| |
| |
| |
De Opkomst der Finsche Republiek
I.
VELE en belangrijk zijn de wijzigingen door den wereldoorlog in het economische en politieke leven van ons werelddeel teweeggebracht. Het was een komen en gaan van staten, in vele gevallen zoo ingewikkeld in zijn onderling verband, dat diepgaande studie, vaak eeuwen teruggaande, noodig is, om den samenhang van oorzaken en gevolgen bloot te leggen.
Te bevreemden behoeft ons dit niet: wat bestemd is om te blijven, heeft immers altijd diepe wortels. Van dit standpunt bezien, vertoonen lang niet alle gebieden, die als gevolg van den wereldoorlog tot politieke zelfstandigheid geraakten, hetzelfde type.
Zooveel is echter zeker, dat, naarmate de nieuw opgekomen staten op een eigen eeuwenoude traditie kunnen bogen, daarmede eene onmisbare voorwaarde voor een bestendig welzijn, in cultureel en in economisch opzicht gegeven is. Die traditie is intusschen niet anders dan de typische uiting van den volksgeest en zoo wordt het verstaanbaar, dat juist in de opkomst van staten als de hier bedoelde de nationaliteit een rol van beteekenis heeft gespeeld.
De geschiedenis van Finland, de opkobliek levert van het bovenstaande het bewijs: een eigen cultuur, eigen nationaliteit, eigen traditie, het waren deze factoren, welker samengaan ten slotte, toen de wereldoorlog ten einde liep en het Russische rijk uiteenviel, als vanzelf de meest natuurlijke oplossing der Finsche kwestie: het ontstaan van een zelfstandigen Finschen staat teweegbrachten. De oplossing van de Finsche kwestie, zooals deze in de opkomst van het zelfstandige Finland gegeven is, kwam niet onvoorbereid, doch is het eindpunt van een langdurigen ontwikkelingsgang, die zeker bij een blijvende Russische overheersching een ander verloop zou hebben gekregen, doch nimmer voor het Finsche volk een bevredigender of meer verdienden afloop zou hebben gehad.
Het is inzonderheid als eindpunt van dezen ontwikkelingsgang, dat wij de opkomst der Finsche republiek willen bezien.
* * *
| |
| |
De door Rusland ten opzichte van Finland gevoerde politiek was zoo al niet bewonderenswaardig, dan toch in ieder geval verklaarbaar. Tweeërlei moet daartoe worden bedacht.
In de eerste plaats, dat het Rusland van voorheen de gevaarlijkste vijand was der nationaliteiten, die Rusland aan zijn grenzen omsloten. Dezen moesten tot elken prijs worden gerussificeerd. En dat daarbij in het bijzonder het oog viel op het van zoo groote vitaliteit blijk gevende Finsche volkje, ligt voor de hand. Het nationaal besef der Finnen, hun saamhoorigheidsgevoel tegenover de Russische overmacht, hun eigen taal, school en opvoeding en staatsinstellingen, dat alles wekte te St. Petersburg ergernis en moest ter wille van de Russische grootheid uit den weg worden geruimd.
Een tweede niet minder gewichtige overweging deed zich daarenboven gelden. Rusland wenschte tot eiken prijs in westelijke richting over Scandinavië tot den oceaan voorwaarts te dringen. Het had, zoo werd beweerd, in dit opzicht een nationale taak. Van een oprukken naar Scandinavië kon voor Rusland geen sprake zijn, tenzij het op Finland blijvend staat kon maken en hoe zou dat mogelijk zijn, zoolang Finland niet gerussificeerd was.
De richtlijn van de Finsche politiek van den laatste der Romanoffs is hiermede gegeven.
| |
II.
Gaan wij in het kort na, hoe de Russische politici ten opzichte van Finland ter bereiking van hun doel te werk gingen en in hoeverre zij slaagden. Een korte inleiding, waarin tot het begin van de vorige eeuw teruggegaan wordt, is te dien einde noodzakelijk.
In 1809 werd Finland na meer dan zeshonderd jaren nauw met Zweden vereenigd te zijn geweest, bij Rusland gevoegd. De Russisch-Zweedsche oorlog, die in dat jaar eindigde, viel ten nadeele van Zweden uit. Het Zweedsche rijk, waarvan Finland altijd een zeer zelfstandig onderdeel was geweest, moest laatstgenoemd gebied aan Rusland afstaan. Alexander I, de toenmalige tsaar, was evenwel een te goed staatsman, dan dat hij meende Finland zonder meer bij zijn rijk te kunnen inlijven. De heldhaftige wijze, waarop de Finnen hun land tegen zijn overmacht verdedigden, had indruk op hem gemaakt. De tsaar, die zich westersche opvattingen had eigen gemaakt, liet de bestaande Finsche autonomie en staatsinstellingen dan ook ongerept. Nog voordat met Zweden vredesonderhandelingen waren aangeknoopt, riep hij in Maart 1809 de Finsche stenden tot een Landdag te Borga bijeen, waar hij in eigen persoon zich plechtig verbond, Finlands godsdienst en grondwetten te handhaven; niet als tsaar aller Russen, doch als groothertog van Finland
| |
| |
nam hij het gezag in handen. Finland werd dus geenszins bij het Russische rijk ingelijfd. Veeleer droeg de rechtsverhouding tusschen beide staten het karakter eener unie; van incorporatie was geen sprake.
Alexander I deed zijn woord gestand. Krachtens besluit van den Landdag werd als hoogste bestuurscollege een regeeringsraad ingesteld, die in 1816 den naam ‘Keizerlijken senaat voor Finland’ ontving. Een gouverneur-generaal werd benoemd, die tevens als president van den regeeringsraad zou fungeeren. Voor de behartiging der Finsche aangelegenheden bij den tsaar werd in 1811 een secretariaat van staat ingesteld, een ambt, waartoe evenals trouwens voor alle andere Finsche openbare bedieningen uitsluitend Finnen benoembaar waren. Alleen de gouverneur-generaal mocht als vertegenwoordiger van den tsaar een Rus zijn.
In 1811 werd een klein reeds vóór 1809 Russisch deel van Finland (Viipuri) weer bij het groothertogdom gevoegd, hetwelke dientengevolge zijn historische grenzen herkreeg, zoodoende een des te inniger eenheid vormende, van het Russische rijk ook door taal en volksaard wel onderscheiden.
Alexander I werd opgevolgd door Nikolaas I (1825-1855) die op zijn beurt door Alexander II werd vervangen. Van politiek leven was tijdens de regeering van eerstgenoemden vorst evenmin als tijdens het bewind van zijn voorganger in Finland evenmin als in zoovele andere landen een zweem te bespeuren; de volksvertegenwoordiging kwam nimmer bijeen, de landsbelangen werden uitsluitend door de ambtenaren behartigd, terwijl de censuur (uit Rusland geïmporteerd) alle staatkundig debat in den kiem verstikte.
Eenig geritsel op politiek gebied werd in Finland tijdens den Krimoorlog merkbaar; de politieke stroomingen van 1848 hadden er slechts een zwakke deining gevonden. Alexander II ging voor wat liberaler door dan zijn voorganger. Hij was het, die voor het eerst na langen tijd weer de volksvertegenwoordiging bijeenriep en haar op deugdelijker grondslag organiseerde. Een langdurig tijdperk van cultureelen opbloei - sedert den tijd van Nikolaas I was het land ook economisch gaandeweg vooruitgegaan - scheen voor Finland aangebroken. De Finsche taal, die tijdens de vereeniging met Zweden gedurende langen tijd door de beschaafde klasse veronachtzaamd was, begon ook onder de intellectueelen weer meer en meer terrein te winnen.
Men was en bleef zoodoende in Finland zooals niet met het Russische regime, dan toch met den persoon van Alexander II bij voortduring ingenomen. In tegenstelling met het tijdperk van den Krimoorlog waren dan ook in den Russisch-Turkschen oorlog (1877-1878) de sympathieën der Finnen onbetwistbaar aan de zijde van Rusland.
Aan een systematisch opgezette los-van-Ruslandbeweging
| |
| |
dacht in deze jaren nog schier niemand; van een bewustwording van het onafhankelijkheidsideaal in de breede lagen des volks waren nergens symptonen merkbaar. Toenemende grondige afkeer van het zoo geheel anders geaarde Rusland werd intusschen, naarmate bij het opbloeien der nationale cultuur het volk ontwaakte, in de politieke zienswijze der leidende figuren meer en meer het hoofdmoment. Het was E.G.W. Becker, een in den vreemde levende Fin, die in zijn in 1880 te Parijs uitgegeven brochure ‘Finlande, indépendante et neutre’ voor het eerst met groote openhartigheid voor de Finsche zelfstandigheid pleitte. Met profetischen blik wees hij op het gevaar voor Finland in de allengs optrende panslavische stroomingen gelegen en voorspelde het verloren gaan van 's lands autonomie en de komende Russificatie-politiek. Zeer wel zag Becker evenwel in, dat het oogenblik om zich van Rusland los te maken toenmaals voor Finland nog niet gekomen was. Zijn bedoeling was slechts een waarschuwend ‘para bellum’ te doen hooren.
Dat Becker juist had gezien, bleek maar al te duidelijk, nadat (in 1881) Alexander III aan het bewind was gekomen. Pobedonostzeff, procureur-generaal van de Heilige synode, een der sterren van het Panslavisme, deed meer en meer zijn invloed op den tsaar gelden. Zoo werd in het begin van de negentiger jaren de eerste aanslag op de Finsche staatsinstellingen ondernomen: nog in 1890 werd de Finsche postdienst onder het hoofdbestuur der Russische posterijen en telegrafie gebracht en daarmede de eerste tak van den Finschen openbaren dienst onder vreemde leiding gesteld. Een tweetal in hooge staatsbetrekkingen werkzame Finnen, von Weissenberg en Mechelin, legden, toen van hunne protesten tegen dezen onwettigen maatregel geen notitie werd genomen, hun ambt neer. De volgende stap van Russische zijde liet niet lang op zich wachten: enkele maanden later werd de uitvoering der op wettige wijze tot stand gekomen Finsche strafwet, welke begin 1891 in werking zou treden onder druk van de Russische pers, zonder meer opgeschorst. Een aantal Finsche rechters gaven niettemin aan de wet uitvoering - op de onwettige suspendeering wenschten zij geen acht te slaan, - het begin van een langdurig, met groote volharding volgehouden lijdelijk verzet.
Het optreden van Nikolaas II (1894), die bij het aanvaarden der regeering op de gebruikelijke wijze de Finsche rechten en vrijheden beloofde te eerbiedigen, deed aanvankelijk in Finland de stemming tegenover Rusland iets opklaren. Men trad den jongen tsaar niet zonder vertrouwen tegemoet. Weldra bleek echter, dat men zich aan misplaatst optimisme had overgegeven. De invloed van Pobedonostzeff op den nieuwen tsaar was zoo mogelijk nog grooter dan op diens voorganger. De regeling van de militaire verhouding tusschen Finland en Rusland, in 1898 aan de orde gesteld, bracht dit duidelijk aan het licht.
| |
| |
De Finsche legerorganisatie berustte op een wet van 1878, die aan de weermacht opdroeg ‘troon en vaderland (Finland) te verdedigen, en daardoor ook bij te dragen tot de verdediging van het keizerrijk’.
In Juli 1898 riep nu de keizer-groothertog de Finsche stenden tegen 19 Januari daaropvolgende tot een buitengewonen landdag bijeen en maakte daar een ontwerp aanhangig, dat overeenkomstig de eischen der Russische nationalisten afschaffing der eigen Finsche weermacht inhield. Weinige weken later volgde de benoeming tot gouverneur-generaal van Bobrikoff; die benoeming geschiedde in strijd met het Finsche staatsrecht, bijaldien zij niet op voordracht van het Finsche secretariaat van staat, doch van Kuropatkin, den Russischen minister van oorlog, geschiedde. De gezindheid van laatstgenoemde ten opzichte van Finland, van welks autonomie hij een verklaarde tegenstander was, was voldoende bekend; wie en wat Bobrikoff zijn zou, was daarmede tevens duidelijk.
Gelijk voor de hand ligt, gelukt het deze niet het legervoorstel in Finland langs parlementairen weg aangenomen te krijgen. Integendeel stuitte het op hevig verzet, waarbij men zich van Finsche zijde begrijpelijkerwijze op de constitutie beriep.
Het mocht evenwel alles niet baten. Een coup d'état volgde: het keizerlijk z.g. Februari-manifest van 1899.
Wat behelsde dit manifest? Naar het voorgaf, bedoelde het enkel een bestaande leemte in de vigeerende wetgeving aan te vullen. Voor de regeling van aangelegenheden, die Finland en Rusland gelijkelijk raakten, bestonden, zoo heette het, geen voldoende voorschriften. Bij gebrek aan organieke bepalingen werd daarom deze materie thans bij keizerlijk manifest geregeld: de bestaande rechtsonzekerheid behoorde immers een einde te nemen!
De Finland en Rusland gelijkelijk rakende aangelegenheden werden om te beginnen aan de Finsche wetgevende macht onttrokken. Het initiatief kwam ten deze voor het vervolg uitsluitend aan de Russische autoriteiten. Hetzelfde gold zelfs voor de zuiver Finsche zaken, voor zoover zij geacht konden worden met de belangen van het rijk van den tsaar-groot-hertog in zijn geheel verband te houden. Of zulks het geval was, zou de tsaar zelf beslissen. De Finsche stenden zouden voortaan ten aanzien van een en ander geen andere dan adviseerende bevoegdheid bezitten.
Met groote ontsteltenis namen volk en overheid in Finland van dit decreet kennis. Men sprak van een weigering door den Senaat om de getroffen regeling af te kondigen, teneinde zoodoende hare onwettigheid te accentueeren. Hierover staakten evenwel in dit college de stemmen, niet omdat men het over de onwettigheid van het staatsstuk oneens was, doch uit hoofde
| |
| |
van meeningsverschil, met betrekking tot de ten opzichte van Rusland te volgen taktiek.
Protesten door Senaat en Landdag bij den tsaar ingediend, vermochten, gelijk te verwachten was, niets uit te werken. Een volkspetitionnement, waarbij met ongelooflijke snelheid meer dan een half millioen handteekeningen werden bijeengebracht, had evenmin resultaat. Wij citeeren hier Prof. van der Vlugt, die in zijne brochure ‘Voor Finland’ (1898) van deze beweging een treffend relaas geeft.
‘Het manifest van 15 Februari was nauwelijks openbaar gemaakt van wege den Senaat, daar begon te Helsingfors een kringetje van twaalf het werk der voorbereiding. Drie uit dien kring belastten zich met het inzamelen van geld tot dekking der te maken kosten; zij brachten binnen twee dagen in giften en toezeggingen eene som bijeen, gelijkstaande met bijna twee en eene halve ton gouds naar Nederlandsche berekening. Daar men op post noch telegraaf staat kon maken, moest men zonder die beide zich helpen. In een oogwenk had men tweehonderd vrijwilligers beschikbaar om afschriften te maken van het ontwerpadres met eene toelichtende inleiding; hun werk was pas afgedaan, of driehonderd stonden weer klaar om die afschriften in persoon te gaan verspreiden door het land. Den 5den Maart werden, aan alle hoeken des groot-hertogdoms te gelijk, de eerste samenkomsten gehouden, om op te wekken tot onderteekening. De weerklank was even hartstochtelijk als eenparig; vele ouden van dagen leerden nog hun naam schrijven, om toch maar mee te kunnen doen. Een der boden, die vreesde zich wat te hebben verlaat, doorliep in 18 uur den afstand van honderd mijlen tusschen twee dorpen, binnen den poolcirkel gelegen; in het noordelijkste dier beide (Kittila) gaven nog van de wijd uitgespreide bevolking zeventig aan de noodiging tot eene samenkomst gehoor. Alleen te Helsingfors, waar onder de oogen van generaal Bobricov eene vergadering onraadzaam werd gekeurd, verwierf des ondanks het adres nog 34.000 namen. Op de ternauwernood toegankelijke visscherseilanden ten oosten en ten westen der stad werden er duizend verzameld. Zoo was in tien dagen het eindcijfer van 523.931 bereikt.
De afgevaardigden, die het verzoekschrift overbrachten naar Petersburg, werden - men weet het - door den tsaar niet ontvangen.’
Groot was de teleurstelling van het eenvoudige goedhartige Finsche volk. Het vertrouwen in den tsaar-groothertog ging door den hevigen schok voorgoed verloren; de Finsche kwestie was op eenmaal in een accuut stadium gekomen.
Het jaar 1899 beteekent dan ook een keerpunt in de loyale gevoelens van het Finsche volk. De krenking, welke deze toenmaals ondergingen, bereidden in breede kringen in Finland den weg voor een werkelijk separatistische gedachtenrichting.
| |
| |
| |
III.
De gang van zaken in Finland was intusschen in het buitenland meer en meer de aandacht gaan trekken. Het onrecht aan het Finsche volk aangedaan leidde tot eene internationale protestbeweging, die in het z.g. ‘cultuuradres’ hare bekroning vond.
Dit tot den tsaar gericht adres, door meer dan duizend mannen van naam uit geheel West-Europa geteekend, kwam in klemmende bewoordingen voor het goed recht van Finland en zijne zelfstandigheid op.
Een zestal warme vrienden van Finland reisde in Juni 1899 naar Petersburg, teneinde het stuk persoonlijk aan den tsaargroothertog aan te bieden. Het waren Trarieux, de Fransche senator, Nordenskiöld, de bekende poolreiziger, Emilie Brussa, hoogleeraar te Turijn, Brögger, een Noorsche geoloog, Norman Hansen, een Deensch geleerde, en de Leidsche hoogleeraar Prof. van der Vlugt. De deputatie werd door den tsaar niet in gehoor ontvangen. Het gold hier een Russische aangegelegenheid, zoo heette het, waarin geen vreemde inmenging kon worden geduld. De houding van den tsaar was hiermede voor de rechtbank der publieke opinie van beschaafd Europa geoordeeld.
Voor de Finnen volgde nu een lange reeks van jaren van moeizaam verzet tegen de overweldigende overmacht. Weliswaar bleef als gevolg van de ontstane agitatie de militaire kwestie voorloopig rusten, maar reeds spoedig volgden nieuwe maatregelen, die geen twijfel lieten, dat men te St. Petersburg vast besloten was, Finland als autonomen staat ten onder te brengen.
Nog in 1899 volgde de benoeming van den Rus von Plehwe tot staatssecretaris voor Finland, eene benoeming in flagranten strijd met het bovenaangehaalde organieke voorschrift, krachtens hetwelk ook voor dit ambt uitsluitend Finnen benoembaar waren. Nog geen jaar later, in Juni 1900, werd voorts het Russisch aan de Finsche ambtelijke bureaux opgedrongen, een maatregel, welks beteekenis men beseft met het feit voor oogen, dat van de drie millioen Finnen nauwlijks 8000 het Russisch tot moedertaal hadden. Russisch was in Finland, gelijk nog op dit oogenblik, een volslagen vreemde taal, waarmede men nergens terecht kon. De dagbladen, die waagden hiertegen te protesteeren, werden door den gouverneur-generaal geschorst.
Meer en meer steeg de spanning onder de bevolking. Erger nog werd het, toen men in 1901 van Russische zijde op de militaire kwestie terug kwam en een regeling doorzette, die onder schending van de nationale rechten der Finnen het Finsche leger geheel met het Russische samensmolt en o.m. de bepaling inhield, dat de Finsche miliciens bij de Russische troepenafdeelingen (ook buiten het vaderland) konden worden ingelijfd. Een lijdelijk verzet in vrijwel alle deelen van Rusland was het ant- | |
| |
woord der lang getergde bevolking; de Finsche boeren weigerden de keuring, de recruten gaven geen gevolg aan de oproeping onder de wapenen (1901). Bestraffing was gezien het groote aantal der nalatigen onmogelijk.
De Finsche ambtenaren, die weigerden aan de onwettige maatregelen uitvoering te geven, werden in grooten getale door den gouverneur-generaal, die inmiddels door den tsaar met dictatoriale macht was bekleed, uit hunne bediening ontzet. De Russische gendarmerie, die in Finland rechtens niet de minste bevoegdheid bezat, verleende ijverig hand- en spandiensten; tal van Finnen uit de voornaamste kringen des lands, die in de nationale beweging de leiding hadden, werden gedeporteerd.
Psychologisch verklaarbaar, hoewel niet te verontschuldigen, kwam het in Juni 1904 tot een crisis; op den zestienden dier maand werd Bobrikoff, de gouverneur-generaal, door een ambtenaar, Eugen Schauman, met een pistoolschot om het leven gebracht.
De nieuwe gouverneur Obolensky ging voor wat zachtzinniger door; zijn optreden gaf dan ook aanvankelijk eenige verademing. Daarbij kwamen in 1905 tijdens den oorlog met Japan de binnenlandsche woelingen in Rusland, die het tsaristisch regime met schrik vervulden. Bij het z.g. November-manifest van dit jaar trok de tsaar de onwettige maatregelen der vorige jaren mede onder indruk van de algemeene staking in Finland zonder meer in. Ingrijpende hervormingen in vrijzinnigen geest werden aan het Finsche volk in het uitzicht gesteld. De Finsche kwestie had hiermede hare eerste stadium doorloopen.
De tsaar vermocht niet zich van zijn beloften af te maken: in 1906 kwam in Finland een herziening van het kiesrecht tot stand, zoo radicaal als toenmaals in Europa nauwelijks mogelijk zou zijn geacht. Het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, evenredige vertegenwoordiging volgens het lijstenstelsel, het waren alles factoren, die de democratiseering van den Finschen staat in een oogwenk voltrokken. Nagenoeg veertig procent van de zetels in de volksvertegenwoordiging werden aanstonds onder het nieuwe systeem door de sociaal-democraten bezet.
De reactie bleef begrijpelijkerwijze niet uit: al heel spoedig nam de Russische nationalistische pers weer als voorheen een dreigende houding aan. Stolypin, in 1906 in Rusland als minister-president opgetreden, had de russificatie van Finland als een voornaam punt op zijn regeeringsprogram staan; in generaal Seyn, den nieuwen gouverneur-generaal, vond hij voor de uitvoering zijner plannen een gewillig werktuig. Zoo trad dan het Finsche vraagstuk eene nieuwe phase in. Andermaal vormde de militaire kwestie het uitgangspunt. De raadslieden van den tsaar door ervaring geleerd, begrepen, dat het een hopelooze zaak was, te pogen de Russische legerwetgeving zonder meer ook op
| |
| |
Finland toepasselijk te maken. Daarom werd in October 1909 bepaald, dat Finland wegens het vervallen van den persoonlijken dienstplicht per jaar een op den duur tot twintig millioen Finsche marken stijgende afkoopsom in de schatkist van het tsarenrijk zou hebben te storten. Daar dit voorschrift op onwettige wijze - l'histoire se répète - tot stand kwam, weigerde de Finsche Landdag het te erkennen. De gelden werden niettemin aan de Finsche openbare middelen onttrokken en buiten den Landdag om ter beschikking van de Russische autoriteiten gesteld.
Ook van een anderen hoek uit was intusschen de aanval beproefd: de rechtsverhoudingen tusschen Finland en Rusland werden opnieuw in het geding gebracht. Een eerste poging in deze richting was een in 1908 uitgevaardigd voorschrift, krachtens hetwelk de Finsche zaken niet rechtstreeks - gelijk tot nu toe op grond van de bestaande organieke bepalingen terecht het geval was geweest - door den secretaris van staat voor Finsche zaken aan den tsaar-groothertog werden voorgedragen, maar door tusschenkomst van den Russischen ministerraad. Alle intern-Finsche zaken gingen op deze wijze in het vervolg door vreemde handen, een oogmerk dat eveneens voorzat bij de regeling van de behartiging der gemeenschappelijk Finsch-Russische zaken, een kwestie, die in 1909 aan het oordeel eener gemengd Russisch-Finsche commissie werd onderworpen. Overeenstemming werd in deze commissie, zooals te verwachten is, niet bereikt.
Stoylpin maakte in 1910 een desbetreffend wetsontwerp bij de Doema aanhangig. Een groot aantal zaken werden daarbij aan de Finsche wetgeving onttrokken en zouden voortaan uitsluitend door de Russische autoriteiten worden beslist. Wij noemen er slechts enkele: Finlands aandeel in de uitgaven van het Russische Rijk, de militaire verplichtingen der Finnen, het gebruik der Russische taal in Finland, de organisatie der rechterlijke macht en van het onderwijs in Finland, de tarief- en muntwetgeving, enz. De Finsche Landdag zou inzake genoemde aangelegenheden nog slechts van advies mogen dienen en mocht vier afgevaardigden voor de Doema (442 leden tellende) aanwijzen en voorts twee in den Rijksraad.
De protesten van Finsche zijde tegen deze regeling bleven niet uit. Ook in het buitenland trok men zich het lot van Finland wederom aan. Het mocht evenwel alles niet baten. De Doema nam het voorstel aan, door een der leden als ‘Finis Finlandiae’ gekenschetst.
De geweldenarijen tegen de vaderlandslievende Finnen namen opnieuw hand over hand toe en verkregen afmetingen, die al wat tijdens de vorige periode in dit opzicht gepresteerd was, ten eenenmale in de schaduw stelden. Daartegenover ontbrak de mogelijkheid tot daadwerkelijk verzet; het Finsche volk
| |
| |
scheen welhaast ten doode opgeschreven. Slechts het onwankelbaar vertrouwen in het goed recht der eigen zaak was het, die het nog staande hield. Hulp van buiten scheen uitgesloten, de kans op een gunstige wending gering.
| |
IV.
Zoo ongeveer was de toestand in Finland in 1914. Troosteloos ving ook dit jaar voor de Finnen aan, toen plotseling de Augustus-gebeurtenissen de Finsche kwestie in een nieuw, ditmaal een beslissend stadium brachten. Een smartelijk verleden kwam betrekkelijk plotseling tot afsluiting: nog enkele rukken en Finland was van het wankelende Russische wereldrijk vrij.
Aanvankelijk, in de eerste maanden van den oorlog, viel in Finland nog niets van een kentering waar te nemen. Integendeel gaf de staat van beleg, die tengevolge van de algemeene gisting weldra in alle deelen van het tsarenrijk werd afgekondigd, aan de Russische overheersching in Finland een welkome gelegenheid tot verscherpt optreden.
In 1914, terzelfdertijd dat aan Polen zelfbestuur in het uitzicht gesteld werd, bekrachtigde de tsaar een nieuw program voor de russificatie van Finland. Svinhufvud, de gewezen voorzitter van den Landdag, in Finland een zeer bekende en beminde figuur, werd naar Siberië verbannen, een daad van grove willekeur, die niet geringe opschudding verwekte.
Intusschen kwam de Finsche academische jeugd gedruischloos in beweging. In afwijking van de oudere generatie, die niet aanstonds daadwerkelijk durfde optreden, rijpte in studentenkringen het besluit tot gewapend verzet. De jagersbeweging, een der schoonste momenten uit de worsteling der Finnen, greep - door de Russische politie en hare spionnen onverklaarbaar genoeg, geruimen tijd onopgemerkt - in stilte met groote snelheid om zich heen. Ongemerkt bijna weken deze jonge mannen, weldra gevolgd door jongelui van gelijken leeftijd uit alle andere klassen der bevolking, boeren en arbeiders niet te vergeten, naar het buitenland uit om zich in den wapenhandel te oefenen, teneinde straks, wanneer het beslissend uur geslagen zou zijn, met het geweer in de hand de Russische verdrukkers over de grenzen te drijven.
Zweden en Denemarken wenschten geen steun te verleenen; zoo kwam men dan in verbinding met Duitschland, waar men de jonge Finnen niet dan na eenige aarzeling in Holstein bijeenbracht en hun een militaire opleiding gaf. Zoo kon in Augustus 1915 uit hen een Pruisisch jagerbataillon worden geformeerd, geen avonturiersbende, doch een schare vastberaden jonge mannen, die voor de onafhankelijkheid van hun geteisterd vaderland hun leven wenschten te wagen. Door dienst aan het oostfront werden zij met de strijdwijze der Russen vertrouwd.
| |
| |
Tegen het einde van 1915 kreeg de Russische gendarmerie van de Jagersbeweging lucht: verscheidene Finnen, die van de in Finland wijdvertakte organisatie deel uitmaakten, werden gevat en in de Petersburgsche gevangenissen opgeborgen. Ook ouders, wier zonen als ‘jagers’ hadden dienst genomen, werden in grooten getale gevankelijk naar Rusland gevoerd. De organisatie zelf en haar raderwerk kwamen de Russen merkwaardig genoeg niet op het spoor: heel het Finsche volk was stilzwijgend met de Jagersbeweging solidair.
Maart 1917 bracht aan het verbaasde Europa de Russische revolutie. Het voorloopig bewind onder vorst Lwoff erkende gereedelijk Findlands autonomie; de Finnen, die in Russische gevangenschap zuchtten, werden bevrijd, Svinhufvud keerde onder geweldig enthousiasme naar Helsingfors terug. Finland herademde, zij het ook slechts voor korten tijd. De Russische bezettingstroepen, die nog steeds in het land verblijf hielden, demoraliseerden namelijk dagelijks meer en leverden, waar zij zich veelal met de twijfelachtigste elementen der bevolking in anarchistische geestesverwantschap verbroederden, een voortdurend gevaar op. De soldatesque werd van uit Rusland krachtig gesteund en maakte zich langzaam aan gereed om de Finsche samenleving naar het voorbeeld der partijgenooten in Rusland te gronde te richten. Diegenen onder de leiders van het Finsche volk, die van meening waren, dat een algeheele afscheiding van Rusland en niet slechts de erkenning als autonoom onderdeel van het Russische rijk voor Finland noodig waren, werden zoodoende door de feiten in het gelijk gesteld. Daartoe was de verdrijving van de revolutionaire Russische troepen een eerste vereischte. Met groote omzichtigheid begonnen de Finnen zich in 1917 daarop voor te bereiden: talrijke sportvereenigingen en vrijwillige brandweerbrigades ten platten lande zoowel als in de steden, ofschoon in de laatste met het oog op de aanwezigheid van de Russen en de met hen gemeene zaak makende roode elementen steeds in stilte moest worden geoefend, vormden mede onder leiding van daartoe gerepatrieerde ‘jagers’ een over het geheele land vertakte organisatie.
De verkiezingen voor den landdag, in October 1917 gehouden, vielen ten gunste ten gunste van de burgerlijke partijen uit; begin November daaropvolgende kwamen in Rusland Lenin en Trotski aan het bewind, alles feiten, die de binnenlandsche spanning in Finland hand over hand deden toenemen. Svinhufvud, die toen onder deze omstandigheden de Landdag voorloopig het hoogste gezag in handen nam, als chef der regeering werd aangewezen, zag zich voor een zware taak geplaatst. Doortastend en vastberaden, bleek hij de rechte man op de rechte plaats te zijn; op 6 December 1917 zette hij de onafhankelijkheidsverklaring der Finsche republiek door, daarbij door alle politieke partijen, de sociaal-democraten inbegrepen, onder- | |
| |
steund. Begin Januari 1918 werd de jeugdige republiek door Zweden, Duitschland en Frankrijk de jure erkend, daarbij al spoedig door de voornaamste overige staten van Europa gevolgd.
Gelijk wij zeiden, stonden echter nog moeilijke dagen te wachten: de Finsche vrijheidsoorlog was noodig om het land te zuiveren van het uit Rusland uit gesteund en aangemoedigd revolutionnair bolsjewisme, een burgeroorlog, die bloed en tranen zou kosten.
In Januari 1918 luidden roode arbeiders en soldaten hunne revolutie in. Het ‘witte’ Finland kwam aanstonds tegen het roode in het geweer. De Finsche Generaal baron Mannerheim, kort te voren terugggekeerd uit Rusland, waar hij tijdens den oorlog in het leger een leidende functie had vervuld, werd door Svinhufvud tot opperbevelhebber van het ‘witte’ leger berend gevaar op. De soldatesque werd van Rusland uit krachtig noemd. Met de bijzonderheden van den bloedigen moeizamen strijd, die volgde, zullen wij onze lezers niet vermoeien. Reeds in April was de hoofdmacht der rooden mede met hulp van uit Zweden toegesnelde vrijwilligers gebroken en Tampere (Tammerfors), een belangrijk industrie-centrum, het Finsche Manchester, genomen. Ongeveer tezelfder tijd was te Hangö een Duitsche hulpexpeditie geland, met welker steun de Finsche jagers en witte garden het oproer dempten. In Mei 1918 werd baron Mannerheim onder daverend gejubel te Helsingfors ontvangen: de strijd was dank zij het eenstemmig optreden van volk en overheid tot een goed einde gebracht.
De regeling van 's lands staatsinrichting was thans nog slechts een kwestie van enkele maanden: Finland kreeg den staatsvorm eener republiek. De in Mei 1919 voor het eerst gekozen Rijksdag benoemde in Juli 1919 tot president der republiek K.J. Stahlberg, een man, die tijdens de Russische overheersching zich in een jarenlange loopbaan als abtenaar, hoogleeraar in het administratief recht en lid van de rechterlijke macht als een bekwaam en overtuigd vaderlander had doen kennen.
De in 1920 tot stand gekomen vrede van Dorpat beëindigde ten slotte den oorlog met Rusland: de Finsche kwestie was opgelost; de taaie volharding van het Finsche volk had het eindelijk zijn doel doen bereiken: een onafhankelijk Finland.
Als een voorpost tegen het bolsjewisme, met een volkskarakter en een verleden die tegen bolsjewistische infectie de beste waarborgen bieden, ligt thans aan Zwedens oostgrens de jeugdige Finsche republiek, de nationale staat van een volk, dat zich in een jarenlange dapper volgehouden strijd zijn onafhankelijkheid ten volle waardig betoonde.
* * *
De Finsche republiek heeft nog eene historische taak te vervullen, een taak, die zij aanstonds met kracht heeft aangevat.
| |
| |
Wij denken hier aan Oost-Karelië. Wie Finlands naar Rusland gekeerde oostgrens overschrijdt, merkt aanvankelijk geen verschil in taal op: hier wonen de dappere Oost-Kareliërs, de naaste stamverwanten der Finnen, èn door hun verleden èn door hun taal en afkomst tot Finland behoorend. Geen wonder dan ook, dat de Finnen geen onbewogen toeschouwers konden blijven, toen het Sovjet-bewind de eenvoudige goedhartige bevolking van Oost-Karelië tot wanhoop bracht. Het is bekend, dat de diplomatieke stappen door Finland in het belang van Oost-Karelië ondernomen, nog niet tot definitieve resultaten hebben geleid. De Volkenbond houdt zich nog steeds met de zaak bezig: het feit, dat de Sovjet-regeering zich nu eenmaal niet tot naleving van bij tractaat gegeven plechtige geloften gebonden acht, is de oorzaak, dat het Oost-Karelische vraagstuk nog niet tot oplossing kwam.
Arne Sohlman.
|
|