| |
| |
| |
Gedrang
Bedrijf III.
Vroegmorgen. De achtergrond wordt gevormd door een bouwvallige huizenrij die spievormig naar het achterplan toespitst, en er een binnenplaats vormt. In deze inham een madonabeeld met offerlicht. Vooraan een brasero die danteske gloed uitstraalt en wiens vurige tongen de tonelen die er zich omheen ontrollen rauw aflikken. De kleurwerping geschiedt vandaar uit in harmonie met de gemoedswerking der omstaanders. De kleurskala van de brasero loopt over groen-purper-rood-geel-blauw. Twee havelozen staan in lompen bezijden het vuur.
(genoegelik):
Lekker
(de brasero smeult lichtrood).
Met zo'n ijsgang. Hehehehe
(vrijft zich de handen).
(toonloos):
Wie weet hoevelen liggen morgen doodgevroren?
Niet an denken kameraad. Vroeg of laat komt toch de man met de zeis. Voorlopig heb je toch nog onderdak.
Jawel, door mijn zoldering zie je de sterren. Van gister avend ben ik op de dool. Het nachtasyl was overvol. Mijn dochtertje kwam er gister met scrofula vandaan.
Hoop doet leven kameraad.
Van de hele week heb ik haast niks onder de tand gehad. Deze nacht heb ik wat rondgezworven in het rijkeluiskwartier. In de vuilbak vin je soms een been of zo wat. Maar vannacht, niks. De hond gaat voor.
Wat kan je nou nog doen met wat je verdient? Verdorven blikjes vlees kopen, en voor een ton heb je amper vijf pond.
Ja de schimmel zit ferm op je roggemik. Da's niks kameraad dan heeft ie toch het uitzicht van wittebrood.
't Wordt tijd dat dat ie weer 'ns verschijnt.
We hebben kasseien genoeg. Hij mag er gerust broden van maken.
| |
| |
Bidden gaat niet meer. Als ik vrouw met d'er kwaje hoest hoor krochen en me dochtertje d'er uitgevreten gezichtje zie, en dan die vuile gasthuisgeur in huis, kameraad, dan komt me de krop in de strot.
Kom kameraad. We maken een harde tijd door. Maar onze pezen zijn nog stevig. Dat rafel je maar zo niet uit als een touwtje. Een stuk of wat bittertjes en alles loopt weer gesmeerd. Wij dompelaars waren te lang willoze werktuigen in de hand der machtigen. Ja zo zeit de krant het. Maar 't kan verkeren. De strijd tegen het kapitaal is ontbrand op heel de lijn. Op de meeste fabrieken wappert reeds de rode vlag
(de brasero vlamt even op).
De bouwvallige burcht van het oud regiem wordt gestormd.
Eens onze leer verwezenlikt vallen de gebraden duifjes in je mond. Heus, zo maar. Nou dat doet je watertanden hé?
Zeg liever ik wil geld verdienen.
(Een man komt gezwind van links en wil doorstappen).
Ach, daar is juist onze bondssekretaris. Hé kameraad.
En de revolutie kameraed?
Wat minder familjair vriend. Ik ben sekretaris benoemd bij de landraad. Let op de titels alsjeblieft. Afstand houden. Je zou wat meer van de revolutie weten als je haar had meegemaakt, inplaats van je handen te warmen. De revolutie is ons werk. Ik ben nog hees van 't bevelen geven. Het bewind is omgeworpen
(hevige straal in brasero, helrood).
Vivat vivat kameraad. Je hand daarop
(werktuigelik reikt de man zijn hand)
. Zo? Draag jij handschoenen? En wat een mooie bouffante zeg. Dat had je toch nooit gedacht hé toen we saam erts losten aan het binnendok?
Laat rusten alsjeblieft. Je hoeft nou niet meer aan het verleden te denken. Kijk naar de toekomst. Maar wat klets ik met jou. Je bent maar goed om te pruimen. Sukkelaars van jouw soort komen nooit vooruit, nooit omhoog. Daar zit geen fut in. Dag
(rechts exit).
(wil erop los gaan):
Nooit vooruit. Hé dappere, kom nog 'ns goeie dag zeggen. Zo'n smeerlap. Waar is de tijd toen hij haast krepeerde. Dan kwam ie platte broodjes bakken m koekendeeg los te maken. Nou is meneer er bovenop, draagt een hooge boord en een hoed met een gleufje erin. Zo'n tafelspringer.
Van onze denkbeelden zal niet veel terecht-
| |
| |
komen kameraad. We zijn maar trekpaarden in 't gareel. De vracht die we meeslepen is ons alleen bekend door haar centenaarsgewicht. Van tijd tot tijd komt er een nieuwe ploegbaas. Maar als wij willen omkijken knalt de zweep.
Maar nu krijgen we haver.
(troosteloos):
En we blijven in de stal.
(Klokkenklank ver. Vaag ingetogen stemmengeroezemoes. Van links havelozen en wetschenders op, murmelend. Zij scharen zich in halfrond omheen de brasero).
| |
Tafereel II.
De Menigte - Gunnar - Ottokar.
Het schroot..... het schroot..... dood.....
(Twee baardragers. Op de baar Miriam gevolgd door Gunnar diepdroef ondersteund door Ottokar. Zij stellen de baar achter brasero. Brasero purper.)
(geknield achter de baar aangezicht naar 't publiek):
De Heer heeft haar gehaald.
In de woeling was het roer gericht
maar leliën sneeuwden uit die rode regen op haar aangezicht.
Toen streek een vreemde vogel getroffen in haar wimpers neer
en als zijn wiekslag loomviel vlood zij naar de Heer.
Zij droeg het heilig hart op de rechte plaats
daarom trof een dwaalkogel er dodelik doel.
Haar was het woord vlees geworden. Warm bloed ging de hartwond ontleken
dit hart begenadigd boven ons tot een toverteken.
Aartsengelen begeleid haar uitvaart bij de sponde
dat haar verscheiden vrijkoopt aller godvergeten wonde
en geen boos blad verdwarrelt op haar graf.
(zonder melo, maar diep verschrikt):
Het schroot.... dood....
(De berriedragers af, rechts: het dodenhuis.)
Vuur.....
(Helrode gloed, die bij het volgend toneel links schril geel omslaat.)
Een tarwebrood. Wat heb je te bieden?
Drie sigaren en een ons suiker.
Zei je nou nog een sigaar en drie ons suiker.
Wat zou je me uitlachen na z'on mooi geschenk. Drie
| |
| |
sigaren. Ik vraag het je: drie sigaren. Meen je soms dat ik me 't brood uit de mond spaar om het in rook te doen opgaan.
Sla nou toe. Ik heb een zieke vrouw.
Kan je makkelik beweren. God zal me liefhebben: ieder heit z'n zorg. 't Is me volle rantsoen. Nou, doe er nog een ons suiker bij.
Als ik je nou zweer. Pingel nou zo niet.
Breek het brood in deemoed bij de vesperlamp.
Dat zeit toch de goeie God.
Wat de goeie God zeit mot ie zelf weten. 't Is meer dan een goedheid dat ik jou het brood presenteer. Ik kom het toch net zo goed zelf opeten. Nou wat heb je te bieden? Ik ben zelf reeds zo ondervoed. Als ik het an de man breng is het om wat te vergaren. Wat ik me nou ontzeg blijft voor later weggelegd. Appeltje voor de dorst. Je kunt nooit weten. Toe, twee sigaren meer en het brood is voor jou.
De Bastille viel. Maar je zielskommunie lijkt wonderwel op de vulgairste ruilhandel. Ik zei je toch, deze wereld is gebouwd op egoïsm, dierlik zelfbehoud. Bind sandalen aan en ga midden de scharen. Voltrek de loutering der menselike pens.
Loop heen, ben je nou een eerlik man of een bedelaar?
(Beiden in krakeel links exit.)
(smartelik met gestrekte handen naar brasero):
Vuur......
| |
Tafereel III.
2 Minnaars - de Vrouw - Schabletter.
We slaan ons beiden om een vrouw.
(met geslepen raffinement):
Dat ik een twistappel zijn moet tussen jullie bei.
Een appel murw vol maden ben je....
Waar je toch graag zou in bijten wat?
Je hebt ons beiden dol gemaakt. Er moet een eind aan komen. Uit met je hekserij.
Dat ik voor een roes der zinnen heel mijn leven vernietig. En hoe ik er tegen opworstel. Je ogen, je haar, je welig vlees... God.
Physiologies ongemak, mijn waarde. Je bent maar een dromer. Kom, laat ons fair uitspelen. Hier is mijn laatste zilverstuk. Van moeder zaliger. Kop of munt.
| |
| |
Nee, ik ben bijgelovig. Die nagedachtenis zou je kunnen gunstig zijn. Laat ons dobbelen. Hier zijn de stenen. Het toeval zal uitwijzen.
Als het zich niet in noodlot verkleedt.
(Bij dit gesprek neuriet de vrouw luchtig.)
Nou daar dan... Opworp.
(De stenen vallen. Hij kijkt toe en telt)
. Een en zes: zeven.
(met wilde hoop):
Daar gaat ie.
(Kijkt na en telt)
. Drie en vier: zeven... Kan geen van beiden dan geluk genieten, zonder dat het boos beeld van de andere het overschaduwt?
Onze wegen liggen kruiseling....
Laat ons dan vechten om het meesterschap.
(Ze meten mekaar en vechten. Rondom troppelt volk.)
Wat is hier an de hand? Kontrarevolutionnairen? Een relletje? Nou zeg 'ns kerels, waarom deel jullie meppen uit op deze dag van hooggetij? 'k Zou me schamen. Mekaar zo toetakelen. Jullie bent toch geen beesten?
't Is een simpele boksdemonstratie. Training.
O excuseer mijn stoornis. De nobele kunst van zelfverdediging. Ga uw gang.
(Beiden vechten verwoed door).
Ze hebben beslist slag. Jongens wat een swing. Zo'n raaktreffer. Z'n kinnebak is warempel half ontvricht. Athleties zo'n kamp. Buitengewoon. Zeg maat, wil ik de spons werpen?
(2e Man wankelt en tuimelt). (Schabletter telt tot 10.)
Even voorstellen: het Gezag.
Hij was mijn vriend, zolang, zolang. En trouw. Dat ik hem zo moet neerslaan.
(Tot Vrouw)
Nou behoor je mij.
Momentje cavalier. Ik heb toch ook mijn zeg. Meen je soms dat ik me geef aan iedereen. Zo maar?
't Wou wat, me zoen. En daarom denk je favori te zijn? Om een zoen. Maar je vriend heeft me net zo goed gezoend. Zo'n flirt in volle veld. Ik ben misschien kwistig met me zoenen, maar me fatsoen.
Verboden doorgang.
(Stelt zich in postuur met z'n rotting.)
Juist, en loopt uit op een plakkage.
Stoot me niet van je weg. Zie. Ik werp me voor je voeten.
Je mag gerust m'n voeten kussen. Niets meer. Ook niets minder. Jullie waart prettig amusement voor me. Speelgoed dat je breekt, achteloos, als het je verveelt.
| |
| |
Maar kijk, je hebt het zelf kapotgeslagen.
Wat ben je mooi in je toorn. Bonsoir
(met heldere schaterlach af).
De vrouw wil haar wangen voor perziken verkopen.
(tot 2e Minnaar):
Kom ik zal een noodverband leggen.
Miriam, mijn gewijde bruid, wier beeltenis alle begeerte puurt tot adoratie, sterk mij, dat ik redder wordt dier droeve dolaars uit het Sodomspel.
(sarkasties):
Daniël bij de leeuwen. Driftendressuur.
In de allerhogen licht uw lach me voor. En de zinking mijner handen strekke hooggeheven tot uw trans, mijn toeverlaat. Dat golvingen van goedheid aanslaan uit het Eden en dat de wonderwind ze voert hierheen. Zo wordt de wereld hemelvoorhof.
Je stel een kiesprogram op, naar ik hoor.
(begeesterd, wazig):
Mijn credo.
De paradijspartij. De enige uitkomst voor dit verworden volk is een ijzeren arm met een fluwelen handschoen. Anders gezegd: autokratiese diktatuur. Vrijheid en bandeloosheid zijn voor de gemene man nauwverwant. De ware vrijheid is zelftucht, die kan zichzelf een toom aanleggen. Maar met de verwezenliking van het proletaries ideaal zou het mirakel gebeuren. Pax hominibus. De vogel bij de kat. Roerend.
Hij is tegen de vrede. Slaat hem dood.
(een haveloze reciteert. De gemoedswisselingen echter worden kollektief uitgedrukt):
Wend de kwalen van ons af Heer. Uw tempels hebben wij vertreden met de stap der veroveraars en onze hoonlach schond Uw heiligdom. Nu staan wij smekelingen, diep ontzet in Uw tormenten. Genade! Genade! Keer Uw hand en schouw haar wonde. Schouw de speerstoot in Uw flank. Goddelike kruisman, uit ons is de dienaar gegaan, die zei Uw wil geschiede. Aan Uwe tafelen treden wij na boos bedrijf. Weze dan uw stil gebod in wild getier en menig onzer heeft de zilverlingen afgesteld voor Iskarioth. Voed het vuur dat wij omdragen. En dat er hoog uit opslaan pinkstertongen.
(De brasero laait op. Elektriese drang naar het midden toe. De havelozen grijpen in de vlammen, maar deinzen achteruit).
Wee!! Het vuur verteert. Vuur is een warme weldaad die de hand verschroeit van wie haar vatten wil. Wie zijn leven werpt in deze haard en ongedeerd
| |
| |
herrijst is uitverkoren. As en dode sintels wachten het deemoeddiep gebaar der verworpelingen.
Sla ons Heer met blindheid, dat de wereldjammer wijkt voor ons geloken oog en Godenschemering van Uw heilrijk daagt.
| |
Tafereel IV.
De Menigte - Gunnar - Ottokar - Brilleman.
(links op):
Blauwe brillen.... Geen zwartkijkers hier? Spleenlijders, begrafenistronies, hypoconders? Probaat middel. Mijn blauwe bril op je neus en hemelskleur ligt over alle dingen uitgespreid. Lievevrouwtjesblauw. Roze brillen... Met mijn roze bril zie je de dorste distel als een oktoberroos. Geen liefhebbers? De waan waarmaken. Beroepsgeheim.
Wat vraag je daarvoor tollenaar?
Daar komt het opaan. Hij kent de prijs van de bril.
Vroeger liep ik als speleman met een bos heidekruid aan mijn gordel en mijn gelaat vol zonnebrons door de landouw. Maar op de jaarmarkt werd mijn adagio uitgevooisd. Bekoorde vrouwen volgden mij langs doornhagen in meibloei maar verwaten pachters joegen me met een gaffel van het erf. Toch in mijn schalmei was de trilnoot van de blauwe beek, de borreling der woudbronnen, het leeuwerikslied. Een nagalm klonk in de eroica der mannestemmen bij het groote offer voor de Zoendag. Toen is mijn zielspiegel stukgevallen, en nou slenter ik met mijn mars van kraam tot kraam en vent mijn waar. Twee penningen om even in deze zienbuis te kijken. Bij mij mot je wezen om in 't glas te kijken. Je komt even dronken vandaan als uit de taveerne. Spiegelglas verschilferd in alle schitteringen. Het verlegt zich tot een onbestendig mozaïek.
Laat kijken zeg
(zij kijken).
Jij, die de grijns op aller mond weer tot een glimlach mildert door je magies woord, ga met ons en menigten vallen u te voet.
Ik blijf in me schelp. Ziejewel. Vandaag werd een oude tyrannie gebroken, een juk afgeschud. Een nieuwe aera zet in. Ach, wat zal 't baten. Ik geloof niet
| |
| |
in stelsels. Met de wereldorde is het net als met een kous die je niet gestopt hebt. Deze morgen zag ik door me sok me grote teen goedag zeggen. Foei wat lelik zei ik tot mezelf. As ik 'm nou binnenst buiten keer dacht ik toen. Zo gezegd zo gedaan en as ik dan me sok averechts had angetrokken, kwam me grote teen even vriendelik goedag zeggen. Net zo gaat het met jullie stelsels. Het raderwerk wordt uit elkaar genomen en anders aangeschakeld. Het blijft defekt.
(vertwijfeld):
Wordt het dan nooit volmaakt?
(stil):
Zolang we de heilige olie derven in onze zwarte wagensmeer.
(luid)
Brillen! geen liefhebbers? blauwe roze brillen!!
In me tent heb ik nog een stel mooiere dingen. Een diorama van droombeelden die nooit in vervulling gaan, het bestofte gedenkboek van alle grote desillusies. Ach mijn soldenhuis zit vol rommelzo. Katalogus gratis. Dames en heren wie zijn tijd aangenaam wil slijten ga gerust mee. Toegang vrij.
(luider)
Brillen! blauwe roze brillen! Oogmeester gediplomeerd
(af met een zwerm havelozen die hem volgen).
(rond het vuur gebleven)
..... Vuur.....
(Jurist in toga op.)
| |
Tafereel V.
Gunnar - Ottokar - Havelozen - Jurist - Gigolo.
Als u loopt, kan u 'm inhalen. Is u bijziend misschien?
Was vrouw Themis niet in zijn gevolg?
Sedert deze morgen wordt ze vermist. Haar blinddoek lag afgeworpen en de balans vond ik terug bij een kleinhandelaar in krenten. Nou is die virago er als een dwaze maagd vandoor.
Men zegt dat de brilleman blinden tot zieners maakt.
O wee, als dat waar is zijn we verloren. Een gerecht dat ziet!! Maar dat is voor ons de nekslag, dat is onmenselik. Of zijn wij togadragers dan geen mensen?
(hartstochtelik):
De waarheid....
De waarheid is een galante dame. Je kan haar krijgen voor 't hoogste bod. Ei, daar heb je waarachtig dat schorremorrie. Dag Marius.
(tot de anderen)
Mijn kliënt.
| |
| |
Aan hem heb ik al mijn bevorderingen te danken. Ik deed mijn debuut als doodgewoon prodeopleiter. Maar opeens, met een simpel krantbericht werd mijn naam gevestigd. Dank zij hem: Sluipmoord bij het binnendok. Men verdacht mijn vereerde kliënt daar een nachtwaker koelbloedig gekeeld te hebben.
Maar uw kliënt is vrij. Zijn onschuld staat dus vast.
Nee hoor, mijn schorremorrie had die nachtwaker inderdaad ad patres gezonden en in het binnendok gesmeten op de koop toe. Men heeft hem terug op het droge gehaald met een hele garnaalkolonie in zijn broekzakken. Marius heeft mij zijn misdrijf beleden. Ja, wij zijn zowat de biechtvaders van de straffelingen. Maar het in mijn grootste trots, dat ik hem uit het verwarde net der wetteksten zonder kleerscheuren heb vrijgekregen. Dank zij mijn glansrijke bewijsvoering.
't Is niet om stroop aan zijn baard te strijken, maar hij is heus een talentvolle leugenaar.
Waarom bestaat de wet anders dan om haar te ontduiken? Dit heerschap hier, moet u weten, is het volmaaktste kriminaaltype van de afgelopen eeuw. Een genius voorwaar. De virtuoziteit van een gauwdief plus de bloeddorst van Borgia, echt rokambolesk. En de weten schap zal hem danken voor bewezen dienst, vooral omdat de edelste deugd drijfveer is van al zijn handelingen.
Inderdaad, deugd. Lijkt u dit vreemd bij zo'n rapalje? Is zelfverlochening soms tarra?
Ik ben niet gauw uit mijn lood geslagen, maar nou sta ik toch ietwat perpleks.
Ik zie, u is onze redewendingen en onze dialektiek niet gewoon. Nochtans, 't is de eenvoud zelf. Ieder misdrijf van mijn kliënt is een offer.
(met klem):
Ik zei: een offer. Kijk eens aan: wat doet een doorsneemens de wet eerbiedigen? De zelftucht der stoïcynen? Goedheid? Ach kom, malligheid, als wij de wet nakomen, is dat meestal uit vrees voor de straf. De wereld zit vol boeven in ceremoniekledij. Maar hier, mijn man, hij is ervan bewust dat zijn innerlikste wezen met een kwade gist vermengd is, de droesem van myriaden geslachten als vuil ferment op de bodem van zijn wezen. Als kriminaaltype is hij zeer beachtenswaard en wat meer is een unicum. Psychologies heeft hij geen voorgangers.
| |
| |
Zijn ziel is de doos van Pandora. Maar zijn offer is dat van een held: in volle bewustzijn van het boze, laat hij al zijn instinkten botvieren, elk impuls leeft hij uit, niet om de morele zelfvoldoening van zijn schelmerij, maar met het ideele oogmerk de mensheid te hebben voorgelicht als na hem een analoog geval zich voordoet. En voor dit eksperiment waagt hij offervaardig zijn hele leven. Aan het eind van iedere weg staat voor hem de cel, het tuchthuis, de galg. Toch, zijn zelfverloochening is hem heilig en hij kent maar één gebod: nooit versagen.
En ik zou gedogen dat iemand die zo het heil van de wetenschap behartigt zonder meer achter de tralieën kwam? Duizendmaal nee. Naar mijn beste vermogen zal ik hem tegen de rechtskundige sofismen verdedigen. Zo'n verre naneef van Nero, om zo te zeggen de vleesgeworden nalatenschap van eeuwenlange moordzucht. moet zijn experiment steeds hernieuwen. Zo kunnen de bevoegde vaklui aan de hand van dit speciaal geval een moreler richtsnoer opstellen voor latere menselike wetgevingen. De kennis moet tot in de diepste onderlagen van de menselike psyche doordringen. Het is geen klare wel die daar borrelt. Veeleer een zompige sloot. 't Is enkel door in de sloot te dompelen, dat je kan oordelen hoe haar droog te leggen, en niet door haar met een welkdanig zedelik ciment te overwelven.
Kijk eens aan wat een lyriese vlucht zijn pleidooi neemt.
Heren gezwoornen. Wij kunnen geen sankties treffen tegen dit misdrijf als wij de grond niet kennen waardoor het werd ingegeven. Dit geval is wellicht een precedent voor soortgelijke abnormaliteiten na ons. In onze geestelike erfenis moet beschreven staan, hoe ons nageslacht dergelijke buitensporigheden moet tuchtigen. Daarom wens ik grondig wetenschappelik onderzoek en vrijheid van handelen voor het kriminaaltype. Krijgt hij levenslang dan vertroebelen wij het psychologies doorzicht, dan beroven wij de kennis van kostbaar materiaal. Heeren gezwoornen het openbaar ministerie is komen aanzetten met een sentimenteel argument. De vermoorde. Het was een vent van niks, een nietsnut, ja, je mag geen doden beschimpen, maar heus, de dood is voor hem een verlossing geweest. Een weldaad. Zijn vermogens stonden onder zero. Een onwerkzame factor in deze samenleving, kan enkel de bloei van deze samenleving remmen. Daarom wens ik mijn kliënt geluk dat hij deze factor heeft
| |
| |
uitgeschakeld. Daarbij, geen baatzucht heeft hem daartoe aangezet, want wat kon hij in Godsnaam uitrichten met gedroogde huiden en reuzel? Nee, mijn kliënt heeft gehoorzaamd aan een ingeboren instinkt. Dit instinkt is het aartssomber leidmotief van zijn leven. Laat ons trachten er de toonaard van op te sporen. Als wij die toonaard opvangen, dan zal de dirigent van het wereldorkest die later de maatstok opneemt de schrille wanklank niet meer horen die ons levenslied brak.
Heeren gezwoornen, raadpleegt uw geweten. U staat voor een grote tweesprong. Links het meewaren over een stakkerd die weliswaar tragies aan zijn eind kwam, maar die net zo goed had kunnen overreden worden, links een vergankelik leven dus, rechts de onvergankelike weldaden van kennis en wetenschap, de geestelike goederen die van alle tijden zijn. Heren gezwoornen: rechts houden!
Had ik nou handboeien aan ze schoten onder de kracht van zijn woord zeker los.
De jurist heeft gelijk. De kriminaalwetenschap heeft net zo goed bestaansrecht als de geneeskunde bijvoorbeeld. Daar is een lijkschouwing toch toegelaten. De kriminaalwetenschap is lang niet zo cyniek. Ze heeft geen snijmes nodig. En ze verplaatst de studie van objekt naar subjekt. Van dood naar leven. En in ons bestaan is het leven toch alles. Hoed af, heer jurist. Ik groet in u de pionier die de weg effent naar hoger.
Marius, geen nieuws onder de zon?
Juist, haar gigolo, haar souteneur, zoals nette lui dat heten. Nou de meid is de hoek om.
Ze heit met vuur gespeeld. Avenden rink an elkaar zat ze absinthe te zuipen bij die mees in de Casino. Ze heeft me dol gemaakt van jaloezie. Want ziet u, al ben ik een ploert en daar durf ik voor uitkomen, ik heb toch ook een hart.
Iets voor jou, Gunnar, die vent is vatbaar voor humanism. Onder de ruwe schors enz....
Gister kwam de slons bezopen thuis. Ransel hielp niet. Ze wou d'er smoel niet houwen. Dan kreeg ik weer een van die krizissen, waaraan u zich zo interesseert. Ik heb d'er gezoend, gebeten, mishandeld...
Ja, onnoembare feiten.....
En eindelik met haar twee blonde haarvlechten gewurgd.
Tip-top. Lustmoord. Morgen je portret in de krant.
| |
| |
Ik zal je bijstaan. Een sensatiezaak die een parel meer zal hechten aan mijn zegekroon. Marius, ik weet heus niet hoe je mijn erkentelikheid te betuigen!
Ditmaal geloof ik dat ik zal hangen.....
Altijd zo somber, vriend. Troost je, maar laat je nou dadelik arresteren!
Ben je belazerd? De speurhonden zitten me na, ik moet trachten uit de litsen te geraken.
Laat je arresteren. Drie maand voorarrest en op de slotzitting ben je vrij.
Geen maren. Kom, ga met me mee naar de politiepost, hier vlakbij.
(Beiden willen af.)
Zocht u niet naar vrouw Themis?
Men zegt dat de brilleman blinden tot zieners maakt.
Geen nood, als ik haar weer eens op mijn weg ontmoet, kan ik van haar blinddoek nog een soliede prop maken
(af met Gigolo).
| |
Tafereel VI.
Havelozen - Gunnar - Ottokar - Werver.
(rechts op):
Dat vrachtje is besteld. Te mooie meid om halvedraai te maken.
(luid)
Weerbare manschappen. De dienstplicht is terug ingevoerd.
De heerschappij is toch gefnuikt?
Zo dwingt men de mensen vrij te zijn.
Ons bewind wordt aangevallen door al de nabuurstaten. Wie weet wat al intrigues reeds zijn opgezet. Er een ruggesteun zijn voor de machthebbers van het ogenblik. Anders worden we morgen overrompeld en het bevrijdingsgebaar van vandaag is nutteloos geschied.
Vecht voor uw vredesideaal. Te wapen! Op! naar de kasematten!
Voor vrede vechten of verdrukking. Er is geen andere uitkomst. We kunnen de kringloop niet ontspringen.
(autoritair):
In 't gelid.
Die stem heb ik meer gehoord. Net een roestig hengsel. 'k Durf er op wedden dat het die verwaande pochhans is van het XXe voetvolk.
Wie spreekt daar tegen? Hoed u voor uitdagingsagenten. Wie ik ben
(stil)
leverancier in kanonnenvlees. Een kobold aan gindse zijde van het Walhalla wet reeds
| |
| |
de zeis. Een nieuw geslacht is opgestaan en wil zijn dwaze droom koen tot een daad stalen. Maar de wijl is reeds verstreken. De dood heeft haar zandloper omgedraaid. Ik ben haar afgezant.
(tot havelozen)
Hoed u voor de Kaïnslag. Wilt gij hem afweren, hanteer het wapen. Betrouw nooit je gebuur. Laat je niet lijmen. Laat je niet inpalmen. Wie mij volgt gaat uit op roof. Maar weeldelanden vallen voor hem open.
(Havelozen aanschouwen hem in sprakeloos ontzag)
Het leven is voor jullie een grauwe galeigang. Volgt mij, erkent mijn gezag en de vruchten in de boomgaarden overal zijn aan ons.
(Hij lokt de havelozen naar links, zij volgen als onder de hypnose van zijn machtsblik). (De brasero smeult stil.)
De laatste volgeling sloot aan bij de veroveraars. Alles heeft mijn geloof verraden. In dit land is de vrijheid een dwanggebod van drilmeesters. Mijn groots geloof is logen.
(De achtergrond rond het Mariabeeld licht teerblauw op)
Madonna, zij die gingen hullen zich welgevallig in wijde gewaden wijl hun hand sloeg. Voor u sta ik, schamele schooier op de kruisbaan waar de heerekoets voorbijwiegt, en hem draagt, die zich vergreep aan evenaasten. Madona, haveloos en verworpen nader ik uw beeld. Wentel om mijn leden dolensmoe, Uw weidse mysteriënmantel.
(toonloos bij het vuur):
De brasero is gedoofd.
DOEK.
Victor J. Brunclair.
|
|