en dezelfde persoon zijn: ‘als men al het andere, voornoemde, er bijvoegt, dan is voor mij wel uitgemaakt dat Bredero van Manders leven heeft beschreven. En dan hebben we hier kostelijk proza van hem, waarin nu eens niet betoogd en bewezen wordt, zooals regel is in alle voorreden van Bredero, maar waarin hij schilderen kon en zijn humor laten gaan in goedronde vrolikheid.
DE BIBLIOTHEEKGIDS (2-26.) huldigt Piet van Assche wien voor het eerst de Pol de Mont-prijs werd uitgeloofd. Fritz Francken teekent er bij aan: ‘Voor Piet van Assche is het Vlaamsch, zijn taal, een stuk land dat hij heeft uit te kleien. Zijn proza is zwaar, taai, kleverig, waterdicht, elk woord weegt door als een kluit aarde op de spade van den leemkruier. Van Assche schiet naar de zestig op. Fyziek een fleurige vent nog... Hij werkt onverpoosd. Met veel lof werd zoo pas nog gewag gemaakt in de Hollandsche pers van een fragment uit zijn in Mork's Magazijn verschijnende historischen roman betreffende het leven van Hugo van der Goes. Kortom een prijs die goed besteed is. En te Brussel zal men het de Antwerpsche jury vermoedelijk ook niet ten kwade duiden, dat er eens een niet in de hoofdstad vertoevend auteur, den palm wegdraagt.’
GUDRUN (nr. 3) brengt een hoofdopstel van een anonymus (Cyr. Verschaeve?) over Dr. Prof. Lod. Dosfel. De schrijver spreekt den doode toe: ‘... Zoo heeft de liefde u tot de tragedie gedreven, waar mede uw leven geëindigd is, een glorieuse tragedie en de echte kroon op uw leven, dewijl ze, de bekrooning was van wat gij steeds geweest waart. 't Aktivism ontstond. Was 't goed? Was 't rechtvaardig? Was 't noodig? Was 't voor God te verantwoorden? Geen ander vragen zooals: “is 't nuttig, gevaarlijk, winst- of verliesbrengend voor mij” maar enkel deze, rezen gewêldig tegen uzelf op en grepen uw geweten bij de keel. Lang, ernstig onderzoeken, pijnlijk overwegen en tegenwegen, Picard's “Droit pur” gelezen, theologieën en theologanten geraadpleegd, de eigen wetten des lands nageslagen, en “wettig is 't voor God. Vlaanderen heeft recht op de activistische oplossing van zijn langen, zeker doodnaslependen nood, omdat die oplossing de oplossing is” en “wettig is 't volgens 's lands bekrachtiging der Haagsche Conventie, althans, wat de Gentsche Hoogeschool aangaat”. En dan klonk uw “Neen” tegen familie en vrienden en 't Verweerschrift verscheen en de professorale toga hing om uw schouders waar ze lang reeds had moeten omhangen. Heil u en ons dat gij dit deedt, nu dat de dood U trof!’
LA NOUVELLE REVUE FRANCAISE (2-26.) geeft een kroniek van André Lhote over de tentoonstelling van den Duitschen schilder Klee te Parijs: ‘aux murs de la galerie Vavin-Raspail une quarantaine de gouaches immatérielles à propos desquelles quelques poètes parlèrent de la légende de la finesse française et de la lourdeur germanique. Il suffit en effet de se rappeler les pesantes décorations de l'exposition des arts décoratifs pour être convaincu que le mauvais goût n'est pas