als er nergens elders ter wereld wordt gehoord; door de vele en ingewikkelde hofceremonieën, het militair vertoon en de regeeringsdaden. Kerk- en Staatsplechtigheden liepen er gedurig door elkaar. In wijdschen kring voor den drempel van het Granowitaja-paleis staan sedert eeuwen de doopvont, het huwelijksaltaar en de graftombe van de czaren, en hun macht en hun rijkdom hadden er kathedralen omheen gebouwd, die schatkamers werden van goud en zilver en edelgesteenten, waar, in de diepten van de heimenisvolle ikonostasen, patriarchen en archimandrieten in zware gouden koorkappen met baarden van profeten en aartsvaders de eeuwige gebaren maakten tot heiliging en wijding van elke levensdaad, waardoor Staat en Kerk tot wezenlijkheden werden, onaantastbaar en ongenaakbaar hoog verheven boven de naamlooze en deemoedige massa.
* * *
sluitend standpunt van Westerlingen. Byzantium, Ravenna,
Wij beschouwen vaak de kunstontwikkeling van ons uit-Venetië, Cimabue, Giotto zijn voor ons vertrouwde mijlpalen op een weg die van het oosten naar het westen loopt, waar dan, onder romaansche en gothische invloeden, zich eindelijk de nationale scholen vormden.
Wij vergeten zoo den weg die van Byzantium over de Zwarte zee langs Rostow, Kiev, door de wouden en de steppen over Moskou, Wladimir en Kazan tot in Archangel is doorgedrongen en langswaar over heel het eindelooze russische rijk de byzantijnsche cultuur zich heeft verspreid en levend is gebleven tot op een tijd dat in Italië de Renaissance reeds haar hoogtij vierde.
Wat de romaansche en de gothische bijdragen geweest zijn voor het Avondland, dat zijn de aziatische, de tartaarsche of mongoolsche invloeden geweest in het verre Slavische Oosten. Hier ook heeft zich stilaan de russische kunst gevormd, die wij niet langer meer mogen aanzien als een barbaarsche mengeling van byzantijnsche en aziatische stijlelementen, maar als een groote nationale kunst, die wij van langs om meer zullen gaan gelijkstellen met het beste dat in het Westen werd voortgebracht.
De eerste oorsprong der russische monumentale kunst is er reeds een nationale. Het is de hout-bouw. De eerste en oudste kerken werden uit hout opgetrokken. Het waren verheerlijkte isba's, het boerenhuis tot Gods huis verheven. In een land dat voor de helft met bosschen bedekt is, doch waar zaag en schaaf onbekend waren gebleven, bouwde men uit ruwe balken, met de bijl hoeks gekapt, en horizontaal boven elkaar geplaatst. Die kerken hadden twee verdiepingen wegens den hoogen sneeuwval in den winter en breede overluifelde trappen daalden buitenwaarts naar beneden. Boven de hooge toegespitste daken, voor het gladde rijzen van den sneeuw, staken kleine knolvormige koepeltjes uit. Tot in de XVIe eeuw is die houtbouw, voor ker-