Bibliographie
Alfried de Geest: Gedichten. (Antwerpen, L.J. Janssens en zonen, 1924.)
Gedichten die door een woordenschat met ‘Almacht, Al-liefde, Al-hoge, waarheid, licht, plicht, mensdom, eindeloze sferen, eindloos gebied’ als uitblinkers worden bepaald. In het gedicht ‘Idealen’ zegt de auteur over zich-zelf:
‘Een dichter ben ik, een dichter alleen
een ander ambacht... ik ken er geen
dan droomen, minnen en loven...’
Je zou kunnen menen: ‘een fraaie mijnheer die geen ander ambacht kent dan minnen’, maar, spijts het er wel staat zwart op wit, moet je het toch niet zo precise nemen. Trouwens neemt de dichter een hogere vlucht dan bij dit ambacht van minnen het geval kan zijn, waar hij schrijft:
‘Wij denkers, zijn der toekomst smeden.’