Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] Louise. ‘...En heb ik dan te diep bemind?... Ik was een kind dat als een kind verlangen droeg, en om veel liefde vroeg... Zijn lijf was zacht en warm en jong. Ik viel. Een ander drong zich in zijn ziel... Sindsdien dwaal ik de straten om en klaag waarom hij mij verstiet -, want altijd, altijd weet ik hem -, zijn handen en zijn heete stem... Tel mij, tel mij de nachten niet van bitter-zoet herdenken als andrer wreed begeeren zich krampend rond mij wond en 'k laf mij gaf mijn brandend Zelf te drenken - te deren! - aan 't dorsten van een vreemden mond... Straks zal ik weder naast een gaan en hij zal keeren -, ik zal zijn woord, zijn wenk verstaan, niet langer hem ontberen - -, tot breekt den wildgespannen duur van ook dit uur in 't oude martelend gemis, dat 'k toch zijn lijf niet tasten kan [pagina 304] [p. 304] aan 't lijf dat hevig naast mij is van iedren man - -. En is mijn zonde dan niet schoon?... Om haar verdraag ik graag den hoon van wien niet werd ontnomen den lieflijksten der droomen.’ Jan H. Eekhout. Vorige Volgende