelant altijt....Ga naar voetnoot5)
Hollant, Zeelant, ghy edel Prieel,
Al zijt ghy cleyn in u Casteel,
Prijs hebt ghy boven schreven....Ga naar voetnoot6)
Hollant Zeelant weest nu verblijt.
Verheucht u nu in desen tijt.
Aenbidt den Heer der Heeren....Ga naar voetnoot7)
Wilt nu tsaem vreucht bedrijven
Ghy steden in Hollandt,
In Zeelant, Mannen en Wijven,
Bedrijft vreucht aen elcken cant....Ga naar voetnoot8)
Een bizondere aandacht verdient hier het lied van P. Steerlincx, ‘al waer de Staten van Brabandt ende Vlaenderen troosten die van Hollant ende Zeelant, naer haer verlies van Zierickzee’ (1576),Ga naar voetnoot9) waarin Kuiper de tegenstelling tusschen beiden scherper ziet uitkomen.Ga naar voetnoot10) Hier staan zij inder- | |
[pagina 366]
| |
daad klaar tegenover elkaar; maar of het een onvriendelijke tegenstelling is? Wij denken eerder het tegenovergestelde. Dat blijkt al dadelijk uit den aanhef, waar de Staten van Brabant en Vlaanderen aldus het word voeren: O Hollant en Zeelant cloeckmoedich,
Waerom treur dy in desen tijt?
Want Godt die sal noch seer voorspoedich
Verstercken u daden ghebenedijt,
Dus treurt niet lieve metghenooten
Want ghy sult sien aen elcken cant
Dat uyt u wercken zijn ghesproten
Vrijheyt in ons vaders lant.
Holland en Zeeland treuren om het verlies der steden en ook van Zierickzee: ‘Dwelck ghy ons doet tot grooten spijte omdat wy leeren Godes woort’. Zij moeten zich echter troosten, antwoorden hunne vrienden, want de vijanden: Sy hebben u noch niet verbeten
Al toonen sy haer so vaillant
Want wy wenschen ooc wilt dit weten
Vrijheyt in ons vaders lant.
Holland en Zeeland echter vreezen hun vijanden niet: God voor wiens woord ze strijden zal hun schild zijn, waarop Vlaanderen en Brabant antwoorden: Strydt ghy dan voor Gods woort waarachtich,
So strijden wij noch eer yet lanck
Met al het ghantsche lant eendrachtich,
Om te leven vry ende vranc:
Vuyt het geweld der Spaensche honden,
Die ons dus langhe hebben vermant:
En vercrijghen so tot aller stonden,
Vrijheyt in ons vaders lant.
Daarop wekken Holland en Zeeland de anderen op om krachtig de hand aan den ploeg te slaan: wat in Vlaanderen en Brabant, en ook te Utrecht onlangs is gebeurd, hebben zij vernomen, dat is hun een aanmoediging geweest en dat kwam hun.... Met troost dus thert verstercken
Alst ons was van ancxt heel doorboort
Want het sijn des hoochsten wercken
Om dat wy leeren Godes woort.
Beider standpunt wordt hier klaar uiteengezet: voor de katholieke gewesten de strijd tegen de Spaansche tyrannie, voor Holland en Zeeland de strijd voor Gods woord: maar beiden zullen eendrachtig optreden voor de vrijheid ‘in ons vaderlant’. Onvriendelijk mag die tegenstelling alvast niet genoemd worden, en als criterium voor een onderscheid of verschil in nationaal denken of voelen zeker en vast ook niet. Nog op een ander punt toonen deze liederen een langzame evolutie die wij ook van elders kunnen waarnemen: de lang- | |
[pagina 367]
| |
zame overheersching van Holland, dat de leider zal worden van de nieuwe republiek.Ga naar voetnoot1) Aldus in dit lied op het ontzet van Leiden (1574), waar de onbekende dichter in den aanhef Holland en Zeeland koppelt: In onsen tijden condt ghy mercken
Hoe Godt voor Hollant strijdt end vecht.
In Zeelant thoont hy wonder wercken.
om zijn oproep te besluiten: Prins die dit Liedt eerst heeft ghesonghen,
Hy kent seer wel des Paus ghedrocht,
Uut Spaengnien is hy haer ontspronghen,
Hy was na in haer feest gherocht.
Wacht u voor dInquisiteurs handen,
Die sConincks Soon hebben vermoordt,
En vecht nu voor u Vaderlanden
Maect met Hollant een goet accoordt.Ga naar voetnoot2)
Zoo ook in ‘Het Kaetspel van syne Excellentie’ (1591) dat de overwinningen van Prins Maurits bezingt en gedicht werd door ‘Cornelis van Niervaert, canonnier’, waarvan de aanhef luidt: Gheeft Godt den Heer ‘lof prijs end eer....
Onsen vyant ‘maeckt hy tot schant,
Door een vroom Prins vercoren:
Hollant, Zeelandt ‘bieden haer hant,
Om tPaus ghebroet te storen....Ga naar voetnoot3)
en waar verder Holland alleen met de eer der overwinningen gaat loopen, wat trouwens grootendeels met de werkelijkheid overeenkomt. Een andere tegenstelling, waarvan wij in de historische liederen enkele sporen vinden, is die tusschen inlander en vreemdeling. Aldus in dit lied op de invallen van Maerten van Rossem (15421543): Al hadde Merten mede capiteynen,
Fransoisen, als die Leeu van Longeval,
Nochtans hun overdaet mach men wel vercleynen,
Want zy geboren zyn in den franschen dal;
| |
[pagina 368]
| |
Maar Merten, inlandich, es boven al
Wreet, en tyrannich, en voer sulck vermaert;
Des persoens qualiteyt den misdaet beswaert.Ga naar voetnoot1)
Ook in dit andere lied op de gewelddaden der Spanjaarden (1576): Ghy Duytschen ende Walen
Die inde Nederlanden stolt,
Wy sullen u wel betalen
Met silver ende root golt.
Wy sullen de spaensche Heeren altemael
Ridder slaen met yser ende stael....Ga naar voetnoot2)
Ook wel eens op het verschil van taal wordt gewezen, aldus in een paskwil op aartshertog Albrecht, waar van hem gezegd wordt dat ‘in steed' van Hollants te leeren, hy een Wael is...’.Ga naar voetnoot3) * * *
Van groot belang is, voor het vraagstuk dat ons bezighoudt, te weten welke de juiste beteekenis is van het woord ‘vaderland’. Eerst en vooral weze opgemerkt dat wij nog dikwijls de overgangsvormen ‘vaders lande’, ‘vaderlanden’ tegenkomen. Aldus: Dat sy my hebben verdreven
Uut mijns Vaders lant met groote schant,
God de Heer willet haer vergevenGa naar voetnoot4)
.... Vecht nu voor u vaderlanden,
Maeckt met Hollandt een goet accoortGa naar voetnoot5)
De wapens neemt mee inde hant
En strijdet voor u Vaders Lant
Ridderlijck sonder schromenGa naar voetnoot6)
Ghy strijdt voor u Vaders lant getrouwe....
Uus Vaders lant, heerlijck en triumphant,
Bloeyt nu schoon, en seer voorspoedich.Ga naar voetnoot7)
Maar daarnaast heffen wij de gewone uitdrukking aan, waarvan het echter niet steeds gemakkelijk is de juiste beteekenis te vatten.Ga naar voetnoot8) Wij laten hier de gedichten die uitgaan van den prins buiten beschouwing. Wij kunnen dan vaststellen dat dikwijls en over 't algemeen het begrip terugslaat op de gansche Nederlanden. Voorbeelden: het reeds aangehaalde klaaglied van Reael,Ga naar voetnoot9) dat met een gebed eindigt: | |
[pagina 369]
| |
Princelijcke God, laet u eens ontfarmen
End wilt over ons Vaderlant erbarmen,
Dat uwe waerheyt daer niet blijf versmoort.
Dit zal dan ook wel het geval zijn in zijn lied op den tienden pennink, waar: Hollant Zeelant was wel ghemoet
Kozen de Prins haer Stadhouder goet
Voor tVaderlant te strijden.....Ga naar voetnoot1)
Zoo eveneens in de opdracht van de psalmvertalingen door Marnix van St. Aldegonde aan de Staten van Holland en Zeeland (1580). God heeft zijn macht aan de menschen laten zien ‘dat is voorwaer gheschiedt corts in ons Vaderlandt’ waar de geloovigen moeten vluchten zijn, maar waar God ze heeft ‘in hare Vaderlandt met vreughden we'ergebracht’. Dan gaat hij voort: Maer Hollandt sonderlingh end' Zeelandt wijs end' vroet
Looft Gods des Heeren naem end' sijn ghenade goet:
Vertelt den volcken al de groote wonderwercken;
Die hij seer schijnbaerlijck aan u heeft laten mercken:
End' voorts ghy steden schoon van all' dit Nederlandt
Doet uwe ooghen op, aenmerckt des Heeren handt.Ga naar voetnoot2)
Zoo zien wij het vaderlandsch gevoel over de enge grenzen van stad of streek uitwassen tot deze zeventien gewesten, vóór de scheiding een voltrokken feit was: dat later dit besef in een andere richting is gegroeid is gansch natuurlijk. Met Marnix van St. Aldegonde echter komen wij tot een groep gedichten die ontstaan zijn onder ingeving van den prins, op zijn last of in zijn onmiddellijke omgeving, en waarin wij een deel der gevoelens terugvinden die hem zelf in zijn strijd bezielden. Het is tijd ook hierover een woord te zeggen.
* * *
Het lied als propagandamiddel: de oproep vóór den strijd, de aanwakkering tot volhouden, de hoop op overwinning, wie van ons, die opgegroeid zijn in de studentenbeweging, kent het niet? Ook in de geweldige worsteling der Nederlanden, onder de leiding van Oranje, heeft de prins dit wapen niet verwaarloosd. Waar het pamphlet den geest der meer ontwikkelden tot opstand moest voorbereiden of aanwakkeren, vloog het lied over de benden der wapenknechten of door de rangen van het volk; het werd gezongen door de Geuzen in de benarde oogenblikken van levensgevaar en nood, door de verdrukten achter den rug van den vijand of zelfs in zijn aangezicht. Het is moeilijk te zeggen welk het aandeel was van den prins in deze propaganda en in hoeverre deze liederen rechtstreeks of | |
[pagina 370]
| |
onrechtstreeks onder zijn invloed zijn ontstaan. Hij gebruikte dit wapen: dat weten wij stellig.Ga naar voetnoot1) Maar welke zijn die liederen en in welke mate heeft hij het ontstaan ervan beïnvloed? Dit nader aanduiden is onmogelijk: Dr Kuiper teekende enkele liederen aan als zeker van den prins komende, andere als minder zeker, andere nog als twijfelachtig. Wij hebben deze drie groepen samen behandeld: is het inderdaad moeilijk na te gaan of de prins rechtstreeks er overal de hand heeft in gehad, zóó is het toch zeker dat al deze liederen in den gedachtenkring van Willem van Oranje ontstaan zijn. Men begrijpe ons goed: wij bedoelen daardoor de menschen die hetzelfde ideaal nastreefden als de Zwijger. Dit ideaal was: de ontvoogding der Nederlanden, de vrijheid der 17 gewesten. Voor hem bestond geen verschil tusschen Holland-Zeeland en Brabant-Vlaanderen of Henegouwen-Artois; zijn vaderland was het geheele complex der lage landen bij de zee, zonder onderscheid van taal of stam, van geloof of zeden. Dit is ook de beteekenis van het Wilhelmus: Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ik tot inden doot....
Dat vaderland, voor hetwelk hij lijf en goed niet heeft ‘verschoont’, waarvoor zijn broeder is gevallen in Friesland en hijzelf zijn edel bloed gewaagd heeft, is dat ‘Edel Neerlant soet’. Niet voor Noord- of Zuid-Nederland alleen, maar voor allen was dit lied van vertroosting, dit lied van den prins, bestemd. Gegroeid op Zuid-Nederlandschen bodem, waarschijnlijk van Zuid-Nederlandschen oorsprong,Ga naar voetnoot2) zou het worden het nationaal lied alleen van het Noorden dat zich wist vrij te worstelen. Als dusdanig heeft het thans zijn oorspronkelijke beteekenis verloren: met den dood van Oranje viel ook de machtigste steun der eenheidsgedachte en het lied dat hem moest verheerlijken werd het nationaal lied van een deel slechts van hen voor wie het was gedicht en wien het een steun moest zijn in de beproeving. Zoo geldt ook voor gansch de Nederlanden, de oproep van wat men ten onrechte genoemd heeft, het lied van den tienden pennink.Ga naar voetnoot3) Help nu u self so helpt u Godt,
Uut der Tyrannen bant en slot,
Benaude Nederlanden....
O Nederlant ghy zijt belaen
| |
[pagina 371]
| |
Doot ende leven voor u staen,
Dient den Tyran van Spangien,
Of volcht (om hem te wederstaen)
Den Prince van Orangien....
Eveneens de oproep bij den tweeden inval van Oranje: Ras seventhien Provincen
Stelt u nu op de voet:
Treckt de coemste des Princen
Vriendelick te ghemoet:
Stelt u met zijn Banieren,
Elck als een trouwe Man,
Doet helpen verlogieren
Duc Dalve den Tyran....
Vlissinghen heeft soo begonnen
Te spelen sulcken dans,
Daer met hevet ghewonnen
Recht der Laurieren Crans:
Hollandt wilder aen waghen
Alle zijn principael,
Laet u dit werck behaghen
Ghy Landen generael....Ga naar voetnoot1)
En in dit ‘nieu liedeken’ (1573), gericht aan de stedelingen in Noord-Holland om die te waarschuwen tegen Alva en zijn valsch ‘pardoen’, wordt hen tot voorbeeld gesteld - zonder onderscheid - wat gebeurd is te Mechelen, Zutphen, Naerden, Assendelft, Alckmaer.Ga naar voetnoot2) Ook hier heeft het gemeenschappelijk gevaar het bewustzijn van de gemeenschappelijke belangen en de onderlinge solidariteit doen voelen. En als Middelburg in de handen van den prins gevallen is (1574) worden de Nederlanden tot algemeene blijdschap aangezet: Wilt nu ghy Nederlanden
Te samen zijn verblijt
Middelburch is in handen
Des Princes nu ter tijt....
Alleyn tot u welvaeren
Voert de Prins desen strijdt,
Om u te openbaren
Hoe ellendich ghy zijt....
Wilt u tsamen verbinden
Tegen de vreemden wreet,
Waegt niet met alle winden,
Bedenck doch uwen eedt:
Om tvolck thouden in vreden
Hebt ghy ghesworen tsaem
Het landt by sijn vryheden,
Te bewaeren bequaem....
Nederlandt ghy zijt neder
Door de Spaengiaerts ghedruckt.
Staet op, end slaet hem weder
Die u soo scheert en pluckt,
| |
[pagina 372]
| |
Maeckt met den Prins ghepresen,
Een sterck verbondt voortaen,
Voorspoedich sult ghy wesen,
Oorloff, vaet dit vermaen....Ga naar voetnoot1)
Bij het ontzet van Leiden (3 October 1574) wordt het gansche land aangemaand het goede voorbeeld te overwegen en te volgen: Heel Nederlant siet dees oock aen
Wilt handen aen den ploech nu slaen,
En blijft niet langer Slaven.
Ghy hebt aen ons cleyn Lant gespoort
Wat hulpe dat Godt by zijn Woort
Ghedaen heeft dees drye Jaeren.
Hangt dat dan oock aen onvertraecht,
Voor tvaderlant u strijdbaer draecht
Afgodes dienst laet varen.Ga naar voetnoot2)
Eveneens in dit andere lied: Ghy Nederlanden Rijck en Machtich,
Die tot u Vrijdom liefde draecht,
Houdt doch voor oogen dit werck crachtich
Het Spaensche ghespuys nu van u jaecht,
Sonder u hulp moeten sy vluchten.
Denct wat Thantwerpen is gheschiet;
Sy steken vol van Neroes cluchten,
Haer voorstel is moort en verdriet
Prins....
Wacht u voor dInquisiteurs handen,
Die sConincks Soon hebben vermoordt,
En vecht nu voor u Vaderlanden:
Maect met Hollant een goet accoordt.Ga naar voetnoot3)
Zoo wordt ook de Spaansche furie (1576) een aanleiding om de Nederlanden op te hitsen tot den gewapenden wederstand en het uitdrijven van de Spanjaards: Waeckt op ghy Nederlanden
Waeckt op tis meer dan tijt
Of ghy compt oock in schanden
Dus siet wel toe subijt:
En wilt met den prins ghetrouwe
Verjaghen tSpaens ghebroet,
Of ghy brenght u in rouwe,
Jae om lijf ende ghoet....Ga naar voetnoot4)
Bij de toetreding van Groningen en Friesland tot de Pacificatie (1576) klinkt het triomfantelijk: | |
[pagina 373]
| |
Verheucht u ghy Nederlanden,
Verheucht u tis meer dan tijt,
Dat ghy nu siet comen tot schanden
Die u dus seere hebben benijt,
Den Spaengiaert blijft int Nederlants crijt
In spijt van haer moorden en branden
Dies sy Godt den Heere ghebenedijt.
Brabant en Vlaenderen schoone,
Artoys ende Henegouwe soet,
Die hebben als Utrecht ydoone,
Haer verbonden met den Prince ghebroet,
Dan Groeningherlant spant de croone
Want sijt volbrachtent met eenen moet....Ga naar voetnoot1)
Zoo lieten de Prins en zijn handlangers geen gelegenheid voorbijgaan om allen op te roepen voor de verdediging van het gemeenschappelijk vaderland. Hij was de ziel van den opstand en de band tusschen de vele verschillende groepen waar de eenen hoofdzakelijk streden voor vrijheid van godsdienst en de anderen voor 's lands privilegen; hij bracht ze samen in hun gemeenschappelijk doel: Nederland bevrijden van de vreemde tyrannie. Zijn woord ging als een verzoenende boodschap over het land om de onderlinge verschillen uit te wisschen en de gemeenschappelijke belangen te doen uitkomen.Ga naar voetnoot2) Op den vooravond zijner dood zag hij echter de groote levenstaak gebroken: de Unies van Atrecht en Utrecht en bizonder de verovering van het Zuiden door Farnèse hadden het lot der Nederlanden bezegeld. * * *
Maar niet alleen in de liederen die uitgaan van den prins vindt men die nationale solidariteit: ook in vele andere nog. En geen wonder! Onder de hertogen van Burgondië reeds was de concentratie dezer landen begonnen. Boven de verscheidenheid van plaatselijke en gewestelijke instellingen hadden de hertogen het net gespannen van den opkomenden, centraliseerenden staat. Naast locale en regionale patriotismen was het burgondisch besef gegroeid: eerst sterk fransch gekleurd in de hoogere hofkringen, daarna zelfstandig burgondisch onder Karel de Stoute. Weinig diep was in het volk de invloed er van doorgedrongen, maar gansch vreemd bleef het er toch niet tegenover: getuigden de afgevaardigden van Brabant niet van de noodzakelijke eendracht ter vergadering der Staten Generaal te Gent in 1482?Ga naar voetnoot3) Karel V zette het begonnen werk voort: de vereeniging der 17 gewesten vond haar bekroning | |
[pagina 374]
| |
in 1543 en tegenover het buitenland werden ook door hem deze landen gesteld als één geheel: de burgondische Kreits. In het binnenland zelf trachtte hij de eenheid te verwezenlijken deels door omvorming en vervolmalking der centrale instellingen, deels door zijn krachtig bestuur. Zijn eigen populariteit legde een band om deze landen die werden verklaard te vormen een onverbreekbaar en onverdeelbaar geheel. Dit aan den vooravond van de scheuring. Toch was ook het nationaal verzet tegen de politiek van Philips II in den beginne een sterke factor geweest die de 17 gewesten samenbracht. Dezelfde oorzaak die door het uiterlijk verloop der omstandigheden zou leiden tot het uiteenvallen dezer landen, scheen in den beginne juist de oorzaak te zullen worden van hun onderlinge, nauwere samenwerking en van het ontstaan van een sterk, homogeen nationaal besef. Waar vroeger deze eenheid langzaam werd verwezenlijkt, artificieel en van uit de hoogte, ontbloeide ditzelfde gevoel nu bij het volk zelf in den strijd voor de gemeenschappelijke vrijheid.Ga naar voetnoot1) De echo ervan vinden wij in de historische liederen. Niemand blijft vreemd aan den strijd, geen vijandelijke onderneming of geen eigen succes blijven onvermeld. De opstand heeft de menigte wakker geschud: thans leeft het volk met het land mee. De beeldenstorm liep als een strooivuur door gansch de Nederlanden: ieder stad kreeg haar aandeel en allen worden in het lied bezongen: Een cort beschreeff van datmen bedreef,
In Hollant, Vlaenderen en Brabant mede,
In d'Oostmaent als anno 1566, in d'oosters en in menighe stede....
De beeldenstorm heeft gewoed, zooals dan herdacht worden Ieper, Antwerpen, Middelburg, Lier, Leiden, Delft, Mechelen, Amsterdam, 's Hertogenbosch, Utrecht, Doornik, Valenciennes en Hasselt.Ga naar voetnoot2) En zoo zal het blijven gedurende de lange jaren van strijd, tot het Zuiden reddeloos verloren is. Wij zagen reeds hooger hoe telkens wordt gewag gemaakt van wat gebeurt door gansch de ‘Nederlanden’ of het ‘Nederlant’ en hoe het ‘Vive le Geus!’ de vrijheid wou brengen in al deze gewesten. Wij hebben gezien hoe Oranje en de zijnen den opstand algemeen wilden na de Spaansche furie, evenals de vreugde na de inname van Middelburg en na Leiden's ontzet, of na den opstand van Groningen en Friesland. Ook in dit andere lied na het ontzet van Leiden: Aenhoort ghy Nederlanden
Met herten seer verheucht,
Tot God verheft u handen
| |
[pagina 375]
| |
En looft sijn groote deucht,
Wilt nu sijn eer verbreyden
Ghy waert seer belaen,
Om die ontsettingh van Leyden
Twelck onlancx is ghedaen....Ga naar voetnoot1)
En dit lied op de Pacificatie (1576): Verblijt u Neerlant met jolijt,
En dancket God den Heer altijt
Voor zijn groote weldaden,
Die ons hier zijnen Vrede soet,
Sent boven van den Hemel goet,
Zijn ghemeynte beladen....
want de Staten dezer landen hebben vrede gesloten met Oranje en de Staten van Holland en Zeeland: thans zal de strijd weer opgenomen worden tegen de Spanjaards: Ghy Landen, maeckt u op de been,
Verslaet de Spaengiaerts alghemeen,
Het sal haest zijn ghedaene....Ga naar voetnoot2)
En bij den dood van don Juan besluit zijn grafschrift (1578): O, Nederlantsche steden en landen!
Laet ons blyven in goet accoort,
En nemen waer Gods gift veurhanden;
Schuut tweedracht en leeft, zoot behoort,
Naer Gods heylich en dierbaer woort;
Soo sal sijn seghen u bedecken,
Of, soo ghy God weder verstoort,
Sal hy don Jan weder verwecken.Ga naar voetnoot3)
Zoo zucht ook Oranje bij zijn dood (1584): Wat weent en zucht ghy, o Nederlantsche landouwen....
In myn doot....Ga naar voetnoot4)
Wij hebben reeds hooger de samenspraak ontleed tusschen de Staten van Brabant en Vlaanderen en die van Holland en Zeeland; wij hebben er op gewezen hoe bij de lichte tegenstelling, ook hier de samenwerking op het voorplan wordt gebracht. Nog bij het begin der 17e eeuw leeft dit besef van vroegere eenheid en eendracht voort. Klinkt het daar niet in 1609: Het is nu veertigh jaer, dat ghy u selfs bestrydt,
Onsinnich Nederlant....Ga naar voetnoot5)
| |
[pagina 376]
| |
en ging in 1621 Pecquius niet pogen den vrede te herstellen voor het heil van ‘Nederland, ons gemeene Vaderlande’?Ga naar voetnoot1) Het getij was echter voor Zuid-Nederland verloopen; men begon zich bewust te worden van de diepe teleurstelling tusschen Noord en Zuid en van de moeilijk te overbruggen scheiding: vreemdelingen stonden hier tegenover elkander. Hoe groot het verschil tusschen beiden geworden was, toont de geschiedenis van het Vereenigd Koninkrijk der Nederlanden; de vroegere eenheid - waaraan nog werd herinnerd in de Grondwet - was maar een woord meer: het levende besef ervan was uit de geesten en uit de harten verdwenen.
* * *
Nog een woord over de gentsche balladen en refereynen. Wij vernoemen ze afzonderlijk om te kunnen nagaan hoe in de groote vlaamsche stad de menschen dachten over het particulier of algemeen belang van den strijd. Veel viel er niet aan te teekenen: op den voorgrond staan de eigen stad en de eigen landstreek. Dit is gemakkelijk te begrijpen: de geweldige strijd die toen in Gent zelf werd gestreden concentreerde de aandacht binnen de muren der stad. Er was daar genoeg te zien en te bezingen om niet verder te moeten gaan zoeken. Ellendig waren daarbij de tijden; jaren lang woedde de oorlog over het land, onbarmhartig, zoo vanwege vriend als vanwege vijand: hier overheerscht de klaagtoon. Daarnaast de scherpe strijd der partijen; de onmeedoogende spot en de bijtende satire op menschen die men van nabij en persoonlijk kende. Toch bleef men ook hier niet vreemd aan de algemeene belangen. Zóó in dezen oproep tot eendracht (1577), waar, na het verhaal van wat gebeurde te Mechelen, Antwerpen, Zierikzee, Brussel, Aalst, Naarden, Zutphen, Haarlem, Audenaerde, Nijvel, Doornik en Maastricht, het ‘edel ydoone pleyn’ Nederland, aangezet wordt zich te scharen onder de banier van Willem van Oranje.Ga naar voetnoot2) Van den anderen kant wordt hij echter ook duchtig over de koord gehaald die ‘van de zeventhien landen werb-erfachtig heere’Ga naar voetnoot3) en die zooveel onheil bracht over ‘Nederlant’, waarbij dan wordt gewezen op de rampen van Holland, Zeeland, Gelderland, Friesland, Vlaanderen en Brabant.Ga naar voetnoot4) Dit klinkt anders als de officieele welkomsgroet van de stad aan den prins in 1577: | |
[pagina 377]
| |
Princelic goede vorst, des Nederlants recht vader,
Ic, dyn Gentsche dienstmaecht, heet u willecom dees tijt;
In u aanschouwen verblyden wy ons te gader,
Verhopende daeraf het gemeene profijt....Ga naar voetnoot1)
Gent was, als steeds, ontembaar geweest en hare calvinistische republiek draagt grootendeels de schuld van wat later gebeurde. ‘Het orgel van den tydsellenden’ (1580) mocht wel droevig klagen over de groote ellende van de ‘zeventien landouwen’ ten prooi aan de verwoestingen van een burgeroorlog en uitgeput door jarenlangen strijd.Ga naar voetnoot2)
* * *
Het wordt tijd te besluiten. De conclusie dezer aanteekeningen schijnt zich op te dringen. ‘In deze dagen was een algemeen Nederlandsch nationaal besef juist in wording. Men voelde zich in de eerste plaats nog Hollander, Fries, Vlaming, Brabander, maar de gemeenschap van taal en zeden, en meer nog de sterke politieke werking, die sedert bijna een eeuw uitging van de Bourgondische dynastie, hadden een gevoel van saamhoorigheid gesmeed, dat zelfs geen halt maakte voor de taalgrens in België.’Ga naar voetnoot3) Men was er zelfs verder dan in den tijd van Erasmus toen het nog meer een sterk Burgondisch patrotisme was dan een strikt Nederlandsch nationaliteitsgevoel: dit besef was ontwaakt bij den gemeenschappelijken strijd en de gemeenschappelijke gevaren. Althans bij het volk: dit blijkt klaar uit deze liederen die wij hebben ontleed als uiting van hetgeen de lagere klassen dachten en voelden in hun opstand tegen Spanje. Of het ook aldus was voor burgerij, adel en geestelijkheid? Deze vraag valt buiten het kader van ons onderzoek, al zou het de moeite loonen ook in dit opzicht het verloop der feiten en den gedachtenstrijd dier dagen te bestudeeren. Maar dat lag niet in onze bedoeling: dit is geen volledige studie; het zijn maar notas en kantteekeningen die dan ook niet zwaarder willen wegen. Misschien zullen wij toch even de aandacht op het vraagstuk hebben gevestigd en ook het groot belang dezer geuzenliederen, in de voortreffelijke uitgave van Dr Kuiper, hebben doen uitkomen. En is het ook geen vingerwijzing dat niet alleen het feit, maar ook de gedachte die er de drager van was of de bezieling die het tot stand bracht van groot belang zijn voor de juiste waardeering ervan? In alle richtingen werd de opstand der Nederlanden tegen Spanje bestudeerd, in al zijne feiten uitgepluisd en beschreven, maar hebben wij daarbij niet al te zeer de men- | |
[pagina 378]
| |
schen zelf vergeten en het ideaal dat hen bezielde? De vraag aldus stellen ware misschien ook den weg openen voor de verrassingen: de moeite zou het in alle geval loonen, ook in die richting den bodem te peilen en van uit dat standpunt de feiten te beoordeelen. September 1926. Hendrik J. Elias. |
|