Karel van Rijn: aan den eindpaal! Lustig fantasiespel in drie bedrijven. (Uitgave: J. Vermaut, Kortrijk. Prijs: 7.00 fr.)
In dit stuk is vooral een tekort aan charge. De ‘Eindpaal’ wordt niet voldoende gesuggereerd. Het is net of de schrijver zijn tooneelstuk ‘fantasiespel’ heeft genoemd, omdat hij zelf dat tekort aan fantasie zeer goed bemerkt en gevoeld heeft. Het jaar 2100 - in verband met de bedoeling van het stuk - is zeker maar magertjes gecaracteriseerd door 'n paar telefoon-gesprekken, luchtreizen en een vrouwelijken minister van Coloniën. Hierbij kunt ge, als verstandig toeschouwer, hoogstens 1940 denken. Ook zijn die twee en twintigste eeuw-producten van 'n absoluut-inkonsekwente verdraagzaamheid; zoo vernemen wij bijv. dat mevrouw de minister van Coloniën nog steeds aan een schilder niet verwijt dat hij schilderijen maakt. Dat is beslist in 2100 een mensch met verouderde principes, in elk geval haar verheven ambt niet waardig.
De opzet van het stuk is anders zeer aardig: den eindpaal aanduiden, met het zeer logische gevolg dat de ‘oude beschaving’ het opnieuw haalt - maar gij krijgt den indruk dat de schrijver verder en breeder gezien heeft dan hij verwezenlijkt. De aanhef is het beste deel. Gaande weg, bedrijf na bedrijf, verengt het stuk.
Beslist heeft dit werk kwaliteiten. Van Rijn verheft zich hiermee ver boven zijne vroegere tooneelstukjes. Dit is op zijn minst een interessante proeve; het stuk ware zelfs te redden, maar dan bij 'n geraffineerde, moderne vertolking, met weglating van sommige ellenlange philosophische redeneeringen, die hier bepaald ongewenscht voorkomen, niet alleen omdat de handeling er onder lijdt, maar ook om den vaak bedenkelijken inhoud er van. Zoo bijv.: de verhandeling van den jongen heer Frank over wat ‘groot’ is en ‘klein’ (akt 1), waarin dit modern product der volmakingsschool van Californië onder andere merkwaardige ontdekkingen, de volgende verbazende sententia verkondigt: ‘Veel van wat wij groot noemen is slecht, onbestendig, vergankelijk. Maar veel van het kleine is eeuwig-durend mooi, omdat daarin het geluk en de ziel worden opgebouwd, die de basis vormen van het leven’.
Waarop Greta, het nichtje-advokaat, antwoordt: ‘Jij doet aan poësie’. Inderdaad.
W.P.