een rivier van kleurige gesteenten. Daar rustte ook de handbal van puur goud en de weelderige keizerskroon.
Terwijl Karel zich van zijn lederen hozen ontdeed zag hij die weelde en medeen ging er een blijde klop door zijn hart.
Hij voelde weer eens door en door, wat soms in de drukte van staatszalen en krijg niet goed-aandoenend genoeg kon gevoeld worden, dat hij de heerscher van de wereld was.
Het doortintelde hem van geluk en hij ging over en weer, en ging naar de ramen, waar doorheen de zoele, geurige asem de lentelucht binnen vloeide.
Hij zag de streek blauw-donker in de nacht, maar klaar verzilverd door de milde maneschijn, en hij zag heel, heel ver de heuvelen met hun bosschen en velden wegkantelen naar daar waar het land verzopen lag achter de manestralen en de Rhijn was glinsterend van maneschilfers als spartelden er duizend zilveren visschen omhoog.
En hij wist dat tot heel, heel ver, dagen reizens, langs de vier windstreken al het land het zijne was; dat al de gronden die valleiden naar den Rhijn, den Donau, de Maas, de Schelde, de Seine en nog anderen, dat die allemaal de zijne waren, met al wat er op was: hoeven, burchten, kloosters, kasteelen, heiden, dorpen en steden. 't Was allemaal 't zijne en van hem; 't was zijn goed en zijn eigendom; was er heer en meester, beslissen en beschikken over en beheerschte het alles met de twee kronen van Koning en van Keizer.
Nu zijn baard verzilverd was en de vrede over de landen lag, en de vijanden zich stil hielden, overzag hij zijn werk en zijn eigen stand, en was kinderlijk blij zoo hoog verkoren te zijn boven de menschen, die hij regeerde voor de liefde Gods.
Om dien vrede te bestendigen, de orde te handhaven en zijnen lof en zijn roem te bevestigen en te vermeerderen, zou hij morgen weer hof houden met op het hoofd de zware kroon die beroemd was tot in de landen van overzee.
Ze droeg de grootste en zeldzaamste edelgesteenten die er op de wereld te vinden waren. Ze was vervaardigd uit acht rechtstaande gouden platen, bezet met steenen en opgeluisterd met heiligenfiguren van smalt; de platen waren van boven rond, en de voorste droeg een parelen kruis, dat langs achter gesteund wierd door een gouden brug, een kam, die op de achterste plaat rustte.
Ze was doorzegend van den Paus van Rome zijn gewijde vingeren,