Het Inwendig leven van Paul
VI.
Paul mediteert.
OP een strakken, glazigen val-avond van April trad Paul een verbruinde kerk binnen. Na diep geknield te hebben vóór het Heilig Sacrament, schoof hij devoot een bidbank in. Hij overdacht daar, na enkele stonden verstrooidheid, het bitter lijden des Heeren zóó nadrukkelijk dat hij zich als het ware vereenigde met de gebroken beenderen en het vreeselijk bloed-verlies Gods.
Een haan kraaide ruig en laag achter een kerkraam. Paul ontroerde: hij zag inwendig een begloeide binnenplaats waarop een vuur rookte midden duisterachtige soldaten; er kwamen luie knechten met Jezus aan taaie touwen... O, die oogen Gods: zij schouwden tot het inwendige in. Petrus, die met aangeroode tunica aan het vuur stond, zweeg verwezen, zijn hoofd zakte: hij ging heen.
Toen keek Paul op naar de lucht der binnenplaats; hij vermoedde de ochtend: een scheel licht begon oostelijk en de haan op een ballustrade prikte hardnekkig in zijn pluimen, onderwijl een dienstmeid in haar handen wreef aan de vlammen... ‘Jesu Domine, diligam te’, zuchtte Paul en hij zag verstrooid naar de kleurramen der kerk waarin een zwaar licht brandde. Er tippelde een krom vrouwtje voorbij de banken en Paul rook den zuren, armoedigen reuk van haar vodderigen rok; ook zijn bidbank: klefferig aan zijn handen; eveneens de kerk had een geur van dagelijksch lijkkisten-hout. Paul ondervond een natuurlijke afkeer van deze gewaarwording, maar hij bad vurig: ‘Jezus, heb ook medelijden met mijn armoê!’ Hij probeerde nu een volle overgave aan de meditatie der heilige Vijf Wonden en herinnerde zich den Psalmist: ‘Zij hebben mijne beenderen geteld’; en verder: ‘Non homo sum sed vermis’. Het knetteren van een kaarsen-standaard verwarde hem; ook het gefezel in een biechtstoel en het geslef der stoeltjeszetster verstoorde zijn aandacht...
Eindelijk aanzag Paul liefdevol een bloed-begudste Jezus op een kruisbeeld. ‘Dominus meus et Deus meus’, aanbad hij. Paul smeekte om gelijkvormigheid aan het bitter lijden: daarna vestigde hij zijn aandacht sterk aan eigen handen, voeten en zijde zoodat hij ervaarde de pijn des Zaligmakers op geestelijke wijze: hij kreeg een fel innerlijk gezicht en gehoor: de visie der Kruiswonden, de hamer- en geeselslagen, de schok van het kruishout in den kuil en het onafgebroken druppen van het heilig bloed.