manier van den Witte om zijn eigen voor te stellen. Want natuurlijk, eer nog dat hij zijn zwart stroo-hoedeken van zijnen bol had genomen, had hij zijnen bijnaam al vast.
En te verwonderen was het toch ook niet, dat hij sito in het oken genomen wierd.
Hij had gezegd, dat we maar vragen moesten, en de spotters deden het dan ook, over dingen die kant noch bodem raakten en al op voorhand alleman deed gieren van het lachen, en naief-kinderlijk, precies of hij zag de lachers niet, ging hij er op in, beredeneerde de onnoozelste stommiteiten met een gewicht en een heiligen ernst die iemand algauw deden twijfelen of de Witte geenen slag van den molen weg had.
Ja, die drie, vier dagen dat het examen duurde hadden we veel plezier aan den Witte!
Maar dat was nochtans maar zeer miniem geweest in vergelijking met wat wij later, eens het schooljaar aan den gang, aan hem zouden beleven!
Toen kwam hij eerst in al zijn originaliteit voor de proppen!
't Baarde geen klein gelach in den Refter, dien eersten Vrijdag toen er, na de karnemelksche pap, schellevisch werd opgebracht en de Witte dat zoowaar met graten en al binnenspeelde!
En 't schoonste van al was dan nog het geval van zijn zoogezegd beste kostuum, maar dat éénen rimpel was erger nog of hij had het hobbeldesobbel onder zijn matras gehad!
En zoo maar altijd door van d'eene zottigheid naar d'andere!
En 't schoonste van al was dan nog dat hij die kuren te verdedigen wist met een ernst, alsof het dingen uit den catechismus waren.
Niets mocht men op zijn telloor laten liggen wat eetbaar was immers? En waren graten soms niet eetbaar?
Wisten ze niet, dat daar ook voeding in zat?
En van zijn kleedsel? Als z'hem niet wilden bezien konden z'hun oogen toenijpen. Hij pakte geren alles in zijn koffer straf opeen. Plaats was geld, zei zijn Vader altijd. Dat hij zijn broeken met de pijpen oprolde en zijn jassen item behandelde, waren zijn zaken. Ieder zijn goesting immers!
Lijk alle wereldsche zaken, kenden den Witte zijn curieuze methoden echter ook hunne grens en was de zotte nieuwigheid er na een maand of twee van af.
Doch, gaf hij uit zijn eigen geen aanleiding meer tot plezier, 't en duurde niet lang of de spotters en plaaggeesten onder ons gebruikten hem als speelbal. En dit nam algauw fabuleuze verhoudingen aan, temeer daar het naieve schaap zich alles goedsmoedig liet welgevallen. ‘'t Is nikske’, zei hij dan.