Vlaamsche Arbeid. Jaargang 12(1922)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Erfzonde IK eet de duisternis met dezen mond in een zwarten kelder waar ik leef, duisternis, zwart als aarde, oovral rond: hoor, mijn lichaam eet; ik bied, ik geef het de onverteerde, nooit begonnen nacht. Luister, luister: dààr is de stap van God die klinkt op 't hol gewelf vol kracht: eet ik de duisternis naar zijn gebod? En nu: zijn voet talmt aan die kelderdeur; ik vrees, helaas, het witte hemellicht, de gloed zijner schaduw, zijn stem, zijn geur. Maar ik eet de nacht; de deur zwart, dicht. Karel van den Oever. Vorige Volgende