Het gaat ook niet op de schrijvers te groepeeren tot een kring van vrienden die op geregelden tijd bijeen komen om wat te praten of een fuifje te houden. Daar zijn de tijden in Vlaanderen toch te ernstig om geworden. Daar kunnen overigens de Vlaamsche clubs voor zorgen die te Brussel en te Antwerpen reeds werden opgericht en nog elders zullen in 't leven worden geroepen.
Er moet wat anders op gevonden worden en nu dat het werk der herinrichting en uitbreiding der Vereeniging zoo krachtig werd in hand genomen dient er ook eens onderzocht wat wij onder het woord letterkundige verstaan, wat zijn plaats is of zijn rang in de huidige maatschappij en vooral wat zijn plaats is in het huidige Vlaanderen.
In de orde der zuivere gedachte, en mits alle persoonlijke bescheidenheid, kan er gerust gezegd worden dat de letterkundigen in een land het hoogste vertegenwoordigen van wat daar bestaat. Het is niet wat men gewoonlijk daarvoor aanziet en door uiterlijke praal of eerbewijzen door eenvoudige menschen daarvoor aanzien kan worden: het parlement of de raad der Kroon die wisselen met de schommelingen der partijen en dikwijls toevallig, in groot-menschelijken zin gesproken, uit zeer vage individuën zijn samengesteld; noch de generale staf van een leger, noch het opperste gerecht die tijdelijk zeer veranderlijke strategieën of wetten toepassen. Het zijn niet de handelslui of de technici, hoe groot ook de kapitalen zijn die zij weten te draineeren, hoe menigvuldig ook de verbeteringen zijn die zij in de praktische levensinrichting van het individu of van de gemeenschap weten in te voeren. Het is ook niet de loutere wetenschap waarvan de bevindingen slechts menschelijke waarde krijgen door de toepassing bij stoffelijke noodwendigheden. Het is zelfs niet de kunst in den meer plastischen zin die wanneer zij niet rechtstreeks inwerkt op het gevoel en de verbeelding, ook de meer praktische doeleinden van het leven dient.
De letterkundige in de ruimst mogelijke beteekenis van het woord staat daarboven. Hij is het denkend bestanddeel, het intellect van een volk, zijn stuwende kracht naar grooter en ruimer ontwikkeling op alle gebied. Niet alleen de dichter, de romancier, de novellist, de dramaturg, de essayist, maar al wie gezegend met de gave van het woord, in schoonen vorm, gedachten uitdrukt, beschouwingen meedeelt, over welk onderwerp ook, door middel van het boek, het tijdschrift of het dagblad moeten letterkundigen genoemd worden. De staatsman, de legeraanvoerder, de mathematicus, de wijsgeer kunnen het worden. De schrifturen van Xenophon, Julius Caesar of Napoleon behooren tot de letterkunde, zoowel als de pleidooien van Demosthenes of Cicero; Plato is een dichter evenals Dante, Shakespeare of Vondel; Henri Poincaré, Bergson, Jacques Maritain