Dat was eenvoudig, eerlijk, liet geen achterpoortjes open. En daar hield hij van. Zoo is hij minder en minder gaan voelen voor een Vlaamsch politiek, die, al is ze zooveel idealistischer in haar beweeggronden als onbaatzuchtiger in haar streven dan de Belgische partijstrijd, toch maar dezelfde lamme boel geworden was van remmende kompromissen, schuwe begripsverdoezeling, goochelpartij met voorzichtige leuzen die voor geen inhoud staan, hetzelfde lammenadig spel van ‘aap, wat heb ge mooie jongen’. Hij verstond nu eenmaal de kunst niet om met een gladvroom gezicht twee heeren dienend, beiden om den tuin te leiden. En Jan Kordaat heeft dan maar geprobeerd op een andere wijze Vlaanderen te dienen.
De studie-notas en knipsels die hij links en rechts verzameld heeft, geduldige kompilatiearbeid dien hij later synthetisch hoopte te kunnen verwerken zoodra hij de wijsgeerige vorming achter den rug had, toonen duidelijk hoe zeer zijn Vlaamsgezindheid zich aan het verintellektualiseeren was. Maar de oude gloed daarbinnen was nog niet verlaaid. Er is iets heerlijk-warms in de strijdbare liefde voor Vlaanderen zooals die, onvermengd met egoïstische motieven, gaat ontwaken, in de jaren van vage behoefte aan trouwe aanhankelijkheid en ridderlijk beschermen. Liefde die alleen ons tot het offer bereid maakt.
Helderheid van begrippen zonder zonnewarmte van gevoel, is nog maar vrieslucht waarin geen zaad van offer kan gedijen.
Het allermooiste in dat voorbeeldig jongensleven was wel de bescheiden toewijding waarmede hij steeds gedaan heeft, niet wat hij eigenlijk het prettigst vond te doen, niet wat met zijn bijzonder talent best overeenkwam en waar dus de meeste lauweren meê te oogsten vielen, maar altijd en alleen wat hij meende in het onmiddellijk belang der zaak te zijn, waaraan alles ten offer gebracht werd.
Veel gevoel voor kunst had hij. Aanleg voor literatuur. Hij had begrepen dat de studenten woekeren moesten met hun tijd, omdat geestelijke zelfstandigheid, door zelfstudie op een verfranschend onderwijs veroverd, de explosieve kracht wordt, die het politieke juk aan spaanderen slaat. Hij hield van stille zelfbezinning. Vaak moet het hem pijn gedaan hebben te bedenken hoe de vruchtbaarste jaren van geestelijke ontwikkeling, die Vlaanderen later heel wat rijkelijker zouden ten goede gekomen zijn, feitelijk