heldhaftig de belgiese vesting Luik. Jawel, jawel. Bulgaarse generaals wonnen schitterend de slagen van Loeloe-Boergas en Kirk-Kilisse. Is het werkelik reeds voldoende een dapper belgies generaal te zijn om in dit ‘vlaamse kerkhof’ zoals men deze ‘Grafrijmpjes noemt, een plaats, een ereplaats, te vinden?
Dit boek getuigt van een boven alle andere uit tragies volkenoodlot. Zal men dit samengestelde, dat is de houding van de vlaamse IJzersoldaten, wel eens tot zijn elementen kunnen terugvoeren? - Een volk wordt door een staat verdrukt. Deze staat wordt aangevallen. Verscheidene redenen waaronder deze dat het volk het bewustzijn zijner entiteit heeft verloren, dat het, van daaruit zich éen voelt, als aangevallene, met de verdrukkende staat, dat het, in zover het het onrecht als een interne aangelegenheid aanvoelt, te zwak is van dit ogenblik gebruik te maken een ultimatum te stellen, dat het koninklike woorden in de zin van een onmiddellik rechtsherstel na de vrede interpreteert, bepalen dit volk de zijde van de verdrukker tegenover de overweldiger te kiezen. Gedurende de oorlog woedt er een latente strijd tussen de soldaten uit dit volk en de verdrukkende regering. Maar voortdurend ook houden zij die de leiders van deze soldaten zijn hen de plicht tegenover de staat voor ogen, niet uit boosaardige berekening, maar wellicht omdat zij tot geen groepering van de elementen komen. Zo ontstaan deze tragiese grafrijmpjes. Op zeker moment verbiedt de regering voortaan nog grafschriften op de sjofele houten kruisjes te plaatsen. Men reageert daarop met de eerlikheid die de Vlamingen kenmerkt: wij zullen grafrijmpjes drukken en elk vlaams huisgezin een vlaams kerkhof geven. Doch dan weer in deze rijmpjes voortdurend de lof op de volbrachte plicht jegens de verdrukkende staat.
Pater Mortier schrijft: ‘in éen graf Waal en Vlaming rusten, die streden, broeders, zij aan zij’. - Ons blijft steeds de uitspraak van de dichter Verwey in de oren over het tragiese noodlot van Vlaanderen, dat gedwongen werd zijde aan zijde met Frankrijk te strijden.
* * *
Uitsluitender dan deze van Pater Mortier procedeert de bundel ‘Apostel’ van Geert Pijnenburg uit een subjectivering van de vlaamse beweging, m.a.w. ‘vlaamse beweging’ van het ‘Erlebnis’ uit beschouwd, een poëties verschijnsel dat, met andere politieke gegevens, in de politieke lyriek van Rubiner, Becher, Toller e.a. zijn hedendaagse, in de franse revolutionaire lyriek en revolutionaire toneel-lyriek zijn oudere gelijkwaarde vindt. Wat zowel gene oudere als deze jongere politieke dichtkunst met haar geavoueerd subjectivistiese ontroering ken-